Breathing Experience: The constant experience in a relative ‘mattermind’

Emmanuel Gruzman
Persbericht

Breathing Experience: The constant experience in a relative ‘mattermind’

Een ervarende steen uit de oerknal?

Ervaren. Iedere mens die niet onbewust is heeft dagelijks een overvloed aan ervaringen. Het hoeft niet te gaan om bombastische ervaringen zoals skydiving of oorlogje gaan spelen voor de IS in het Levant gebied. Met ervaren wordt er niet meer bedoeld dan hoe het is om bijvoorbeeld van een orgasme te genieten, of pijn te voelen.

Materie. Ieder mens is vervaardigd uit materie. Er is niets aan een mens dat niet bestaat uit materie. Zelfs verliefdheid blijkt enkel een chemische reactie te zijn die de mens overstelpt met een triomfantelijke stemming. Alles kan gewoon herleid worden tot de eerste oerknal waaruit de basiselementen van de materie uiteindelijk evolueerden tot de mensen die wij tegenwoordig zijn.

Ervaren. Materie. Die twee woorden lijken bijna in contradictie te staan. Hoe kan een ervaring materieel zijn en hoe kan materie iets ervaren? Het is alsof iemand zou beweren dat een steen liefde of de smaak van humus kan ervaren. Natuurlijk hoeft ervaren niet zo complex te zijn, het kan ook om de simpelste ervaring gaan,  maar het blijft een ervaring die wij onmogelijk kunnen toeschrijven aan een steen. Toch verschillen wij niet zoveel van een steen, beiden geëvolueerd uit dezelfde oerknal en vanuit dezelfde materiële basiselementen.

Een mens vergelijken met een steen? De samenstelling van de ene verschilt toch volledig van de samenstelling van de andere! Dit is natuurlijk zo, maar daardoor wordt het verschil tussen beiden, dat ervaren mogelijk maakt, nog niet verklaard. Het verschil in samenstelling tussen een mens en een steen blijft een materieel verschil, hoe zou het toevoegen van materie aan materie ervaren nu plots wel mogelijk maken? Als ik aan een steen allerlei materie zou toevoegen, zou het daardoor kunnen ervaren?

De vraag kan nog anders geformuleerd worden, als de materiële basiselementen A en B beiden afzonderlijk niet kunnen ervaren, hoe zouden dan de materiële basiselementen A en B samengevoegd wel kunnen ervaren? Wat is het dat een ervaring ondergaat? Is het het basiselement A of B? Of is het de nieuwe entiteit C, die de samenvoeging is van A en B, die ervaart? Maar hoe kan C wel ervaren als A en B afzonderlijk niet kunnen ervaren? Als er geen ervaren vervat is in materiële basiselementen, waaruit zou C dan de capaciteit tot ervaren halen? Ex nihilo nihil fit!

Natuurlijk is er nog de idee van emergentie om al deze vragen te beantwoorden. Vanuit A en B zou dan C emergeren die nu behalve een nieuwe entiteit C te zijn, ook de capaciteit heeft om meer dan zijn basiselementen te zijn. Dit meer zijn zou dan de emergerende kracht zijn die uit A en B samengevoegd zou ontstaan, waardoor C uiteindelijk zou kunnen ervaren. Helaas klinkt emergentie hetzelfde als iets laten ontstaan uit het niets. Als er geen ervaren vervat is in materie, dan kan er geen ervaren ontstaan in materie, onafhankelijk van hoeveel basiselementen er samengevoegd worden. Als er wel ervaren kan bestaan in materie, dan zijn er geen samenvoegingen nodig omdat ervaren al vervat is in materie.

Dit kan nog beter begrepen worden door verder te denken wat het is dat zou moeten ervaren. Als C nu wel kan ervaren, dan is het C dat ervaart. Maar C is eigenlijk niet iets, C blijkt enkel een samenvoeging te zijn van de materiële basiselementen A en B. Ook al zou er een ervaring ontstaan door het samenvoegen van A en B, wat is C, die die ervaring ook daadwerkelijk ervaart? C kan misschien een ervaring zijn, maar wat ervaart dan die ervaring? Is het C zelf die zichzelf ervaart? C blijkt dan zijn eigen ervaring te ervaren. Uit A en B zou er dan niet enkel een ervaring C ontstaan, maar ook nog eens een ervarende C! Iets moet de ervaring kunnen ervaren en dat iets blijkt zeker te bestaan in ons universum, omdat wij ervaren!

Het wordt duidelijk dat er veel vragen onbeantwoord blijven. Onze notie van wat materie daadwerkelijk is moet grondig herzien worden. In mijn scriptie wordt materie dan ook intensief onderzocht. Deze stelt dat er niets mysterieuzer is aan geest dan materie en omgekeerd. Om het relativistische zijn van ons universum te kunnen begrijpen, is er een fundamentele uitleg van de relativiteitstheorie in het tweede en derde hoofdstuk. Het wordt duidelijk dat absolute ruimte en tijd hun plaats moeten inwisselen met een relatieve ruimtetijd. In het vierde hoofdstuk komt de filosofie voor het eerst aan bod, in de stem van Parmenides, gevolgd door Zeno. Verandering en beweging worden door deze filosofen onmogelijk geacht, totdat Plato, Aristoteles en Aquino verschillende oplossingen voorstellen om verandering en beweging weer toe te staan.

Later in hoofdstuk vijf is het de Hebreeuwse notie van de dynamische en actieve materie, die de notie van materie―door de Grieken gedacht―als statisch en in rust, overwint. Hier worden de absolute ruimte, tijd, verandering, beweging, substantie, essentie, en het subject onmogelijk. In plaats daarvan worden constante relaties en ervaringen geïntroduceerd. De stelling is dat net als een foton constant is en ruimte en tijd een relatieve ruimtetijd zijn, zo ook ervaring constant wordt, en materie en geest relatieve 'matteriegeest' worden. Dat het universum ervaart wordt duidelijk in hoofdstuk zes, theorieën die pleiten dat ervaren kan voortkomen uit niets worden fors bekritiseerd―Ex nihilo nihil fit! Hogere-orde ervaringen worden nu mogelijk, maar alleen omdat het ervaren intrinsiek in het universum vervat is.

Hoofdstuk zeven maakt duidelijk dat het verleden gevormd wordt in de constante ervaring van het heden. Verhalen kunnen worden verteld op vele verschillende manieren en ze zijn ook allemaal waar, zolang ze elkaar maar niet tegenspreken. De scriptie eindigt uiteindelijk met zombies, alleen al om de mogelijkheid om het ervaren als epifenomeen, dat dan als een lucide droom boven een niet-ervarende werkelijkheid zou zweven, in vraag te stellen. Bestaat er een reëel ervaren? En hoe kan het duidelijk gemaakt worden aan een buitenstaander die er niets van weet?

Tot slot: het ervaren is constant en zeker; alle andere zaken zijn ten opzichte daarvan enkel relatief.

Bibliografie

Boman, G. Thorleif, (1954). Hebrew Thought Compared to Greek, translated by Jules L. Moreau (2nd edition 1960). London: SCM Press. Chalmers, J. David, (2002). “Consciousness and Its Place in Nature”, in D. Chalmers (ed.), Philosophy of Mind: Classical and Contemporary Readings. OUP, pp. 247-72. Durant, Will, (1926). The Story of Philosophy. The lives and opinions of the world’s greatest philosophers from Plato to John Dewey, (Pocket Books 2006). New York: Pocket Books. Dyson, J. Freeman, (1979). Disturbing the Universe, (paperback edition 1981). NY: Basic Books. Feynman, P. Richard, (1963). Six Easy Pieces. The Fundamentals of Physics Explained, with introduction by Paul Davies (Penguin Books 1998). London: Clays. ―, (1985). QED. The strange theory of light and matter, with foreword by Leonard Mautner (Penguin Books 1990). London: Clays. Greene, R. Brian, (2004). The Fabric of the Cosmos. Space, time, and the texture of reality. NY: Knopf. Hume, David, (1739). A Treatise of Human Nature, reprinted from the original edition in three volumes, and edited, with an analytical index, by L. A. Selby-Bigge (vol. I, 1965). Oxford: Clarendon Press. James, William, (1884). “What is an Emotion?”, Mind 9: 34, pp. 188-205. ―, (1890). The Principles of Psychology, in two volumes (vol. I). NY: Henry Holt. ―, (1904a). “Does ‘Consciousness’ Exist?”, The Journal of Philosophy, Psychology and Scientific Methods 1: 18, pp. 477-91. ―, (1904b). “A World of Pure Experience”, The Journal of Philosophy, Psychology and Scientific Methods 1: 20, pp. 533-43. ―, (1904c). “A World of Pure Experience. II”, The Journal of Philosophy, Psychology and Scientific Methods 1: 21, pp. 561-70. Kierkegaard, A. Søren, (1849). The Sickness unto Death, translated with an introduction and notes by Alastair Hannay (Penguin Books 1989). London: Clays. Mach, Ernst, (1914). The Analysis of Sensations. And the relation of the physical to the psychical, translated from the first German edition by C. M. Williams, revised and supplemented from the fifth German edition by Sydney Waterlow. Chicago-London: The Open Court Publishing. Rosenthal, M. David, (1986). “Two Concepts of Consciousness”, Philosophical Studies 49, pp. 329-59. Russell, Bertrand, (1921). The Analysis of Mind, edited by H. D. Lewis (tenth impression 1971). London: Unwin Brothers. ―, (1927). The analysis of Matter, with a new Introduction by Lester E. Denonn (second edition 1954). London: Unwin Brothers. ―, (1945). A History of Western Philosophy. And its connection with political and social circumstances from the earliest times to the present day. NY: Simon and Schuster. Wittgenstein, Ludwig, (1953). Philosophical Investigations, translated by G. E. M. Anscombe (third edition 1986). Oxford: Blackwell. 

Universiteit of Hogeschool
Wijsbegeerte
Publicatiejaar
2014
Kernwoorden
Share this on: