Articulatieprofiel en oromyofunctioneel gedrag bij kinderen die consulteren voor een orthodontische behandeling

Laurence
Becue

Met spraakproblemen en afwijkende mondgewoonten naar de orthodontist

Wat hebben spraak en orthodontie met elkaar te maken? Niet veel, hoor ik u denken. Nochtans kampt 7 op de 10 kinderen die consulteren bij een orthodontist met spraakproblemen. Dit werd bewezen in een uniek wetenschappelijk onderzoek naar spraakproblemen en afwijkend mondgedrag bij kinderen die een orthodontische behandeling starten.

Tegenwoordig wordt er veel aandacht besteed aan het uiterlijk in onze maatschappij. Het voorkomen speelt een prominente rol in onze sociale contacten. De esthetiek van het gebit maakt hier een belangrijk deel van uit waardoor orthodontie de laatste jaren veel toegankelijker is geworden. Fysieke, sociale en psychologische effecten zijn vaak de belangrijkste redenen waarom men een orthodontist raadpleegt. Echter zijn de tanden ook belangrijk bij het articuleren van specifieke klanken. Het gebit maakt, samen met de tong, de lippen en het verhemelte, deel uit van het spraakorgaan. Enige abnormaliteit aan de positie van de tanden zou een negatief effect kunnen hebben op de productie van spraakklanken. Verder bestaat er ook een opmerkelijk verband tussen het mondgedrag en veranderingen in tandstand. Gebitselementen veranderen van plaats wanneer de druk van de tong groter is dan de druk van de lip- en wangspieren. Dit kan door gewoonten zoals vinger- en duimzuigen, langdurig fopspeengebruik, afwijkend slikgedrag, afwijkende tonghouding in rust, habituele mondademhaling, open mondgedrag, foutieve lipgewoonten, nagelbijten en tandenknarsen. In deze studie werd er nagegaan welke van deze krachten nu precies het evenwicht kunnen verstoren waardoor er veranderingen aan de tandstand en de spraak ontstaan.

Betrouwbaar en uniek wetenschappelijk onderzoek
Slechts enkele studies voerden reeds onderzoek naar de articulatie en het afwijkend mondgedrag van kinderen die in behandeling zijn bij een orthodontist. Deze unieke studie onderzocht 110 kinderen tussen 6 en 12 jaar. Hiervan consulteerden 56 proefpersonen met een gemiddelde leeftijd van 10 jaar op de dienst orthodontie van het Universitair Ziekenhuis Gent (experimentele groep). Twee orthodontisten stelden een diagnose bij deze kinderen. Via matching op leeftijd en geslacht werd een groep van 54 kinderen samengesteld die niet in behandeling waren bij een orthodontist (controlegroep). Twee logopedisten onderzochten de 110 kinderen onafhankelijk van elkaar. Aan de hand van een vragenlijst, articulatieonderzoek en mondmotorisch onderzoek, werd een profiel opgesteld. De resultaten van de kinderen uit de twee proefgroepen werden statistisch vergeleken. Hieruit kwamen enkele interessante zaken naar voren.

Opmerkelijk
Vooreerst zagen we een duidelijk verschil betreffende de levenskwaliteit. Kinderen met abnormaliteit van de tandenstand, voelen zich minder goed in hun vel en ervaren meer problemen met het spreken dan kinderen die geen orthodontische behandeling starten. We zagen hierbij de trend dat de esthetiek een aanzienlijke impact heeft op het zelfvertrouwen vanaf 10 jaar.

Uit het articulatieonderzoek kwam naar voren dat 73,2% van de kinderen die consulteerden bij de orthodontist, een articulatiestoornis heeft. De klanken /s/, /l/, /t/ en /n/ waren het meest frequent gestoord. Deze klanken behoren tot de apico- alveolairen, klanken die gevormd worden door contact van de tong met het verhemelte. De meest opvallende articulatiestoornis is addentaliteit,  hierbij worden de klanken te veel naar voren gearticuleerd (tongpunt tegen de snijtanden i.p.v. achter de boventanden). Een gestoorde articulatie kan aldus resulteren uit afwijkingen aan de tandenboog. Daarnaast kan de aanwezigheid van mondmotorische dysfuncties ook aanleiding geven tot articulatieproblemen. Er werd namelijk een opvallend verband gevonden tussen een gestoorde articulatie en een voorwaartse tonghouding in rust. Normaliter dient het tongpunt in rust tegen het verhemelte te zitten, achter de boventanden. Een voorwaartse tonghouding in rust creëert zo een foutieve articulatiebasis. Dit resulteerde in 83,8% van de gevallen in een afwijkende articulatie.

Wanneer we dieper ingaan op de resultaten van het mondmotorisch onderzoek, zien we dat voorwaartse tonghouding in rust het vaakst gediagnosticeerd werd bij de kinderen die consulteerden voor een orthodontische behandeling, namelijk bij 66,1%. Deze pathologische tonghouding oefent een continue kracht uit en verstoort het evenwicht. Hierdoor wordt de vorm van de tandenbogen beïnvloed en wijzigt de tandenstand. Ook tijdens het slikken diagnosticeerde men duidelijk meer een afwijkend slikpatroon (afwijkende lip- of tongpositie tijdens het slikken) bij de kinderen op de dienst orthodontie. Verder bleek dat kinderen met scheefstand opvallend meer open mondgedrag, mondademen, liplikken en zuiggewoonten (langdurig fopspeengebruik en vinger- en duimzuigen) vertonen. Echter is de oorzaak- gevolg relatie nog steeds onduidelijk daar afwijkend mondgedrag zowel de oorzaak als het resultaat kan zijn van verandering in tandstand.

To do
Dit betrouwbaar onderzoek concludeerde een duidelijk verschil inzake articulatie en afwijkend mondgedrag tussen patiënten die consulteerden voor een orthodontische behandeling en de controlegroep. Dit suggereert een belangrijke interdisciplinaire samenwerking tussen logopedist en orthodontist. De orthodontist dient steeds opmerkzaam te zijn voor articulatieproblemen en afwijkend mondgedrag. Een orthodontische behandeling in aanwezigheid van afwijkende mondgewoonten kan leiden tot terugval na orthodontische correctie. Een logopedische behandeling kan de afwijkende mondgewoonten modificeren en de mondmotorische functies optimaliseren. Concreet kan de logopedist ondersteuning bieden bij het afleren van duim- en vingerzuigen, de lip- en tongspieren versterken, een correcte slikact aanleren, specifieke articulatietherapie geven enzovoort.

Tot slot is het bovenal belangrijk om de afwijkende mondgewoonten tijdig op te sporen en af te leren. Naast de professionele hulpverleners, speelt ook de omgeving van het kind hierbij een belangrijke rol. Wanneer in deze studie aan de ouders werd gevraagd of hun kind een spraakprobleem heeft, gaf slechts 2 op de 10 aan dat er mogelijks een probleem is. De ouders hadden veelal de articulatieproblemen van hun kind niet waargenomen. Daarnaast hadden ze duidelijk ook moeite met het rapporteren van afwijkend mondgedrag zoals liplikken en open mondgedrag. Hypothetisch kan gesteld worden dat ouders afwijkende mondgewoonten en articulatiestoornissen niet opmerken of als normaal aanschouwen daar ze hier slechts een beperkte kennis over bezitten. De omgeving dient bewust gemaakt te worden over afwijkende mondgewoonten en de mogelijke consequenties. Zo kan er preventief worden ingegrepen en verlaagt de drempel naar professionele hulpverlening. Preventief is het realiseren van lipsluiting (mond sluiten in rust en door de neus ademen) en het voorkomen van persisterende zuiggewoonten (fopspeengebruik en duim- en vingerzuigen) primair.

O ja, wat hebben logopedie en orthodontie alweer met elkaar te maken? Juist ja…veel!

Download scriptie (994.17 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2014