De artsenstaking van 1964

Klaartje Schrijvers
Persbericht

De artsenstaking van 1964

De artsenstaking van 1964. Een studie van een conflict tussen twee elites.
Klaartje Schrijvers, oktober 2002.

 

Wie de huidige problematiek inzake het gezondheidsbeleid overschouwt, bemerkt de opvallend vijandige houding van de betrokken partijen. De voorbije maanden konden we in diverse kranten lezen hoe menig misverstand tussen minister van Sociale Voorzorg Frank Vanden­broucke en dokter Moens uitliep in een scheldtirade waarbij beide protagonisten elkaar beschuldigden van leugenachtigheid en voornamelijk van het spel vals te spelen.

De problemen zijn zo onderhand wel gekend: de gezondheidszorg kost teveel en iemand moet voor de vereiste besparingsmaatregelen opdraaien. Maar er is meer! In tegenstelling tot zijn directe voorgangers wil Frank Vandenbroucke naast bezuinigen ook structurele hervor­mingen doorvoeren. Dit houdt een bedreiging in voor het artsenkorps die reminiscenties oproept aan één van de pijnlijkste periodes uit het conflict tussen artsen en overheid, de jaren 1961 tot en met 1964.

 

Mijn licentiaatsverhandeling vertelt het verhaal van hoe de Belgische artsen in het begin van de jaren ‘60, in hun strijd om het behoud van de liberale waarden van het medisch beroep, een machtig eenheids­front vormden tegenover de overheid.

In 1959 stelde de toenmalige voorzitter van het Nationaal Verbond der Socialistische Mutualiteiten, Edmond Leburton, zijn “Nationale Gezondheidsdienst” voor, waarin structurele hervormingen de relatie met het artsenkorps diepgaand zouden beïnvloeden.

Het duurde evenwel nog tot augustus ‘63 vooraleer Leburton, intussen minister van Sociale Voorzorg, zijn plannen geconcretiseerd zag in een wet. Vanaf dat moment dreigde het conflict te explo­deren. In 1964 barstte dan ook de bom. Van 1 tot 18 april ging bijna 95% van de Belgische artsen in staking. De regering maakte een diepe crisis door, maar kwam niet ten val.

 

Mijn licentiaatsverhandeling tracht bloot te leggen hoe een dergelijke staking mogelijk is geweest, wat er feitelijk is gebeurd en waarom. De motieven achter een dergelijke kracht­meting zijn immers niet eenduidig.

 

Algemeen wordt aangenomen dat de concrete aanleiding tot de staking de wet Leburton is geweest. Wat men echter niet weet is dat reeds in augustus 1961 te Marche-en-Famenne in het grootste geheim een vergadering werd gehouden waarbij 36 artsen aanwezig waren. Zij kwamen unaniem overeen om zich met alle macht te verzetten tegen elke dreiging van “etatisering” en dit, wanneer zulks nodig mocht blijken, met het houden van een algemene staking. Uit deze kleine groep artsen zou niet lang daarna de eerste Syndicale Kamer der Geneesheren (SK) ontstaan, namelijk die van de provincies Luik-Luxemburg. De pioniers der vijf SK, zoals ze tot op de dag van vandaag bestaan, hadden dan ook van meet af aan een welbepaalde strategie: één machtig front vormen om de oorlog met de overheid te kunnen winnen. Van een constructieve bijdrage leveren in heel de problematiek rond de ZIV was bij hen geen sprake, laat staan de wens tot onder­handelen.

In de jaren die volgden onderhandelde men dus slechts in schijn, om tijd te winnen. De hele constructie der SK was er één van lange adem. Juridische adviseurs, public-relationsadviseurs en fiscalisten leverden een belangrijke bijdrage in zowel de concretisering van de vijf SK als de artsenstaking zelf.

Een belangrijke troef van de SK was de interne organisatie. Van bij het begin opteerde men voor een direct contact met de leden via een piramidale telefoonstructuur die de top met de basis verbond en omgekeerd. De leden waren verenigd in cellen van ongeveer 10 artsen, waarbij één afgevaardigde in direct contact stond met het directiecomité. De interne structuur van de SK vertoonde dan ook opvallende parallellen met de communistische verzetsbeweging die ten tijde van W.O. II ondergronds opereerde. Pittig detail is dat dokter André Wynen, één van de belangrijkste protagonisten in heel het artsenverhaal, tijdens W.O. II zich had aangesloten bij een dergelijke ondergrondse beweging.

Maar in de jaren ‘60, in volle koude oorlogstijd, slogande het artsenkorps met “vrees voor etatisering” en werd de overheid geëtiketteerd als de “Marxistische vijand”. Gebruikmakend van deze verblinding trachtten extreme groeperingen zoals de Parti National hun eigen strijd (namelijk de regering ten val brengen) te liëren aan die van het artsenkorps.

De overheid van haar kant leed eveneens aan een verblinding en beschuldigde het artsenkorps steevast van een irritant individualisme en een gebrek aan sociaal engagement. De artsen werden ervan beschuldigd enkel over de centen te bekvechten. De regering zette intussen haar wil door. Niet alleen werd de wet Leburton gestemd, ze werd ook vanaf 1 januari ‘64 effectief van kracht, ondanks hevige oppositie van zowel het artsenkorps als van de liberalen in Kamer en Senaat.

De regering, verblind door het obstinaat vasthouden aan haar politieke agenda, zag intussen niet hoe het artsenkorps langzaam maar zeker de rangen sloot. De “operatie valies” zoals de staking toentertijd werd genoemd werd door de eerste minister Théo Lefèvre aanzien als een avontuur, een impulsieve daad van onnadenkende artsen. In werkelijkheid was dit zogenaamde avontuur reeds maanden eerder minutieus en in het grootste geheim voorbereid.

De operatie “Press Button Strike” voorzag in een gedetailleerd actieplan dat veel weg had van een heuse militaire operatie. Het startsein voor de algemene staking (het uur H) voorzag in het vertrek en masse van alle artsen die met vakantie gingen, naar een vooraf bekende plaats. - Het installeren van de commandotroepen, die als voornaamste taak hadden de anderen te dwingen te vertrekken. - Het installeren van een stakingscomité in de bureaus van de SK, die als enige bevoegd waren de operatie in z’n geheel te superviseren en beslissingen te nemen.

Drie uur na de aanvang van het uur H moesten alle vakantiegangers op hun post gearriveerd zijn. De commando­posten moesten meteen worden ingelicht over artsen die nog niet ter plekke waren verschenen. (Zij werden beschouwd als afvalligen en meteen gecontac­teerd.) - De commando’s moesten op het loco-regionaal niveau de staking­brekers duidelijk maken dat zij zich enkel van blaam konden zuiveren door hun con­fraters te volgen.

Het uur H + 5 was dan het moment waarop de echtgenotes thuis het antwoordapparaat moesten inschakelen, en indien mogelijk het huis verlieten om zich bij hun echtgenoot te vervoegen.

 

De nacht van 30 maart op 1 april werd effectief het startsein afgekondigd, nadat een zoveelste poging tot onderhandelen met de regering was mislukt. Op 1 april vertrokken uit de diverse uithoeken van het land de artsen en masse met vakantie naar plaatsjes vlakbij de Belgische grens. De langverwachte staking was een feit geworden.

Het doel heiligde dan ook de middelen. Men ging heel ver, en geweld werd nu getolereerd. Middelen als dwang, pressie en stalking waren in de orders van de staking expliciet opgenomen. Daar­naast werd de bevolking psychologisch gemanipuleerd door het voortdurend af en aan rijden van ambulances, steeds met loeiende sirenes, die de patiënten naar de klinieken voerden. Op die manier werd een sfeer van angst gecreëerd, die de zaken erger voorstelde dan ze in werkelijkheid waren.

 

Dit verhaal eindigt bij de opheffing van de staking en het compromis dat hieruit voortvloeide. De St-Jansakkoorden betekenden een voorlopig einde van het conflict, maar geenszins dat het ten gronde werd opgelost.

Toch betreft het hier een reële cesuur. Wat definitief een einde kende was het eenheidsfront der artsen. Binnen de organisatie der SK traden barsten op. Een meer gematigde groep splitste zich af en vormde een eigen SK, tegenover de “extremen” met de pioniers van Luik als kern. Na de staking van 1964 waren de “cowboyjaren” van het artsenkorps voorgoed voorbij.

 

De artsenstaking van 1964 is alleen te begrijpen als men al deze gegevens in rekening brengt. Nooit eerder en ook niet elders in Europa kwam men tot een dergelijke groots opgezette actie.

Uiteenlopende factoren waren vereist om tot een escalatie van het conflict tussen artsen en overheid te komen.

De huidige problemen in het gezondheidsbeleid hebben dus wortels in een ver verleden, en kunnen pas ten gronde worden opgelost wanneer men de dieperliggende oorzaken in kaart brengt.

 

Universiteit of Hogeschool
Publicatiejaar
2002
Share this on: