Het Europese en Belgische energiebeleid in het licht van de klimaatverandering

Marijke
Peys

Klimaat en energie, beladen begrippen in de actualiteit

Een rechts-gebonden thema met actualiteitswaarde, dat was mijn doelstelling bij het kiezen van een thesisonderwerp. Het lezen van kranten bracht mij al gauw op de thema’s klimaat en energie. Electrabel lag de laatste jaren onder vuur omwille van zijn hoge prijzen. De privésector gaat geld pompen in windenergie. De subsidiëring van zonnepanelen wordt teruggedraaid. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de synergie tussen milieu en energie. Ze tonen bovendien aan hoe flexibel het recht en de besluitvorming dienen te zijn om een dynamisch energiebeleid blijvend te kaderen. Energie is immers een beleidsdomein dat iedereen aanbelangt. In een sterk geïndustrialiseerde wereld wordt energie ervaren als een basisbehoefte, men kan niet meer zonder.

Toch kan men energie niet alleen als goed beschouwen. Energie wordt heden ten dage in dezelfde zin gebruikt met de begrippen: milieu, klimaat en specifiek klimaatverandering. Wetenschappers schrijven de klimaatverandering vooral toe aan de uitstoot van broeikasgassen, waarbij de energiesector verantwoordelijk is voor veruit het grootste deel van de door de mens veroorzaakte broeikasgasemissies. De Europese Raad definieert klimaatverandering als “een verandering in het klimaat die direct of indirect wordt toegeschreven aan menselijke activiteit, die de samenstelling van de atmosfeer wijzigt en die naast natuurlijke klimaatwisselingen wordt waargenomen gedurende vergelijkbare perioden”. (Besluit Raad nr.94/69/EG, 15 december 1993 betreffende de sluiting van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatsverandering, PB L 33 7 februari 1994.)

In mijn thesis wordt er dieper ingegaan op het energiebeleid dat België en Europa vandaag voeren. Hoe is dit gegroeid en hoe zal dit verder evolueren? Energie werd lange tijd door de lidstaten buiten de bevoegdheid van de Europese Unie gehouden. Ze wilden dit nationaal blijven behandelen. Vandaag de dag komt steeds meer de idee naar boven dat een eengemaakte markt niet mogelijk is zonder ook een eengemaakt energiebeleid. Het is juridisch interessant om na te gaan hoever men in 2012 staat met deze interne energiemarkt. Het Europese Klimaat- en Energiepakket van 2008 vormt de leidraad doorheen de verhandeling. Hierin werden volgende drie doelstellingen opgenomen:
- 20% minder uitstoot van broeikasgassen
- 20% minder energieverbruik
- 20% van het totale energieverbruik uit hernieuwbare energiebronnen.
Om na te gaan welke initiatieven Europa genomen heeft om deze 20-20-20-doelstellingen te verwezenlijken, vertrok ik van de vier energiebeleidsgebieden opgenomen in art. 194 VWEU.

Het eerste beleidsgebied dat behandeld werd is het waarborgen van de energiemarkt. In dit deel wordt het liberaliseringsproces van de gas- en elektriciteitsmarkt besproken. In België kunnen we vanaf 1 juli 2007 spreken over een volledig vrije elektriciteits- en gasmarkt.

Het waarborgen van de continuïteit van de energievoorziening vormde een tweede beleidslijn. Om continuïteit te garanderen, dient de Unie in grote mate energieonafhankelijk te zijn. Dit beoogt de Europese wetgever door in te zetten op hernieuwbare energiebronnen. Hernieuwbare energiebronnen zijn bronnen die niet uitputten door exploitatie. België heeft inzake gekozen voor een systeem van groenestroomcertificaten. Uit een praktijkvoorbeeld over zonnepanelen heb ik echter trachten aan te tonen dat de Europese en Belgische wetgever inzake dergelijke certificaten het beleid niet helemaal hadden doordacht en naarmate de jaren verstrijken wordt dit beleid dan ook opengetrokken.

Energie-efficiëntie vormt de derde beleidslijn. De Europese initiatieven inzake energie-efficiëntie situeren zich op 6 gebieden: de energieprestatie-eisen van huishoudelijke apparaten en gebouwen, de verbetering van de energieomzetting, het beperken van het brandstofverbruik bij voertuigen, voorlichting en bescherming van de consument en internationale partnerschappen.

In het vierde deel wordt het bevorderen van de interconnectie van de energienetwerken besproken.

De conclusie is dat de bezorgdheid voor het klimaat, een bezorgdheid die de laatste jaren een centrale plaats gekregen heeft binnen het wetgevingsproces, een duurzaam energiebeleid naar voor geschoven heeft. De Europese en Belgische wetgevers proberen een lange-termijnvisie uit te werken waarin energie toegankelijk wordt en blijft voor alle burgers, zonder dat dit nefaste gevolgen dient te hebben voor het milieu. Twee belangrijk elementen in deze visie zijn: de bewustmaking van de burgers en het belang van blijvende innovatie.

Belangrijk is om te benadrukken dat de klimaatverandering een mondiaal probleem vormt. De Europese initiatieven zijn zinloos zonder de inzet van de gehele internationale gemeenschap. Energie is niet meer weg te denken uit onze samenleving en vormt dan ook een onderwerp dat iedereen aanbelangt en door velen wordt opgevolgd. Dit onderwerp is naast juridisch dus ook maatschappelijk van belang. Mijn thesis heeft mij duidelijk gemaakt dat de aanpak van de klimaatverandering een proces van lange duur is. Europa heeft vele jaren nodig gehad vooraleer de lidstaten bereid waren hun krachten te bundelen. Op internationaal vlak is eenzelfde aarzeling te bemerken. Optimisme mag er echter wezen. Zo heeft Barack Obama ook de strijd aangebonden tegen de klimaatverandering. In juni 2013 werd er nog persaandacht gegeven aan de samenwerking tussen de VS en China. Deze grootmachten hebben een belangrijke rol te spelen willen we deze strijd winnen, immers:

“Those of us in positions of responsibility, we’ll need to be less concerned with the judgment of special interests and well-connected donors, and more concerned with the judgment of posterity” (Quote President Obama, toespraak, Georgetown University, 25 juni 2013.)
 

 

Download scriptie (1.12 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2013