Levensbeschouwelijk Onderwijs in Engeland, Nederland en Vlaanderen. Een vergelijkende studie naar de evolutie van het levensbeschouwelijk onderwijs

Katrien
Desimpelaere

De evolutie naar neutraal onderwijs over levensbeschouwingen: evident in Engeland, betwist in Nederland en Vlaanderen


Recent gingen in Vlaanderen stemmen op om het levensbeschouwelijk onderwijs grondig te hervormen. Volgens sommigen is een eenheidsvak over levensbeschouwingen en filosofie wenselijker dan de huidige levensbeschouwelijke vakken. Dit voorstel deed heel wat stof oplaaien in Vlaanderen. In andere landen is een eenheidsvak echter reeds  geruime tijd realiteit. Dichtst bij huis is Engeland daar het beste voorbeeld van. Dit is enigszins verbazend gezien de nog relatief sterke kerk staat verbinding in het land die ook doorzindert in het onderwijs. Hoe komt het dan dat in Nederland en Vlaanderen, waar de levensbeschouwelijke neutraliteit van het openbaar onderwijs zo cruciaal is, dergelijk ?neutraal? onderwijs over levensbeschouwingen zoveel moeilijker en later ingang vindt?In Engeland werden van de 19e eeuw tot diep in de 20e eeuw uitsluitend  confessioneel christelijke godsdienstlessen gegeven op de Engelse scholen. Toen de maatschappelijke samenstelling grondig veranderde onder invloed van de pluralisering en secularisering groeide stilaan het besef dat het levensbeschouwelijk onderwijs niet aangepast was aan deze nieuwe omstandigheden. Vanuit verschillende hoeken werd vanaf de 
jaren ?60 dan ook gepleit voor objectief onderwijs over verschillende levensbeschouwingen. In 1988 werd in gans Engeland het confessioneel christelijke vak Religious Instruction verlaten voor het niet-confessionele multireligieuze Religious Education.

Bij onze noorderburen in Nederland zien we recent ook een evolutie naar objectief onderwijs over levensbeschouwingen. Als we enkel kijken  naar het secundair onderwijs valt het op dat deze evolutie erg recent is. Pas in 2006 werden middelbare scholen verplicht aandacht te besteden aan verschillende levensbeschouwelijke strekkingen. Scholen zijn echter volledig vrij om te beslissen hoe ze dit invullen; dit kan in een apart vak als ?Levensbeschouwing? of men kan vakoverschrijdend te werk gaan. Daarnaast blijft het ?traditionele? levensbeschouwelijk onderwijs bestaan. Leerlingen in Nederlandse openbare middelbare scholen kunnen namelijk christelijk, humanistisch of islamitisch vormingsonderwijs volgen als ze dit op voorhand aanvragen. In de praktijk worden deze lessen echter nauwelijks gegeven.

In Vlaanderen wordt het levensbeschouwelijk onderwijs nog steeds georganiseerd volgens de principes uit het Schoolpact van 1958. Sindsdien hebben de ouders van leerlingen in het openbaar onderwijs de keuze tussen de niet-confessionele zedenleer of godsdienstlessen in één der erkende erediensten; dit zijn het katholicisme, het anglicanisme, het protestantisme, de orthodoxie, de islam en het jodendom. Sinds de jaren ?90 bestaat de mogelijkheid om vrijgesteld te worden van het levensbeschouwelijk onderwijs. Voordien achtte men dit niet noodzakelijk aangezien het vak niet-confessionele zedenleer als ?neutraal restvak? dienst zou doen. In de praktijk is het echter altijd een vrijzinnig humanistisch vak geweest, waardoor de nood aan een vrijstellingsmogelijkheid ontstond.

Recent werd in Vlaanderen het voorstel gelanceerd om de huidige organisatie van het levensbeschouwelijk onderwijs aan te vullen of te vervangen door één vak over levensbeschouwingen en filosofie. Dit voorstel deed heel wat stof oplaaien. Vooral de bevoegde instanties van de erkende erediensten en de niet-confessionele zedenleer trekken hard van leer tegen de wenselijkheid van dergelijk eenheidsvak. De voorbije jaren werd dan ook hevig heen en weer gedebatteerd tussen voor- en tegenstanders in tal van publicaties, opiniestukken in kranten en op discussieavonden.Hoe komt het dat de overgang van confessioneel levensbeschouwelijk onderwijs naar niet-confessioneel onderwijs over levensbeschouwingen zoveel later en moeilijker verloopt in Nederland en vooral Vlaanderen dan in Engeland? Dit lijkt op zijn minst verbazend als we in rekening brengen dat de openbare scholen in Nederland en Vlaanderen reeds geruime tijd een expliciet levensbeschouwelijk neutraal karakter hebben. Voor Engelse openbare scholen is dit veel minder het geval. Dit weerspiegelt de sterkere kerk staat verbinding die tot de dag van vandaag stand hield in Engeland. Zo wordt nog steeds iedere schooldag op openbare scholen ingeluid met een doorgaans christelijke eredienst. Daarenboven werden Nederland en Vlaanderen met dezelfde maatschappelijke veranderingen geconfronteerd vanaf de tweede helft van de 20e eeuw die het levensbeschouwelijk onderwijs in Engeland deden veranderen. Vooral de pluralisering en de secularisering die het levensbeschouwelijk klimaat veel gevarieerder maakten, speelden hierin een belangrijke rol.

Om een verklaring te vinden voor het feit dat het confessioneel levensbeschouwelijk onderwijs langer stand houdt in Nederland en Vlaanderen dienen we even terug te gaan in de tijd. In Vlaanderen kan men aan openbare scholen sinds 1959 kiezen tussen godsdienstlessen in de erkende erediensten en de niet-confessionele zedenleer. In Nederland is er de keuze tussen christelijk, humanistisch en islamitisch vormingsonderwijs. Dit keuzeaanbod lijkt de verzuilde maatschappij die beide landen / gemeenschap zolang typeerde te weerspiegelen: elke levensbeschouwing krijgt een eigen vak waarin het een erg grote autonomie heeft wat organisatie en inhoud betreft. In Engeland daarentegen is er altijd maar één levensbeschouwelijk vak geweest, dit was tot 1988 het confessioneel christelijke Religious Instruction. Dit ene vak kwam al snel onder druk te staan toen de maatschappij in toenemende mate pluralistisch en seculier werd. Naast de grote groep christenen doken nu namelijk ook grote groepen andersgelovigen en ongelovigen op. Door de typisch Engelse flexibele organisatie van het vak kon het relatief snel en makkelijk evolueren naar het niet-confessionele en multireligieuze vak dat het vandaag is. Het systeem in Nederland en Vlaanderen stond daarentegen niet zo snel onder druk van de gewijzigde maatschappelijke omstandigheden. Het bood immers de mogelijkheid aan verschillende levensbeschouwelijke groepen om in het systeem opgenomen te worden en hun eigen levensbeschouwelijk onderwijs te organiseren.

We kunnen concluderen dat het confessioneel levensbeschouwelijk onderwijs in Nederland en Vlaanderen tot nu stand hield door de verzuilde organisatie van het levensbeschouwelijk onderwijs. Hierdoor was de druk van de maatschappelijke veranderingen in de tweede helft van de 20e eeuw minder groot op het levensbeschouwelijk onderwijs. In Engeland zorgden deze veranderde omstandigheden wel voor een hervorming van het levensbeschouwelijk onderwijs. Recent wordt nu ook in Nederland en Vlaanderen voor verandering gepleit. In Nederland werd  dit gedeeltelijk verwezenlijkt. In Vlaanderen zal de toekomst uitwijzen hoelang de verzuilde reflex in het levensbeschouwelijk onderwijs nog stand kan houden?

 

Download scriptie (1.41 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2011