"Juf, kunnen meisjes ook met meisjes trouwen?” Beeldvorming rond holebi’s door kleuterleerkrachten

Nina
Stoffijn

Kleuterleerkrachten als schakel voor positief beeld rond holebi’s

“Hey, janet!”, “Da’s voor homo’s”, “Gaaaay!”,… Klinken deze uitspraken u bekend in de oren? 5 à 10% van de bevolking – ofwel minstens 1 leerling per klas – uit zich openlijk als holebi. Toch tonen we ons nog al te vaak negatief tegenover mensen die zich aangetrokken voelen tot hetzelfde of beide geslacht(en). Opmerkingen zoals hierboven, maar ook de nog sterk aanwezige ‘heteronorm’ (handelen vanuit het idee dat iedereen hetero is) hebben vaak een grotere impact dan men denkt. Ook fysiek en psychisch geweld tegenover holebi’s is niet uitzonderlijk. Van waar komt deze homonegativiteit? Hoe kunnen we hier verandering in brengen en wat zorgt ervoor dat deze verandering op zich laat wachten?  

Hoe homonegativiteit tot stand komt
Wanneer men zoekt naar oplossingen voor homonegativiteit, kan men zich baseren op volgende mogelijke benadering. Wie zich op een – impliciete of expliciete – negatieve manier gedraagt t.o.v. holebi’s, doet dit meestal vanuit onwetendheid. Via stereotypen en vooroordelen die – bewust of onbewust – worden aangebracht door de omgeving, draait onwetendheid vaak uit op negativiteit. Vooroordelen en stereotypen vestigen zich reeds vóór de leeftijd van 6 jaar. We zijn ook nog op latere leeftijd beïnvloedbaar, maar de basis van wat we ‘normaal’ of ‘anders’ vinden, wordt reeds dan gelegd. Wanneer we willen werken aan een positief beeld rond holebi’s, zijn kleuters uit de 2e à 3e kleuterklas dan ook de ideale doelgroep.

Kleuterleerkracht als rolmodel
Zoals geweten, is de kleuterleerkracht een rolmodel voor kinderen. Indien deze een positieve houding aanneemt tegenover holebi’s en er sporadisch over vertelt, zullen kinderen dit ook als iets ‘normaals’ beschouwen, dat deel uitmaakt van de wereld waarin ze leven. ‘Homo’ of ‘lesbo’ zal dan ook niet langer als scheldwoord gebruikt worden, omdat men het woord begrijpt en de negatieve lading van het begrip is weggenomen. Ondanks het aangetoonde belang van ‘positieve beeldvorming’ rond holebi’s in de kleuterklas en het aanwezige materiaal (handleidingen, boekjes,…), wordt er amper tot niet op deze manier gewerkt.

Positieve beeldvorming stimuleren
Vanuit de huidige situatie lijkt het creëren van nieuw materiaal voor de kleuterleerkracht noodzakelijk om positieve beeldvorming te stimuleren. Echter schuilt het risico dat ook dit materiaal in de vergetelheid belandt. Belangrijker is de vraag waarom er nauwelijks aan positieve beeldvorming wordt gedaan in de kleuterklas. Omwille hiervan werd bij een selecte groep kleuterleerkrachten uit de 2e en 3e kleuterklas een situationeel interview afgenomen, waarin situaties werden voorgelegd die zouden kunnen voorvallen binnen de klas. Vanuit deze situaties werd de opinie van de leerkracht verder bevraagd en verkreeg men inzicht in de beweegredenen, bekommernissen en attitudes van kleuterleerkrachten omtrent deze thematiek. Verder konden leerkrachten aantonen of ze positieve beeldvorming nodig vinden.

Mening van kleuterleerkrachten
We stelden vast dat het thema ‘holebi’s’ amper leeft onder kleuterleerkrachten. Enkel wanneer er zich een concrete aanleiding of situatie voordoet – zoals bijvoorbeeld een kind in de klas met ouders van hetzelfde geslacht – , wordt erover gesproken of rond gewerkt. We zagen dat de meeste kleuterleerkrachten geen nood ervaren aan werken rond het thema, in tegenstelling tot wat de literatuur uitwijst. ‘Werken rond’ wordt gezien als iets expliciets – zoals bijvoorbeeld een themadag – wat misplaatst zou zijn in de kleuterleefwereld. Er werd verduidelijkt dat we doelden op ‘impliciete’ beeldvorming (ook eens twee vaders spelen in de poppenhoek, een boek voorlezen over twee mama’s,…). Hierop beaamden de kleuterleerkrachten alsnog het belang van een accepterende, neutrale houding.

Invloed op de kleuterleerkracht
Leerkrachten voelen zich niet voorbereid op het aanbrengen van deze materie, wat zorgt voor onzekerheid. Men heeft nood aan bijscholing rond het thema en behoefte aan nieuwe handleidingen met concrete instructies. Huidig materiaal is immers vaak onbekend en ongebruikt. De structuur van het onderwijs zou volgens sommigen ook een rol spelen, “het onderwijs is niet mee”. Impliciet aanbrengen van diversiteit bestaat voornamelijk uit ‘verschillende culturen’, maar het thema ‘holebi’s’ vindt hier geen plaats. Verder associëren kleuterleerkrachten holebi’s vaak met seks en koesteren ze het idee dat je niet werkelijk uitlegt wat ‘holebi’ betekent, wanneer je hun seksualiteitsbeleving er niet bij betrekt. Dit zorgt voor een ongemakkelijk gevoel en vermijding van het thema. Positief is dat leerkrachten zich niet tegenhouden voelen om het thema aan te brengen wanneer ouders een negatieve visie over holebi’s hebben.

Persoonlijke achtergrond
In de antwoorden van de leerkrachten leefden nog verscheidene contradicties. Waar de ene aangaf dat vooral jonge leerkrachten vragen hebben over hoe ze met het thema aan de slag moeten, zei de andere dat vooral de oudere generatie veel nood heeft aan extra informatie hieromtrent. Die tegenstrijdigheid vindt men zelfs binnenin eenzelfde school. Zo leek het voor de ene leerkracht moeilijk om het thema te integreren omwille van het Katholiek onderwijs, terwijl het volgens de ander geen verschil maakt. Gaf de ene aan er nog nooit aan gedacht te hebben om iets met het thema te doen, zei de ander het thema regelmatig te betrekken in de klas. Binnen deze tegenstrijdigheden ziet men duidelijk de invloed van de persoonlijke achtergrond. Leerkrachten die reeds in contact kwamen met holebi’s, zijn sneller geneigd om het thema aan bod te brengen. Eén ding is zeker, een positieve attitude tegenover holebi’s staat niet altijd gelijk aan een comfortabel gevoel bij het aanbrengen van de thematiek.

Wat hebben we geleerd?
Hoewel kleuterleerkrachten wel degelijk te motiveren zijn om op een positieve impliciete manier aan beeldvorming te doen rond holebi’s, heerst er nog veel onwetendheid. Dit voornamelijk over “wat betekent werken rond?”. Deze exploratie nodigt uit tot een onderzoek op grotere schaal, zodat men de mening van deze selecte groep al dan niet kan doortrekken naar de volledige lerarenpopulatie. Daarnaast kunnen we streven naar een meer voorbereid leraarskorps, door te werken aan nieuw en beter bekend materiaal, beantwoordend aan de vraag van de kleuterleerkracht. Dit alles kan bijdragen tot meer impliciete positieve beeldvorming rond holebi’s binnen de kleuterklas. Op deze manier kunnen we uitkijken naar een toekomst waarin men niet langer een ‘coming-out’ filmpje op YouTube nodig heeft om huilend te tonen dat men bi of gay is, maar gewoon kan zeggen “hey mannen, dit is mijn lief”.

Download scriptie (1.18 MB)
Universiteit of Hogeschool
Hogeschool West-Vlaanderen
Thesis jaar
2015