De filosoof en de fantasie. De pen van Sarah Kofman.

Dorine Vergote
Persbericht

De filosoof en de fantasie. De pen van Sarah Kofman.

DE FILOSOOF EN DE FANTASIE

De pen van Sarah Kofman

 

Een pen heeft een geschiedenis, alleen weet niemand welke. Op de werktafel van Sarah Kofman lag een pen die klungelig met plakband was gerepareerd, zo’n vulpen die niet meer wordt gemaakt en die je met inkt moest vullen. Ze lag voor haar en dwong haar te schrijven, te schrijven. Het was de pen van haar vader, een herinnering, een spoor. Het was persoonlijk.

 

Lang en tot haar laatste boek heeft de Franse filosofe Kofman gewacht om ons te vertellen wat ze ooit eens verteld moest krijgen: in Rue Ordener, Rue Labat, een dun boekje, haar laatste geschrift, doet ze het verhaal van haar vaders deportatie naar Auschwitz, van zijn dood – volgens getuigen werd hij levend begraven toen hij weigerde te werken op Sabbat – en van de nasleep voor haar eigen leven. Kort na dit autobiografisch schrijven, op de honderdvijftigste verjaardag van Nietzsches geboortedag, stapt Kofman uit het leven.

 

Het dagboek van Anne Frank, de brieven van Hillesum, de herinneringen van Durlacher,  ze spreken zo scherp tot onze verbeelding omdat ze geen fictie zijn. En we maken ons druk om wie de geschiedenis wat in het ootje neemt, als het over schrijvers gaat. Maar over filosofen denken we anders, want het komt niet zo snel bij ons op dat een hoogst persoonlijke geschiedenis kan doorwegen op een wetenschap. Met Kofman staan we voor een raadsel: ze stelt haar eigen stamboom samen, noemt zich ‘un enfant de Nietzsche’, neutraliseert dit vaderschap dan weer met Freud en bouwt beider invloed af met Derrida. Want er is geen vader, er is geen meester die haar vast kan leggen in een frame. En toch keert haar laatste autobiografisch geschrift terug naar het begin waar alles al te vinden is: de oorlog maakte Sarah vaderloos en in haar buurt vochten twee moeders een gevecht uit om harentwege. Hoeveel heeft deze ervaring – met Freud trekt ze de parallel met de vroege jeugd van Leonardo da Vinci die van zijn moeder werd gescheiden en ondergebracht bij de jonge vrouw van zijn vader - met Kofmans theorie te maken?

 

Kofman verkende graag de grens, van de psychoanalyse, van de filosofie of de kunstinterpretatie. Nauwgezet ging haar aandacht naar wat verdrongen werd of op een zijspoor  kwam. Ze entte haar lectuur op die van een ander en overschreed de limiet die daar gold. Nietzsche dekt een incestueus met een haatdragend verlangen naar de moeder toe, concludeert Kofman, en met een theorie waaruit zijn band met haar wordt weggedacht. En net als Oedipus, schrijft Kofman, wil Freud uit grote liefde voor zijn moeder het raadsel van de vrouw(elijke seksualiteit) niet zien, hij bedekt het met wetenschappelijkheid.

 

En Kofman zelf?

 

Al haar schrijven, schreef ze in haar laatste werk, is een uitstel geweest. Haar vele boeken waren evenzoveel noodzakelijke omwegen om ‘het’ te kunnen vertellen. Het? It? In het Frans  is ‘ça’ ook het woord voor het onbewuste. Zorgvuldig ingebouwde vingerwijzingen van Kofman brengen ons bij nog een theorie, die van Melanie Klein. Met Kleins analyse van de doodsdrift en het schuldgevoel krijgt Kofman vat op wat haar was overkomen, rationeel en symbolisch althans. Maar autobiografisch uitgeschreven maakt het ook duidelijk wat haar eigen wetenschappelijk werk was geweest: een poging tot imaginair herstel van de symbiotische relatie met de moeder. Kofman kwam hiermee heel dicht bij haar eigen verlangen of bij wat de Franse psychoanalyticus Jacques Lacan het ‘object a’ heeft genoemd, het verloren object dat niet achterhaald mag worden. 

 

Kofman had zichzelf gelezen, zoals een buitenstaander met een binnenstaander doet. Alleen was zij de twee ineen. Uit haar autobiografisch schrijven las ze het enigma dat het leven haar wetenschappelijk werk had opgelegd. ‘La vérité dans le symptôme’, schreef Derrida over Kofman en hij wees op alle elementen die er altijd al aanwezig waren, vanaf haar eerste tekst. Schrijven was haar wapen maar nu haar eigen imaginatie zo scherp uitgetekend was, was ze dat wapen kwijt. Haar werk liet zich nu anders lezen.

 

In welke mate is de filosofie een kunstwerk? Wat rest nog als het wetenschappelijk systeem dood is? Het instinct tot kennen kent maar één meester: de kunst. Kofman zelf greep graag terug naar Freuds studie van Da Vinci: de schilder geeft aan zijn moeder de gelukzalige glimlach waaraan het hem in het reële leven heeft ontbroken. Kunst zet ongeluk om in geluk. En in het verhaal of het kunstwerk dat we maken blijft de dood, het verlies, als trauma wel aanwezig, maar ontzield. We kunnen de aanblik door de omweg van de schoonheid die verleidt, wel verdragen dan. Kunst legt immers een unieke manier van kijken aan de kijker op. Kunst maakt vogelvrij, nooit is het laatste woord gezegd. Kofman wist dat het zo werkte maar kon zelf de kloof niet dichten.

 

Een tekst laat zich lezen met het leven en meer dan wie ook nodigt Kofman uit om haar leven te lezen als een tekst, als een tekst die in connectie staat met andere literaire teksten. Het liefst kreeg ze het lezen van de ander terug in de vorm van een verhaal, episodisch, vol verrassingen en commentaar. Kofman vraagt om te herlezen. Zoals elke grote mythe, elk schitterend wereldbeeld, elk onsterfelijk verhaal wel doet…

 

Dorine Vergote

 

Bibliografie

Literatuur

Aristoteles. (1986). Poëtica. Vertaald en toegelicht door N. Van der Ben en J.M. Bremer. Amsterdam : Athenaeum.

 

Aristoteles. (2001). Over melancholie. Vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door  Philip van der Eijk. Groningen : Historische Uitgeverij.

 

Baudelaire, Charles. (1995). De bloemen van het kwaad. Vertaald en van commentaar voorzien door Peter Verstegen. Amsterdam : Uitgeverij G.A. van Oorschot. [Oorspronkelijke titel: Les fleurs du mal]

 

Bousset, Hugo. (2004). De geuren van het verwerpelijke. Amsterdam : Meulenhoff.

 

Bradbury, Malcolm. (1989). Schrijvers van de nieuwe tijd. Van Ibsen tot Kafka.

Utrecht : Teleac. [Oorspronkelijke titel: The Modern World, Ten Great Writers]

 

Breeur, Roland. (2002). Vrijheid en bewustzijn. Leuven : Peeters.

 

Collins, Françoise / Proust, Françoise. (1997). Sarah Kofman. Paris : Les Cahiers du Grif.

 

Correia, Clara Pinto. (1991). De bloemsteelsteek in een vertaling van Maartje de Kort. Amsterdam: Arena. [Oorspronkelijke titel: Ponto Pé de Flor]

 

De Berg, Henk. (2003). De mantel der zedelijkheid, in een vertaling van Herman Van Den Haute. Kampen : Klement. [Oorspronkelijke titel: Freuds Theory and Its Use in Literary and Cultural Studies]

 

De Block, Andreas / Moyaert, Paul (red.). (2004). Oneigenlijk gebruik: de psychoanalyse voorbij haar grenzen. Kapellen : Pelckmans.

 

De Martelaere, Patricia. (2000). Een verlangen naar ontroostbaarheid. Amsterdam : Meulenhoff. 

 

Devos, Rob/ Braeckman, Antoon/ Verdonck, Barbara. (2002). Terugkeer van het Subject? Leuven : Universitaire Pers.

 

Draaisma, Douwe. (2001). Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt.

 

Freud, Sigmund. (1900). De droomduiding in Sigmund Freud-Nederlandse Editie. Psychoanalytische Duiding 2/3. Amsterdam/Meppel : Boom, 1987. [Oorspronkelijke titel: Die Traumdeutung]

 

Freud, Sigmund. (1908). De schrijver en het fantaseren in Sigmund Freud-Nederlandse Editie. Cultuur en Religie 2. Amsterdam/Meppel : Boom, 1983, p. 9-23. [Oorspronkelijke titel: Der Dichter und das Phantasieren]

 

Freud, Sigmund. (1910). Een jeugdherinnering van Leonardo da Vinci in Sigmund Freud-Nederlandse Editie. Cultuur en Religie 2. Amsterdam/Meppel : Boom, 1983, p. 25-117. [Oorspronkelijke titel: Eine Kindheitserinnerung des Leonardo da Vinci]

 

Freud, Sigmund. (1919). Het ‘Unheimliche’ in Sigmund Freud-Nederlandse Editie. Cultuur en Religie 2. Amsterdam/Meppel : Boom, 1983, p. 153-196. [Oorspronkelijke titel: Das ‘Unheimliche’]

 

Freud, Sigmund. (1920). Aan gene zijde van het lustprincipe in Sigmund Freud-Nederlandse Editie. Psychoanalytische Theorie 1. Amsterdam/Meppel : Boom, 1985, p. 93-163. [Oorspronkelijke titel: Jenseits des Lustprinzips]

 

Freud, Sigmund. (1926). Het vraagstuk van de lekenanalyse in Sigmund Freud-Nederlandse Editie. De psychoanalytische beweging 2. Amsterdam/Meppel : Boom,  1991, p. 105-195. [Oorspronkelijke titel: Die Frage der Laienanalyse]

 

Freud, Sigmund. (1928). Dostojewskij en de vadermoord in Sigmund Freud-Nederlandse Editie. Cultuur en Religie 2. Amsterdam/Meppel : Boom, 1983, p. 197-223. [Oorspronkelijke titel: Dostojewski und die Vatertötung]

 

Freud, Sigmund. (1937).  De eindige en de oneindige analyse in Sigmund Freud-Nederlandse Editie. Klinische beschouwingen  4.  Amsterdam/Meppel : Boom, 1992, p. 217-265. [Oorspronkelijke titel: Die endliche und die unendliche Analyse]

 

Friedman, Carl. (1991). Tralievader. Amsterdam : Uitgeverij G.A. van Oorschot.

 

Gerlach, Eva. (1997). Alles is werkelijk hier. Gedichten bij foto’s van Votja Dukát. Amsterdam : De Arbeiderspers.

 

Gerlach, Eva. (1999). Voorlopig verblijf. Gedichten 1979-1990. Amsterdam : De Arbeiderspers.

 

Geyskens, Tomas / Van Haute, Philippe. (2003). Van doodsdrift tot hechtingstheorie. Het primaat van het kind bij Freud, Klein en Hermann. Amsterdam : Boom.

 

Groen, Hein. (1998). De ruimte van Virginia Woolf. Amsterdam : Uitgeverij Bas Lubberhuizen.

 

Haasse, Hella S. (1959). Dat weet ik zelf niet. Jonge mensen in boek en verhaal. Amsterdam : Uitgegeven door de Vereniging ter bevordering van de belangen des boekhandels.

 

Hillenaar, Henk / Nuyten, Kees. (2002). Psychoanalyse en poëzie. Amsterdam : Dutch University Press.

 

Hoffmann, Ernst T.A. (1817). Der Sandmann. Stuttgart : Reclam Verlag, 1980, p. 3-42.

 

Hofstede, Rokus / Pieters, Jürgen. (2004). Memo Barthes. Uitgeverij Vantilt & Yang.

 

Kofman, Sarah. (1970). L’enfance de l’art. Une interprétation de l’esthétique freudienne. Paris : Payot.

 

Kofman, Sarah. (1974). Quatre romans analytiques. Paris : Galilée.

 

Kofman, Sarah. (1976). Autobiogriffures. Du chat Murr d’Hoffmann. Paris : Galilée.

 

Kofman, Sarah. (1984). Lectures de Derrida. Paris : Galiléé.

 

Kofman, Sarah. (1985). Mélancolie de l’art. Paris : Galiléé.

 

Kofman, Sarah. (1994). Rue Ordener, rue Labat. Amsterdam : Uitgeverij De Arbeiderspers. Vertaald en van een inleiding voorzien door Désirée Schyns / met een nawoord door Solange Leibovici.

 

Komrij, Gerrit. (1993). Intimiteiten. Amsterdam : Uitgeverij De Arbeiderspers.

 

Laplance, Jean / Pontalis, J.B. (1967). Vocabulaire de la psychanalyse (sous la direction de Daniel Lagache). Paris : P.U.F.

 

Leibovici, Solange. (1999). Spelen dat je dood bent. Soesterberg : Uitgeverij Aspekt.

 

Lockhorn, Elisabeth. (1996). Geletterde vrouwen. Amsterdam : Ambo/Anthos. 

 

Mulisch, Harry. (1959). Het stenen bruidsbed. Amsterdam : De Bezige Bij.

 

Nuijten, Kees. (1999). Freud en fictie. Literaire genres vanuit psychoanalytisch perspectief. Amsterdam: Boom.

 

Petrarca, Francesco. (1345-1371). Brieven in een vertaling van Frans van Dooren.  Amsterdam : Athenaeum, 1998.

 

Philipsen, Bart / Van den Brandt, Ria / Muller, Elianne. (2002). Verbeeldingen van de Ander.  Budel : Uitgeverij Damon.

 

Poe, Edgar Allan. (1988). Autobiografisch. Brieven, essays, schetsen en ideeën samengesteld en ingeleid door August Hans den Boef. Amsterdam : Loeb uitgevers.

 

Poe, Edgar Allan / Derrida, Jacques.  (1989). Poe-Lacan-Derrida. De gestolen brief. Ingeleid en vertaald door Léonard van Tuijl. Amsterdam : Sun.

 

Rubin, Harriet. (1997). De Vorstin. Machiavelli voor vrouwen. Amsterdam : Prometheus. [Oorspronkelijke titel: The Princessa: Machiavelli for Women]

 

Sijie, Dai. (2001). Balzac en het Chinese naaistertje. Vertaald door Jan De Meyer. Amsterdam : De Arbeiderspers. [Oorspronkelijke titel: Balzac et la Petite Tailleuse chinoise]

 

Steiner, George. (1996). Eros en idioom en andere essays over taal, literatuur en psychoanalyse. Kampen : Agora.

 

Thurschwell, Pamela. (2000). Sigmund Freud. London : Routledge.

 

Tilroe, Anna. (1990). De blauwe gitaar. Amsterdam : Em. Querido’s Uitgeverij.

 

Van Coillie, Fons. (2004). De ongenode gast. Zes psychoanalytische essays over het verlangen en de dood. Amsterdam : Boom.

 

Van den Akker, Wiljan / Dorleijn, Gillis. (2003). De Muze : een vrouw met den blik van een man. Utrecht : Universiteit Utrecht / Faculteit der Letteren.

 

Van Haute, Philippe. (1989). Psychoanalyse en filosofie. Het imaginaire en het symbolische in het werk van Jacques Lacan. Leuven : Uitgeverij Peeters.

 

Vergote, Antoon / Moyaert, Paul (red.). (1999). Psychoanalyse. De mens en zijn lotgevallen. Kapellen : Uitgeverij Pelckmans.

 

Verhaeghe, Paul. (1987) en (1999). Tussen hysterie en vrouw. Een weg door honderd jaar psychoanalyse. Leuven : Acco.

 

Verhaeghe, Paul. (1999). Liefde in tijden van eenzaamheid. Drie verhandelingen over drift en verlangen. Leuven : Acco.

 

Westerink, Herman. (2005). Het schuldgevoel bij Freud. Een duister spoor.

Amsterdam : Boom.

 

Winterson, Jeanette. (1996).  Kunstobjecten : essays over extase en onbeschaamdheid. Amsterdam/Antwerpen : Contact.

 

Artikel

 

De enscenering van de dood. Marc Holthof. De Tijd, 3 september 2003.

 

De pen van de vader. Over autobiografie en vadermoord bij Sarah Kofman. Vivian Liska. De Vlaamse Gids, 1998, 2.

 

De psyche als corpus alienum in het lichaam van de adolescent. Lut De Rijdt. Tijdschrift voor psychoanalyse, 2005, 1.

 

Met woorden gezegd. Frank Hellemans over Francesco Petrarca. Knack, 13 juli 2004. 

 

Waarom? is de verkeerde vraag. Over het proza van Carl Friedman. Lut Missinne. Ons Erfdeel, 2000, 2.

 

Wetenschapswinkel. Een vraag van Frederik Jacques en een antwoord van Kim de Rijck. De Standaard, 19 november 2004.

 

Wie is Medusa? Julia Kristeva. Vertaald door Kris Pint en Jürgen Pieters.

Dietsche Warande en Belfort, 2004, 1.

 

Film

 

A Futura Memoria. Een documentaire over het leven en werk van Pier Paolo Pasolini door Ivo Barnabò Micheli, 1986.

 

Kerouac. A film by John Antonelli, 1986.

 

VRT-journaal. Hella S. Haasse naar aanleiding van het ontvangen van De Prijs der Nederlandse Letteren, 30 november 2004.

 

Interview

 

De Sheherazade van Boekelo. Een interview van Toine de Graaf met Willem Brakman. De Groene Amsterdammer, 11 juni 1997.

 

Ik ben in oorlog met mezelf. Een interview van Jean Birnbaum met Jacques Derrida. De Groene Amsterdammer, 15 oktober 2004.

 

‘Je schrijft iets naar je toe’, Een gesprek. Een interview van Ellen de Jong-de Wilde met Anna Enquist. Kreatief, 2, 1997.

 

Subvertir le philosophique ou Pour un supplément de jouissance. Een interview van Evelyne Ender met Sarah Kofman. Compar(a)ison 1, 22 maart 1991.

 

Universiteit of Hogeschool
Wijsbegeerte
Publicatiejaar
2005
Share this on: