Reading Education in Two Languages

Eva
Bogaerds

LEESONDERWIJS IN DE LAGE LANDEN

Begrijpend lezen is een cruciale vaardigheid voor een succesvolle academische carrière. De laatste jaren is een discussie gaande over de leesvaardigheid van studenten in het hoger onderwijs. In de media wordt zelfs gesproken van “bedroevend slecht”. Hoe is het eigenlijk gesteld met de leesvaardigheid van de leerlingen in het secundair onderwijs die over een paar jaar ook student zullen zijn?

Uit een recent onderzoek blijkt dat het niveau van leesvaardigheid in grote mate afhangt van de school en leraar. Dit onderzoek naar leesvaardigheid in het secundair onderwijs heeft grote verschillen gevonden tussen afzonderlijke derde en vierde ASO en VWO klassen in Nederland en België. Daarnaast is er geen sterk verband gevonden tussen technische leesvaardigheid en begrijpend lezen. Wel blijkt leesvaardigheid in een eerste taal een goede voorspeller voor leesvaardigheid in een tweede taal.

Het hoger onderwijs krijgt de laatste jaren veel kritiek op de leesvaardigheid van hun studenten. De kloof tussen het secundair en het hoger onderwijs zou te groot zijn. Studenten komen niet door de dikke boeken en lange academische teksten heen. Het is zelfs zo slecht gesteld dat verschillende hoge scholen en universiteiten in Nederland en België programma’s hebben opgezet om de leesvaardigheid van studenten bij te spijkeren.

Naast leesvaardigheid in het Nederlands is ook Engels belangrijk voor studenten. Er wordt verwacht dat ze Engelstalige onderzoeken en boeken goed kunnen lezen en begrijpen. Door middel van subsidies vanuit Europa wordt tweetalig onderwijs en het vroeg beginnen met het leren van een tweede taal in toenemende mate gestimuleerd. Het aantal tweetalige scholen (Nederlands en Engels) neemt vooral in Nederland toe en ook op traditionele scholen beginnen leerlingen al op hun negende of tiende met Engels. De vraag is of zo vroeg aanvangen met Engelse lessen ook daadwerkelijk nut heeft voor bijvoorbeeld de leesvaardigheid in het Engels.

In België beginnen de leerlingen rond hun twaalfde of dertiende met het leren van Engels. Dat scheelt dus gemiddeld twee of drie jaar met de Nederlandse leerlingen. Aan Nederlands hebben ze ongeveer dezelfde hoeveelheid tijd besteed. Het bovengenoemde onderzoek heeft de verschillen tussen de Belgische en Nederlandse leerlingen onderzocht.

Aan dit onderzoek hebben vijf scholen in Nederland en België meegewerkt. De 127 leerlingen zijn allen derde- of vierdejaars van het secundair onderwijs op ASO of VWO niveau. Om een compleet beeld te krijgen van de leesvaardigheid van de leerling, is zowel een technisch- als een begrijpend lezen test in het Nederlands en Engels afgenomen.

Traditioneel wordt op zesjarige leeftijd begonnen met het aanleren van technische leesvaardigheid door middel van het matchen van klanken en letters. Op dat moment spelen technische vaardigheden dus een grote rol bij het begrijpend lezen. Deze relatie wordt, naarmate de leerling meer leeservaring opdoet en deze vaardigheden worden geautomatiseerd, zwakker. Bij de leerlingen in dit onderzoek blijkt deze relatie dan zelfs zeer zwak te zijn. Uiteindelijk is begrijpend lezen de belangrijkste vaardigheid van de twee en het is dus van belang dat hier voldoende aandacht aan wordt besteed vanaf het begin van het leesproces.

Wel geeft leesvaardigheid in het Nederlands een goed beeld van een leerling zijn leesvaardigheid in het Engels. Een leerling die een goede lezer is in een eerste taal heeft dus een grote kans net zo’n goede lezer te worden in een tweede taal. Deze overdraagbaarheid kan te maken hebben met spellingsovereenkomsten tussen de twee talen. Engels en Nederlands zijn beide alfabetische talen van Germaanse oorsprong. Maar  de transparantie van de spelling van beide talen verschilt: het Nederlands is regelmatiger dan het Engels. In een niet-regelmatige taal is het leren lezen lastiger en neemt meer tijd in beslag dan in een transparante taal.

De leerlingen hebben waarschijnlijk voldoende ervaring met het lezen in hun eerste taal, zodat ze hun vaardigheden in het Engels kunnen toepassen. Leren lezen in een transparante orthografie zou het lezen in een niet-transparante taal kunnen faciliteren.

Een van de belangrijkste conclusies uit dit onderzoek is, dat de individuele verschillen tussen de leerlingen en de klassen redelijk groot zijn voor zowel Nederlands als Engels (figuur 1 en 2). Zo zijn er bijvoorbeeld forse verschillen tussen twee Belgische derde klassen, die eigenlijk gelijkwaardige scores zouden moeten laten zien. Dit geldt ook voor de twee Nederlandse derde klassen. Eén van de derde klassen scoort bijvoorbeeld zeer hoog op begrijpend lezen, zelfs hoger dan de vierde klassen. Een andere derde klas scoort zeer laag op beide testen. Leesvaardigheid hangt dus niet perse af van het aantal uren studie of het land, maar eerder van de school en klas.

De school en leraar hebben, waarschijnlijk een grotere invloed op de leesprestaties van de leerlingen dan vaak wordt aangenomen. De school moet een goede basis creëren voor de leerling en hoe hoger de kwaliteit van de lessen, des te kleiner de invloed van bijvoorbeeld socio-economische verschillen. Een leerling moet niet alleen technisch lezen leren, maar vooral ook hoe een leesproces verloopt, wat voor strategieën toegepast kunnen worden én wat een plezier men kan beleven aan lezen. Leraren hebben, helaas, vaak niet de juiste expertise. Goed onderwijs begint dus bij goede leraren en een goede lerarenopleiding. Binnen de lerarenopleiding zouden lezen en literatuur een grotere plaats in moeten nemen. De leraar moet tenslotte goed voorbereid worden om kennis over te kunnen dragen.

Voor Engels geldt eigenlijk een zelfde principe, de Nederlandse leerlingen scoren niet veel hoger dan de Belgische leerlingen. De extra tijd die in Nederland dus aan Engels wordt besteed lijkt niet direct effect te hebben. Kinderen lezen weinig Engels uit zichzelf en op de vraag wanneer ze Engels het meest gebruiken wordt het meest geantwoord “tijdens computerspelletjes”. Ook hier komt de invloed van de leraar naar voren. Veel leraren in het basisonderwijs zijn niet extra opgeleid voor Engels en ervaren dan ook problemen bij het onderwijzen van deze taal. Binnen de lerarenopleiding zou dus een onderdeel Engelse taal moeten worden ontwikkeld. Naast een betere opleiding voor leraren zou er ook een meer gestandaardiseerd systeem moeten worden ontwikkeld, waardoor de individuele verschillen tussen scholen afnemen.

 

Wanneer, tenslotte, de basis van het lezen niet goed ontwikkeld wordt, kan dit een kind tijdens zijn volledige carrière belemmeren.

Download scriptie (4.91 MB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2013