Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Het bevat intussen al meer dan 8.000 artikels en volledige scripties van bachelor- en masterstudenten die sinds 2002 hebben deelgenomen aan de Vlaamse Scriptieprijs.

Het verband tussen scores op de Doctor Patient Scale, Skills Attitude Scale, Leeds Attitude Towards Concordance Scale en de Scale of Physician Empathy, en de communicatievaardigheden van arts assistenten in opleiding

AP Hogeschool Antwerpen
2025
Billie
De Sterck
  • Mats
    Van Camp
  • Julia
    Lisek
  • Yael
    Bracquiné
Een effectieve communicatie tussen arts en patiënt is essentieel voor kwalitatieve zorg en een beter herstel. Zwakke communicatievaardigheden kunnen negatieve gevolgen hebben, zoals verhoogde stress en bezorgdheid bij patiënten. Eerder onderzoek toont aan dat arts-assistenten vaak tekortschieten op dit vlak.

Het doel van dit onderzoek is het nagaan of de attitudevragenlijsten, die door arts-assistenten worden ingevuld, een voorspellende waarde hebben voor de kwaliteit van hun communicatie. De attitudevragenlijsten meten aan de hand van stellingen, de houding van arts-assistenten ten opzichte van communicatie, het leren van communicatievaardigheden en hun benadering van ziekte of patiëntgerichtheid. De onderzochte attitudevragenlijsten zijn de Doctor-Patient Scale, Communication Skills Attitude Scale, Leeds Attitude Towards Concordance Scale en de Jefferson Scale of Physician Empathy. De communicatievaardigheden van de arts-assistenten werden gemeten via drie vragenlijsten ingevuld door externe beoordelaars na een consultatie met de arts-assistent. De beoordelingsinstrumenten die hiervoor werden gebruikt zijn de Maastrichtse Anamnese en Advies Scorelijst, de Consultation and Relational Empathy vragenlijst en de Non-verbale communicatievragenlijst.

Om significante verbanden tussen de attitudebeoordelingsvragenlijsten en communicatievaardigheden te analyseren, werd de Spearman-correlatiecoëfficiënt toegepast.

Verder werd onderzocht of demografische kenmerken (zoals specialisatie, geslacht, jaren klinische ervaring, universiteit van opleiding en bewustzijn van beoordeling) samenhangen met verschillen in communicatievaardigheden of attitudebeoordeling. Hiervoor werden de Mann-Whitney U-toets en de Kruskal-Wallis toets gebruikt.

De resultaten tonen aan dat de Leeds Attitude Towards Concordance Scale de grootste voorspellende waarde heeft voor de communicatievaardigheden van arts-assistenten. In tegenstelling hiermee blijken de Doctor Patient Scale, Communication Skills Attitude Scale en de Jefferson Scale of Physician Empathy geen significante voorspellende waarde te hebben. Daarnaast geeft het onderzoek aan dat demografische factoren invloed hebben op de communicatievaardigheden van arts-assistenten.
Echter de voorspellende waarde van de attitudevragenlijsten berust niet op de demografische factoren van de arts-assistenten.

Op basis van de resultaten worden jaarlijks communicatieworkshops voor arts-assistenten en het gebruik van communicatiechecklists tijdens stages aanbevolen.
Meer lezen

Hope for basic hygiene in Uganda: Developing a participatory hygiene education package for vulnerable children in Uganda

Hogeschool UCLL
2025
Lieselotte
Ingels
Deze bachelorscriptie onderzoekt hoe goedkope, participatieve en visuele hygiënevoorlichting de basishygiënepraktijken onder kwetsbare kinderen in Oeganda kan verbeteren. Het onderzoek werd uitgevoerd tijdens een stage van zes maanden bij Uganda Hands for Hope (UHfH) in de sloppenwijk Namuwongo in Kampala, en door middel van vergelijkend veldwerk in het landelijke district Kamuli. De centrale onderzoeksvraag was: “Hoe kunnen goedkope, participatieve en educatieve hygiëne-interventies de hygiënepraktijken onder kwetsbare kinderen en adolescenten in Oeganda verbeteren?” Met behulp van kwalitatieve methoden zoals participerende observatie, diepte-interviews en focusgroepen, bracht het onderzoek belangrijke hiaten in het hygiënebewustzijn en de hygiënepraktijken aan het licht, ondanks de beschikbaarheid van waterinfrastructuur. Er werd een kindvriendelijk hygiënevoorlichtingspakket ontwikkeld en getest, met visuele hulpmiddelen zoals stickers, posters en boekjes met pictogrammen. Uit de resultaten bleek dat interactief, visueel materiaal de betrokkenheid van kinderen aanzienlijk vergrootte en hun hygiëneroutines verbeterde. Leraren en verzorgers meldden ook positieve gedragsveranderingen bij kinderen. De studie concludeert dat effectieve hygiënevoorlichting moet worden geïntegreerd in het dagelijks leven en zo moet worden ontworpen dat deze toegankelijk, betaalbaar en lokaal relevant is. Visuele en participatieve methoden bieden een krachtige manier om hygiënearmoede in informele nederzettingen en plattelandsgemeenschappen aan te pakken.
Meer lezen

Vergeten kennis: wat zeventiende- en achttiende eeuwse medicinale recepten onthullen over de impact van botanica op de geneeskunde in de Zuidelijke Nederlanden.

Universiteit Gent
2025
Lien
Vandenbroucke
In mijn scriptie ben ik via een vergelijkende analyse van zeventiende- en achttiende-eeuwse medicinale recepten en hun ingrediënten, gefocust op medicinale planten, nagegaan welke impact de globalisering van botanica had op de geneeskunde in de Zuidelijke Nederlanden. De scriptie is opgedeeld in twee grote delen.

In het eerste deel bespreek ik de bestaande literatuur of historiografie en schets ik aan de hand van een literatuurstudie de zeventiende- en achttiende eeuwse situatie in Italië, de Noordelijke Nederlanden en de Atlantische Wereld. Vervolgens heb ik een eigen studie gedaan van huishoudboeken en archiefstukken uit familiearchieven om zo te achterhalen welke nieuwe plantensoorten, medicinale recepten en aandoeningen zijn toegevoegd of verdwenen; Hierbinnen heb ik ook aandacht voor de dierlijke en minerale ingrediënten die voorkwamen in recepten om op die manier ook de impact van chemische geneeskunde te kunnen schetsen. Vervolgens onderzocht ik de oorzaken die aan de basis lagen van deze veranderingen. Ik heb me hierbij afgevraagd welke trends en individuen een impact hadden op de evolutie binnen medicinale recepten, hoe nieuwe kennis werd verspreid en in welke mate apothekers en medicinale instituties hier verantwoordelijk voor waren.

Om af te sluiten maakte ik een vergelijkende analyse tussen de situatie in de Zuidelijke Nederlanden en de regio's die voorkwamen in de literatuurstudie (Italië, de Noordelijke Nederlanden en de Atlantische Wereld). Op deze manier kon ik bijdragen aan de debatten omtrent de impact die de val van Antwerpen al dan niet had op het intellectuele leven in de Zuidelijke Nederlanden alsook mijn casus terugplaatsen in zijn bredere context.

Meer lezen

Wat zijn de meest effectieve educatiestrategieën voor verpleegkundigen om het vocht- en natriumbeleid aan patiënten met hartfalen uit te leggen?

Hogeschool UCLL
2025
Luca
Van Wesemael
Tijdens mijn stages op de afdeling cardiologie viel het mij op hoe moeilijk het voor patiënten met hartfalen is om zich aan een strikt vocht- en natriumbeleid te houden. Vaak kregen ze tegenstrijdige adviezen van verschillende zorgverleners, wat leidde tot verwarring en frustratie. Daarom besloot ik mijn bachelorproef te wijden aan dit onderwerp. Met de vraag: “Wat zijn de meest effectieve educatiestrategieën voor verpleegkundigen om het vocht- en natriumbeleid aan patiënten met hartfalen uit te leggen?” ging ik opzoek naar een antwoord dat patiënten de weg wijst naar meer kennis en een betere ziektebeleving.
Uit mijn literatuurstudie kwamen drie strategieën naar voren die écht het verschil maken: de teach-back methode, waarbij patiënten in hun eigen woorden uitleggen wat ze hebben begrepen; multimedia educatie, die complexe informatie toegankelijk maakt via filmpjes en interactieve tools; en de constructivistische methode, die patiënten actief betrekt bij hun leerproces. Deze aanpakken verbeteren niet alleen kennis en therapietrouw, maar zorgen ook voor minder ziekenhuisopnames en een hogere levenskwaliteit.
Mijn onderzoek toont dat verpleegkundigen met duidelijke, interactieve educatie een cruciale impact hebben op de gezondheid en het welzijn van patiënten met hartfalen.
Meer lezen

Aanbevelingen voor de implementatie van het nieuwe zorgmodel in het ziekenhuis

Hogeschool VIVES
2025
Marie-Hélène
Vandenbussche
Inleiding:
De hervorming van het verpleegkundig beroep door het kabinet van minister Vandenbroucke in 2023-2024 bracht belangrijke wijzigingen met zich mee in de wetgeving rond verpleegkundige handelingen en verantwoordelijkheden. Deze veranderingen vereisen een herziening van het zorgmodel binnen ziekenhuizen. Deze bachelorproef onderzoekt hoe een nieuw zorgmodel geïmplementeerd kan worden op twee verpleegafdelingen van het OLV van Lourdes ziekenhuis Waregem, rekening houdend met de nieuwe wetgeving en de sociale en economische implicaties.

Methode:
Er wordt gestart met een literatuurstudie rond wetgeving, zorgmodellen, leiderschap, weerstanden verandermanagement. Vervolgens worden 2 verpleegafdelingen geobserveerd en vergeleken met de nieuwe regelgeving. Op basis hiervan wordt een plan van aanpak opgesteld en een proefimplementatie van twee weken uitgevoerd, waarbij teamverpleegkunde en totaalzorg als modellen worden getest.

Resultaten:
De observaties tonen aan dat afdeling X reeds werkte volgens een teamverpleegkundemodel, terwijl afdeling Y eerder totaalzorg toepaste. Tijdens de proefimplementatie blijkt dat samenwerking, duidelijke taakverdeling en leiderschap cruciaal zijn voor een succesvolle implementatie. Beide modellen hebben hun sterktes, maar teamverpleegkunde blijkt het meest haalbaar binnen de huidige personeelsbezetting.

Discussie:
Een nieuw zorgmodel kan succesvol geïmplementeerd worden mits duidelijke communicatie, coaching en betrokkenheid van het team. Teamverpleegkunde biedt een werkbaar kader dat aangepast kan worden aan de noden van elke afdeling. Verdere opvolging en bijsturing blijven noodzakelijk om de kwaliteit van zorg te waarborgen.
Meer lezen

INVESTIGATING FAIRNESS IN EPIDEMIC CONTROL

Vrije Universiteit Brussel
2025
Sam
Vanspringel
In dit werk onderzoeken we hoe artificiële intelligentie kan helpen om epidemieën eerlijker en efficiënter aan te pakken. Met behulp van reinforcement learning leert een algoritme verschillende maatregelen uitproberen en afwegen, zodat het zowel de medische impact als de sociale last probeert te beperken. Dit onderzoek breidt eerder onderzoek uit door in de sociale last ook het risico op hospitalisatie in rekening te brengen. We kijken hoe het algoritme de maatregelen op een gebalanceerde manier aanpakt en verdeelt tussen de leeftijdsgroepen. Door middel van simulaties en visualisaties tonen we hoe het gebruik van artificiële intelligentie leidt tot meer gebalanceerde strategieën, zonder dat het de effectiviteit van bestrijding van de epidemie beïnvloed.
Meer lezen

Geautomatiseerde Analyse van Waargenomen Objecten en Kijkduur met behulp van Hoofd Gemonteerde Eyetracking in Zorgsimulaties.

HOGENT
2025
Ilian
Bronchart
Observatievaardigheden zijn van belang voor zorgverleners, zowel voor accurate diagnoses als voor empathische patiëntondersteuning.
De huidige evaluatie van deze vaardigheden in gesimuleerde omgevingen steunt vaak op subjectieve methoden zoals zelfrapportage en directe observatie door docenten.
Hoewel de Tobii eyetracking-brillen in het Zorglab van HOGENT objectieve blikdata leveren,
ontbreekt er tot op heden geschikte software om automatisch te analyseren welke objecten studenten waarnemen en voor hoe lang.
Deze bachelorproef beantwoordt hoe computervisiemodellen geïntegreerd kunnen worden met eyetrackingdata van Tobii Glasses om de observatieprestaties van studenten automatisch te analyseren.
De analyses dienen de feedback door docenten in het Zorglab te versterken.

Deze doelstelling werd uitgewerkt door middel van van een proof-of-concept (PoC) softwareapplicatie.
Dit proces startte met een literatuurstudie naar eyetracking-analyse en relevante computervisiemodellen (o.a. YOLO, SAM, DINOv2).
Vervolgens werd een prototype applicatie ontworpen en geïmplementeerd (Python, FastAPI, HTMX), inclusief een semi-automatische labeling-tool die gebruik maakt van SAM2 voor objectsegmentatie en -tracking.
Om de PoC te valideren, werd een gecontroleerd experiment uitgevoerd in het Zorglab.
Hier genereerden studenten aan de hand van Tobii Pro Glasses 3, eyetrackingopnames tijdens gesimuleerde observatietaken.
Deze opnames, samen met twee specifieke kalibratieopnames, werden gelabeld met de ontwikkelde tool om een grondwaarheidsdataset te creëren.
Een analysepijplijn werd ontworpen en geëvalueerd. In deze analyse werd de trackingfunctionaliteit van FastSAM gecombineerd met blikgestuurde filtering en classificatie van objectsegmenten, middels een getraind YOLOv11-objectdetectiemodel.
De prestaties werden geëvalueerd aan de hand van precisie, recall en F1-score, na optimalisatie via een grid search van hyperparameters.

Uit de resultaten bleek dat de combinatie van FastSAM-tracking met een YOLOv11-objectdetector (getraind op 1000 samples per klasse) de beste prestaties opleverde, met een F1-score van 0.80, een precisie van 0.94 en een recall van 0.70.
De hoge precisie toont aan dat het systeem met grote zekerheid de correcte objecten identificeert, hoewel een significant deel van de fout-positieven in de werkelijkheid correct gedetecteerde objecten bleken te zijn, die niet in de grondwaarheid waren opgenomen.
De lagere recall wijst erop dat niet alle bekeken objecten consistent werden gedetecteerd, voornamelijk door problemen met kleine, transparante objecten en door inconsistenties tussen de FastSAM-segmentaties en de grondwaarheid.
De FastSAM-tracking bleek de meest beperkende factor in de pijplijn.

Deze bachelorproef levert een werkend PoC en een methodologie op die de haalbaarheid van geautomatiseerde analyse van observatievaardigheden aantoont.
Het biedt een objectieve, datagestuurde basis om de feedback aan studenten te verbeteren en de effectiviteit van simulatietraining in de zorg te verhogen.
Op deze manier legt het een fundament voor verder onderzoek naar robuustere analysemethoden.
Meer lezen

Het belang van verpleegkundige educatie rond Kangaroo Care bij neonaten en de invloed op hechting tussen ouder & kind

Hogeschool UCLL
2025
Gitte
Van Eyken
Kangaroo Care (KC) is een essentiële en effectieve methode binnen de neonatale zorg die zowel de fysieke
gezondheid van het kind als de hechting tussen ouder en kind bevordert. Ondanks de bewezen voordelen
wordt deze vorm van huid-op-huidcontact nog onvoldoende toegepast in de praktijk. Dit wordt vaak
toegeschreven aan misvattingen bij ouders over KC, wat deels het gevolg is van inconsistente
verpleegkundige educatie (La Rosa et al., 2024; Cai et al., 2022).
Deze bachelorproef onderzoekt hoe gestandaardiseerde verpleegkundige educatie over KC kan bijdragen aan
een verhoogde frequentie van KC-uitvoering door ouders en welke impact dit heeft op de hechting tussen
ouder en kind. De beoogde uitkomst is de bredere implementatie van KC te bevorderen en de
hechtingservaring in de eerste kritieke levensfase van een neonaat te optimaliseren.
Door middel van een systhematische literatuurstudie werden wetenschappelijke studies geanalyseerd die
inzicht bieden in de effectiviteit van educatiestrategieën voor KC, de rol van verpleegkundigen in de educatie
van ouders, barrières voor ouders om KC toe te passen en de impact van KC op ouder-kind hechting. De
literatuur toont aan dat gestandaardiseerde educatie ouders beter informeert en meer betrokken maakt bij
de toepassing van KC. Door het gebruik van uniforme educatiematerialen worden ouders beter voorbereid,
wat bijdraagt aan een hogere kwaliteit van zorg in de neonatale setting. Dit leidt tot een hogere frequentie
van KC, wat op zijn beurt de hechting tussen ouder en kind versterkt (Karimi et al., 2023; Mehrpisheh et al.,
2022; Zubaidah & Safitri, 2024). Ouders voelen zich meer zelfverzekerd in hun ouderlijke rol en bij het
toepassen van KC. Moeders lopen bovendien minder risico om een postpartum depressie te ontwikkelen
(Mehrpisheh et al., 2022).
Op basis van de bevindingen werd een informatieve flyer ontwikkeld, bedoeld voor gebruik tijdens de
educatie van ouders over KC. Deze flyer is ontworpen met het oog op laagdrempelig gebruik, meertalige
toepasbaarheid en zelfstandige raadpleging. Daarnaast werden verpleegkundige aanbevelingen
geformuleerd om de kwaliteit en uniformiteit van oudereducatie in de neonatale setting te verbeteren.
Het onderzoek wees echter ook op enkele beperkingen, zoals de beperkte beschikbaarheid van Europese
studies en het ontbreken van onderzoek specifiek naar de impact van verpleegkundige educatie op hechting.
Dit beperkt de generaliseerbaarheid van de resultaten naar verschillende culturele en zorgcontexten.
Concluderend kan worden gesteld dat gestandaardiseerde verpleegkundige educatie een cruciale rol speelt
in de succesvolle toepassing van KC en in het versterken van de hechting tussen ouder en kind (Cai et al.,
2022; Karimi et al., 2023; Maniago et al., 2019; Mehrpisheh et al., 2022; Ragab et al., 2022; Zubaidah et al.,
2024). Toekomstig onderzoek zou zich moeten richten op het ontwikkelen van gestandaardiseerde
educatieprogramma’s, met bijzondere aandacht voor diverse culturele contexten en internationale
zorgsystemen.
Meer lezen

Een niet-farmacologische interventie gericht op pijn, angst en stress bij kinderen op de spoedgevallendienst tussen zes en twaalf jaar.

Odisee Hogeschool
2025
Donatella
Polizzi
  • /
    /
In dit praktijkonderzoek werd nagegaan of een niet-farmacologische interventie, namelijk het gebruik van een zelfgemaakte pop, een effect heeft op de pijn, angst en stresservaringen van kinderen tussen 6 en 12 jaar die een medische handeling moeten ondergaan op de spoedgevallendienst van een algemeen Vlaams ziekenhuis. Het onderzoek werd uitgevoerd met 20 kinderen, waarvan 10 zonder en 10 met gebruik van de pop. De metingen werden verricht met behulp van verschillende gevalideerde meetschalen. De resultaten bieden inzichten in de mogelijke meerwaarde van eenvoudige, kindvriendelijke interventies om de zorgervaring op spoed voor kinderen aangenamer te maken.
Meer lezen

Liefde in vloeibare vorm, niet gedragen wel gevoed

Thomas More Hogeschool
2025
Lore
Wuyts
De bachelorproef *“Liefde in vloeibare vorm, niet gedragen wel gevoed”* onderzoekt hoe vroedvrouwen ouders kunnen ondersteunen bij **lactatie-inductie**, het proces waarbij melkproductie wordt opgewekt bij personen die niet zwanger zijn (geweest). Deze praktijk biedt niet alleen voeding voor het kind, maar versterkt ook de ouder-kindbinding en draagt bij aan inclusieve zorg, onder meer voor adoptieouders, co-lacterende koppels en transgender personen.

Aan de hand van een literatuurstudie werden de methoden, uitdagingen en de rol van vroedvrouwen in kaart gebracht. Zowel hormonale en medicamenteuze benaderingen als natuurlijke methoden zoals borststimulatie en voedingsondersteuning kwamen aan bod. Uit de resultaten blijkt dat vroedvrouwen een sleutelrol spelen in het informeren, begeleiden en psychosociaal ondersteunen van (wens)ouders. Belangrijke succesfactoren zijn een tijdige voorbereiding, empathische communicatie, multidisciplinaire samenwerking en aandacht voor diversiteit.

De conclusie luidt dat lactatie-inductie meer is dan een medische techniek: het is zorg die vraagt om kennis, openheid en respect. Er is nood aan meer sensibilisering en vorming, zodat vroedvrouwen deze vorm van borstvoeding op een veilige en inclusieve manier kunnen integreren in de perinatale zorg.
Meer lezen

BURN-OUT BIJ VROEDVROUWEN IN HET ZIEKENHUIS Impact op de kwaliteit van de zorg, preventie en re-integratie

Arteveldehogeschool Gent
2025
Camille
Hendrickx
Burn-out onder vroedvrouwen in ziekenhuizen vormt een groeiend probleem dat niet alleen het welzijn van de zorgverleners bedreigt, maar ook de kwaliteit van de verstrekte zorg significant vermindert. Deze bachelorproef onderzoekt de impact van burn-out op vroedvrouwen en de directe en indirecte gevolgen voor de patiëntenzorg. Centraal staat de vraag: Welke maatregelen kunnen de impact van burn-out bij vroedvrouwen op de kwaliteit van de zorg verkleinen? Door een uitgebreide literatuurstudie en analyse van bestaande preventie- en re-integratiestrategieën wordt een overzicht geboden van effectieve interventies op micro-, meso- en macroniveau. Daarnaast wordt een preventiebrochure ontwikkeld, gericht op vroedvrouwen en hun leidinggevenden, met praktische tips voor vroegtijdige herkenning en zelfzorg. Uit de bevindingen blijkt dat factoren zoals werkdruk, emotionele belasting en persoonlijke kenmerken bijdragen aan de ontwikkeling van burn-out. Daarnaast worden de negatieve gevolgen voor de zorgkwaliteit benadrukt, waaronder verminderde empathie, toename in fouten en een hogere intentie om het beroep te verlaten. Het belang van preventieve maatregelen en ondersteuning is evident om de veerkracht van vroedvrouwen te versterken en de zorgstandaard te waarborgen. Concluderend onderstrepen de resultaten dat een holistische aanpak, gericht op zowel preventie als re-integratie, essentieel is om burn-out te voorkomen en de continuïteit en kwaliteit van de verloskundige zorg te garanderen.
Meer lezen

MEDISCHE PODCASTS ALS LEERMIDDEL BINNEN DE GENEESKUNDE: LUISTERPLEZIER OF OOK EEN LEEREFFECT?

Universiteit Gent
2025
Lotte
De Rick
  • Annelien
    Lombaert
Deze masterproef onderzocht of medische podcasts een effectief leermiddel zijn voor zorgprofessionals. Op basis van een literatuurstudie werden 33 relevante studies geanalyseerd. De meeste studies betrokken studenten geneeskunde en artsen in opleiding.

De resultaten tonen dat podcasts sterk gewaardeerd worden om hun toegankelijkheid, flexibiliteit en leerwaarde. Ze leiden bovendien tot kennisverwerving en -behoud, en soms ook tot zelfgerapporteerde veranderingen in klinisch handelen. Er is echter nog geen bewijs dat podcasts invloed hebben op klinische of patiënt-gerapporteerde uitkomsten.
Meer lezen

Impact van Onyx-injectiesnelheid bij endovasculaire embolisatie: een computationele meerfasestromingsstudie van een patiënt-specifieke arterioveneuze malformatie

Universiteit Gent
2025
Kaat
Wille
Cerebrale arterioveneuze malformaties (AVM’s) zijn afwijkingen in de hersenvaten waarbij slagaders en aders rechtstreeks met elkaar verbonden zijn, zonder tussenliggende haarvaten. Dit veroorzaakt een complex netwerk van bloedvaten dat risico’s op bloedingen, epileptische aanvallen en neurologische aandoeningen met zich meebrengt. Een veelgebruikte behandeling is endovasculaire embolisatie, waarbij een vloeibaar embolisch middel – vaak Onyx – via een microkatheter wordt ingespoten om de AVM te blokkeren. Het succes van deze procedure hangt af van de ervaring van de behandelede arts, onder andere bij het bepalen van de katheterpositie en injectiesnelheid. Hierdoor groeit de interesse naar kwantificatie van deze parameters.
Hoewel de FDA (Food and Drug Administration) een aanbevolen injectiesnelheid van 0.16 ml/min en een bovengrens van 0.30 ml/min voorschrijft, wordt dit in de praktijk zelden actief gemonitord. In deze thesis wordt met behulp van computationele vloeistofdynamica (CFD) onderzocht hoe de injectiesnelheid de verdeling en stroming van Onyx beïnvloedt. Hiervoor worden de bloed- en Onyx-stromingen gemodelleerd in een patiënt-specifieke AVM-geometrie, gebaseerd op medische beeldvorming.
De resultaten tonen aan dat de injectiesnelheid een duidelijk effect heeft: hogere snelheden versnellen de verspreiding van Onyx, beïnvloeden de verdeling binnen de AVM en veroorzaken hogere lokale drukverschillen. Dit benadrukt dat de injectiesnelheid een kritische parameter is die in de klinische praktijk meer aandacht verdient. Verdere studies met uitgebreidere patiënten data en experimentele validatie zijn nodig om deze bevindingen te bevestigen en te vertalen naar de kliniek.
Meer lezen

Urinary sodium-guided precision management for heart failure

KU Leuven
2025
Evelyne
Meekers
Verbetering opvolging en therapie bij patiënten met hartfalen, onder andere door gebruik van urinaire zoutmetingen.
Dit werd zowel getest bij patiënten opgenomen in het ziekenhuis met hartfalen en thuis. Gebruik van een urinair geleid zoutschema in het ziekenhuis laat het toe om sneller de juiste dosis plasmedicatie voor de juiste patiënt te vinden; waardoor patiënten sneller klachtenvrij het ziekenhuis kunnen verlaten.
Daarnaast is er tevens een rol voor patiënten thuis. Een eenmalige meting laat een betere inschatting van de prognose bepaling van de patiënt toe. Daarnaast kan het helpen om de plaspil thuis beter te doseren en daarmee ook onnodige ongemakken te voorkomen. De patiënt staat hierbij centraal waarbij hij mee controle krijgt over zijn ziekte.
Meer lezen

Onderzoek naar de neurale basis van natuurlijke spraak bij personen met afasie via voxel-wise lesion-symptom mapping

KU Leuven
2025
Sara
Dupont
  • Eline
    Biermans
Ongeveer één op de vier personen met een beroerte krijgt te maken met afasie, een taalstoornis waarbij het begrijpen en/of produceren van taal moeilijk kan verlopen. In deze masterproef zoeken we een link tussen de taalfouten die personen met afasie maken en de exacte locatie van hun hersenletsel. Dit deden we aan de hand van de innovatieve techniek 'voxel-wise lesion-symptom mapping'. Wat ons onderzoek bijzonder maakt, is dat we bij de taaltesten gebruikmaken van natuurlijke spraak. Zo krijgen we een accurater beeld van het dagelijks taalgebruik van de personen met afasie. Deze studie opent nieuwe wegen om te voorspellen welke hersenschade welke taalproblemen veroorzaakt en hoe personen met afasie zullen herstellen.
Meer lezen

Crustatieve zorg voor mensen met ernstige persisterende psychiatrische aandoeningen : De meerwaarde door de ogen van patiënten

Universiteit Gent
2025
Nina
Harth
Probleemstelling : Personen met ernstige, persisterende psychiatrische aandoeningen (EPPA), zoals schizofrenie, zware depressie of eetstoornissen, ervaren langdurige en complexe zorgnoden. In de huidige zorgcontext dreigen personen met EPPA echter onder- of overbehandeld te worden. Om die reden werd crustatieve zorg ontwikkeld: een innovatief zorgmodel dat palliatieve principes toepast binnen de psychiatrie en focust op kwaliteit van leven. Hoewel eerste ervaringen met dit zorgmodel wijzen op een verbeterd welzijn van patiënten, ontbreekt wetenschappelijke onderbouwing. Dit onderzoek wil dit hiaat vullen door het belevingsperspectief van personen met EPPA binnen crustatieve zorg te verkennen

Methode : Er werden 15 semigestructureerde interviews afgenomen bij personen met EPPA in drie Vlaamse voorzieningen die crustatieve zorg aanbieden Bijkomend werd foto-elicitatie ingezet om het narratief te ondersteunen. De interviews werden onderworpen aan een thematische analyse.

Resultaten : Uit de analyse kwamen vier hoofdthema’s naar voren: (1) sociale connectie; (2) zorg; (3) zingeving; en (4) identiteit. De analyse identificeerde spanningsvelden rond dwang en autonomie, sociale isolatie en organisatorische belemmeringen, die het welzijn beïnvloeden. Bewoners waardeerden vooral stabiliteit, structuur en nabijheid van zorgverleners, maar gaven ook aan nood te hebben aan meer inspraak, minder dwang en meer sociale connectie.

Conclusie : De resultaten tonen dat crustatieve zorg belangrijke (zorg)noden weet in te vullen. Tegelijkertijd beperken spanningsvelden het potentieel van het model. Het verminderen van deze spanningsvelden vraagt om versterking van inspraak in zorgtrajecten, actieve doorbreking van sociale isolatie, proactieve somatische zorg, en organisatorische ruimte om maatwerk te bieden.
Meer lezen

Genetische kennis in de opleiding geneeskunde: het ontwikkelen van een vragenlijst die peilt naar de zelfgepercipieerde en feitelijke kennis bij laatstejaarsstudenten geneeskunde.

Universiteit Gent
2025
Emilia
Flyps
Probleemstelling: De snelle vooruitgang in genetisch onderzoek en de toenemende integratie van genetische toepassingen in de eerstelijnszorg stellen hoge eisen aan de kennis en competenties van toekomstige artsen. Hoewel genetica is opgenomen in het Vlaamse geneeskundecurriculum, blijft onduidelijk in welke mate laatstejaarsstudenten beschikken over voldoende feitelijke genetische kennis en in hoeverre hun zelfinschatting hiermee overeenkomt. Psychologische factoren zoals motivatie en zelfeffectiviteit kunnen hierin een rol spelen, maar worden zelden in samenhang onderzocht.
Methode: In deze masterpraktijkproef werd een vragenlijst ontwikkeld die peilt naar zelfgepercipieerde en feitelijke genetische kennis bij Vlaamse laatstejaarsstudenten geneeskunde. Daarnaast bevat het instrument metingen van motivatie, zelfeffectiviteit en zekerheidsinschatting. Het onderzoek heeft een kwantitatief, cross-sectioneel ontwerp en richt zich uitsluitend op de constructie en theoretische onderbouwing van het meetinstrument. De inhoud is gebaseerd op bestaande gevalideerde instrumenten, waaronder de International Genetic Literacy and Attitudes Survey (iGLAS), de General Self-Efficacy Scale (GSES) en de Intrinsic Motivation Inventory (IMI). De afname en data-analyse maken geen deel uit van deze masterpraktijkproef, maar kunnen plaatsvinden in vervolgonderzoek.
Resultaten en Conclusie: Het eindresultaat is een theoretisch onderbouwd en praktijkgericht meetinstrument dat genetische competenties benadert vanuit zowel inhoudelijke als psychologische invalshoeken. Door de integratie van diverse cognitieve niveaus en inhoudsdomeinen biedt de vragenlijst een breed inzetbaar kader voor toekomstig onderzoek naar genetische kennis bij geneeskundestudenten. Het instrument is beschikbaar in het Nederlands en het Engels en is klaar voor vervolgonderzoek.
Meer lezen

De invloed van verpleegkundig pijnmanagement op de kwaliteit van leven bij oncologische patiënten: een onderzoek naar effectieve interventies en een verbeterde zorgervaring

Hogeschool UCLL
2025
Moira
Forêt
Inleiding:

Pijn is één van de meest voorkomende en invaliderende symptomen bij oncologische patiënten en heeft een aanzienlijke impact op hun fysieke, emotionele en sociale welzijn. Ondanks de beschikbaarheid van pijnmedicatie, blijft pijn vaak onvoldoende onder controle gehouden en onderbehandeld, wat de kwaliteit van leven aanzienlijk vermindert. Als oncologisch verpleegkundige ben je werkzaam in de directe klinische zorg en speel je een belangrijke rol in het signaleren, beoordelen en behandelen van pijn, en dragen hierdoor actief bij aan het optimaliseren van de zorgervaring.

Doelstelling:

Het doel van deze bachelorproef is om na te gaan hoe verpleegkundig pijnmanagement de kwaliteit van leven bij oncologische patiënten beïnvloedt, en welke farmacologische en niet-farmacologische interventies hierin het meest effectief zijn. De nadruk ligt vooral op een holistische patiëntgerichte aanpak die verder gaat dan enkel de medicamenteuze pijnstilling die men nu gebruikt.

Methodologie:

Er werd aan de hand van een systematische literatuurstudie gezocht in wetenschappelijke databanken zoals PubMed, waarbij de PICO- methode gebruikt werd om de onderzoeksvraag scherp te stellen. Verder werden inclusiecriteria gehanteerd die focussen op oncologische patiënten, niet-medicamenteuze interventies en uitkomsten zoals verminderde pijnbeleving, verbeterde slaap, mobiliteit en psychisch welzijn. Uiteindelijk werden acht relevante studies diepgaand geanalyseerd, waaronder systematische reviews en randomized controlled trials. Daarnaast werden andere artikels geïncludeerd ter aanvulling.

Resultaten:

Resultaten tonen aan dat een combinatie van farmacologische en complementaire interventies het meest doeltreffend is voor het verbeteren van de levenskwaliteit. Interventies zoals mindfulness, muziektherapie, aromatherapie, virtual reality en cognitieve gedragstherapie blijken significante effecten te hebben op pijnreductie en emotioneel welzijn. Verder kwam naar voor dat effectieve communicatie, educatie van verpleegkundigen en multidisciplinaire samenwerking van belang zijn voor een succesvol pijnmanagement. Een praktische ervaring op de afdeling hematologie van UZ Leuven bevestigde deze bevindingen en illustreerde verder de impact van verpleegkundig handelen binnen de dagelijkse praktijk.

Conclusie:

Verpleegkundig pijnmanagement heeft een directe invloed op de levenskwaliteit van oncologische patiënten. Door in te zetten op een multidimensionele en patiëntgerichte aanpak, waarbij zowel farmacologische als niet- farmacologische strategieën worden toegepast, kunnen verpleegkundigen bijdragen aan een menswaardigere en effectieve pijnzorg. Binnen deze bachelorproef wordt het belang van kennis, communicatie en samenwerking binnen het verpleegkundig domein onderstreept, en word er gepleit voor meer aandacht en opleiding rond pijnbehandeling binnen een oncologische setting.
De verpleegkundige is kortom de belangrijkste schakel tussen patiënt en arts waar zowel de fysieke als de mentale aandachtspunten van de patiënt hoog in het vaandel staan en waarbij we zorgen dat patiënten correct en gericht doorverwezen worden.

Referentie(s):

(Mestdagh et al., 2023; Wu et al., 2023; Bouya et al., 2018; Warth et al., 2020; Nijs, 2021; Van Veen et al., 2024; Wang et al., 2023; Ghavami et al., 2022)



Meer lezen

The impact of artificial intelligence on the cost of radiotherapy in low- and middle-income countries

Universiteit Gent
2025
Thyra
Vermorgen
This master’s thesis explores how artificial intelligence (AI) can help address economic
and operational barriers to radiotherapy in low and middle income countries (LMICs),
where access is limited despite a rising cancer burden. A major obstacle in these regions is the shortage of trained professionals and the high cost of treatment planning
and delivery.
The study evaluates whether the Radiotherapy Planning Assistant (RPA), an AI based
tool, can improve efficiency and reduce costs in LMIC radiotherapy departments. Data
from four centres in the ARCHERY study,covering cervical, head and neck, and prostate
cancers, were analysed using the ESTRO HERO Time Driven Activity Based Costing
(TDABC) model. Simulations modelled planning time reductions of 70 percent, 80 percent, and 90 percent for eligible tumour types.
Baseline results showed equipment as the dominant cost driver, limiting overall cost
reductions. However, time savings from AI integration improved treatment planning
system availability and reduced staff workload. These gains suggest enhanced efficiency and capacity, especially in high volume settings. While AI may not yield large
financial savings alone, it alleviates key bottlenecks and supports workforce optimisation, provided infrastructure and system capacity are strengthened.
Meer lezen

LEVENSKWALITEIT VAN PATIËNTEN MET EEN STEUNHART: TOEPASSING VAN DE QOLVAD-VRAGENLIJST EN ANALYSE VAN GEASSOCIEERDE FACTOREN

Universiteit Gent
2025
Steffi
Demeyer
Doelstelling
Hartfalen is wereldwijd een toenemend gezondheidsprobleem. Left Ventricular Assist Devices (LVAD’s) verbeteren zowel overleving als levenskwaliteit (HRQoL) bij terminaal hartfalen. Generieke meetinstrumenten meten de specifieke impact van een LVAD op HRQoL onvoldoende. Deze pilootstudie meet HRQoL bij Vlaamse LVAD-patiënten met een ziektespecifiek meetinstrument: de QOLVAD-vragenlijst, en identificeert factoren die met HRQoL samenhangen.

Methode
In de cross-sectionele pilootstudie (n = 8) werd HRQoL bij LVAD-patiënten uit 2 Vlaamse universitaire centra gemeten met de EQ-5D-3L en QOLVAD-vragenlijst en onderling vergeleken. Wilcoxon-Signed Rank testen vergeleken de resultaten van de QOLVAD-vragenlijst met een referentiecohort. Bivariate analyses identificeerden factoren geassocieerd met HRQoL en werden aangevuld met een verdiepend literatuur-onderzoek.

Resultaten
De HRQoL-metingen met EQ-5D-3L en QOLVAD toonden discrepanties in het fysieke en emotionele domein. De steekproef rapporteerde significant hogere HRQoL op de QOLVAD dan het referentiecohort (p = 0.04), maar lagere scores op het spirituele domein (p = 0.07). Bivariate analyses wezen op negatieve associaties met ernstige complicaties (p = 0.12), BMI (p = 0.16), aantal ziekenhuisopnames (p = 0.24), hogere leeftijd (p = 0.35) en implantatie als DT (p = 0.14). Verdiepend literatuuronderzoek bevestigde deze verbanden en identificeerde bijkomende determinanten, waaronder psychiatrische aandoeningen, cognitieve vaardigheden en tewerkstelling.

Conclusie
De studiepopulatie vertoonde een hoge HRQoL met de QOLVAD-vragenlijst. Verschillen tussen EQ-5D-3L en QOLVAD onderstrepen het klinisch nut van de QOLVAD als sensitief meetinstrument voor LVAD-specifieke uitdagingen, zeker bij patiënten met risicofactoren voor een lagere HRQoL. Verdere Europese validatie en onderzoek naar HRQoL bij LVAD-patiënten in Europa zijn aanbevolen.
Meer lezen

Obstetrisch geweld in Sub-Saharaans Afrikaanse en Europese contexten. Een vergelijkende literatuurstudie vanuit een dekoloniale feministische lens.

Universiteit Gent
2025
Yana
Demey
Obstetrisch geweld en respectvolle geboortezorg staan op de agenda van overheden en internationale vrouwen- en gezondheidsorganisaties, met name in lage- en middeninkomenslanden. Obstetrisch geweld is een vorm van gendergerelateerd en medisch geweld dat historisch voortkomt uit genderongelijkheid, de ontwikkeling van de biomedische wetenschap en koloniale verhoudingen. Een vergelijkende literatuurstudie vanuit een dekoloniaal feministische lens waarbij 25 gepubliceerde gezondheidsonderzoeken werden geanalyseerd, toont hoe het concept van respectvolle geboortezorg een vorm van kolonialiteit inhoudt, obstetrisch geweld als een kleurenblind concept wordt toegepast en hoe de epistemische kennis van bevallende vrouwen niet of nog onvoldoende erkend wordt.
Meer lezen

HOOG SENSITIVITEIT IN HET DOMEIN VAN DE SENSUALITEIT Een beschrijvend onderzoek naar het verband tussen hoog sensitiviteit en seksualiteit

KU Leuven
2025
Vanessa
Verlinden
Deze masterproef onderzoekt de mogelijke invloed van hoog sensitiviteit op seksualiteit, beide worden beïnvloed door een combinatie van persoonlijkheidskenmerken en biologische factoren. Ondanks het feit dat hoog sensitiviteit een aantoonbare impact kan hebben op de fysieke en mentale gezondheid (Costa-lópez et al.,2021), is de relatie met seksuele gezondheid tot op heden weinig onderzocht. Voorts blijkt uit onderzoek van Lionetti et al. (2018) dat hoog sensitieve personen, door hun verhoogde gevoeligheid voor positieve omgevingsinvloeden, ook sterker kunnen reageren op psychotherapeutische interventies. Dit impliceert dat hun verhoogde kwetsbaarheid tegelijk ook kansen biedt voor een effectieve behandeling.
In het kader van dit beschrijvend onderzoek werd via sociale media en HSP Vlaanderen een online vragenlijst verspreid, resulterend in een steekproef van 273 respondenten die voldeden aan de inclusiecriteria. De vragenlijst omvatte reeds gevalideerde vragenlijsten die persoonlijkheidskenmerken, Sensation Seeking, seksuele inhibitie en excitatie en seksuele disfuncties nagaan. Bij de analyses werd er een onderscheid gemaakt op basis van geslacht en Sensation Seeking. Er werden 241 vrouwen en 32 mannen weerhouden met een HSP score die boven gemiddeld was.
De resultaten toonden enkele discrepanties met de bestaande literatuur wat betreft persoonlijkheidskenmerken. Hoog sensitieve personen scoorden doorgaans lager op extraversie, terwijl het gemiddelde in deze steekproef het theoretisch gemiddelde benaderde. Ook op vriendelijkheid lag het gemiddelde hoger dan wat de literatuur aangeeft. De hogere scores op openheid en neuroticisme bij hoog sensitieve personen werden wel bevestigd. Deze kenmerken kunnen enerzijds bijdragen aan grotere seksuele tevredenheid, maar anderzijds ook een negatieve invloed uitoefenen door verhoogde prikkelgevoeligheid. Ook op het vlak van seksuele inhibitie en excitatie waren er afwijkingen. Mannen scoorden hoger dan vrouwen op inhibitie, terwijl vrouwen hoger scoorden op excitatie. Opvallend is dat de hoog sensitieve personen in dit onderzoek vaker seksuele problemen, lijdensdruk en seksuele disfuncties rapporteerden dan wat in de algemene Vlaamse populatie werd vastgesteld in het Sexpert-onderzoek (Buysse et al., 2013). De hogere prevalentie van seksuele disfuncties kon echter niet worden verklaard op basis van seksuele inhibitie, excitatie of Sensation Seeking.
Uit deze studie blijkt dat hoog sensitieve personen hoog scoren op vriendelijkheid en openheid, waardoor ze mogelijk een hogere seksuele tevredenheid ervaren. Daarnaast lopen ze een verhoogd risico op seksuele problemen en eventuele lijdensdruk, waardoor er mogelijk ook meer kans is op seksuele disfuncties. Hoog sensitieve personen vertegenwoordigen vermoedelijk een groot deel van de populatie die vroeg of laat nood heeft aan seksuologische hulpverlening. Het is dan ook opportuun om seksualiteit in relatie tot hoog sensitiviteit verder te onderzoeken, bij voorkeur op basis van grotere en meer representatieve steekproeven om de bevindingen te versterken. Daarbij verdient ook de rol van mogelijke biologische factoren aandacht. Tot slot is het aangewezen om bestaande interventies meer toe te spitsen op specifieke kenmerken van hoog sensitieve personen. Meer inzicht in de seksuele beleving van hoog sensitieve personen is niet alleen van belang voor henzelf, maar ook voor hun partners en de hulpverleners die hen begeleiden bij seksuele bezorgdheden.
Meer lezen

De Perimenopauze in Nederland en België: het Diagnoseproces en de Mogelijke Rol van Verpleegkundigen in de Zorg

HOGENT
2025
Leen
Reynvoet
Deze bachelorproef van Leen Marie Reynvoet, student verpleegkunde aan Hogeschool Gent, onderzoekt het diagnoseproces van de perimenopauze bij vrouwen in België en Nederland. Het doel was om de ervaringen van vrouwen, de impact van hun symptomen en de rol van zorgverleners (met name verpleegkundigen) in kaart te brengen.

Belangrijkste bevindingen
• Vertraagde diagnose: Het onderzoek, gebaseerd op een online vragenlijst onder ruim 2000 vrouwen, toont aan dat het diagnoseproces vaak aanzienlijk vertraagd is. Voor een groot deel van de vrouwen in zowel België als Nederland duurde het 2 tot 10 jaar tussen het begin van de symptomen en het krijgen van een formele diagnose.
• Oorzaken: De vertraging wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door een kennistekort, zowel bij vrouwen zelf (die moeilijk betrouwbare Nederlandstalige informatie vinden) als bij zorgverleners in de eerste en tweede lijn. Veelvoorkomende misvattingen bij artsen, zoals het uitsluiten van de diagnose bij een regelmatige menstruatie of bij afwezigheid van opvliegers, dragen hieraan bij. Klachten worden vaak onterecht toegeschreven aan stress of burn-out.
• Impact op vrouwen: De symptomen hebben een grote negatieve impact op de levenskwaliteit, het sociale leven en de professionele carrière. Veel vrouwen voelen zich niet serieus genomen door zorgverleners en gaven aan weinig inspraak te hebben in het diagnoseproces.
• Rol van verpleegkundigen: De rol van verpleegkundigen in het diagnoseproces is momenteel zeer beperkt. Weinig vrouwen voelen zich comfortabel om hun klachten met een verpleegkundige te bespreken en de meerderheid heeft dit ook nooit gedaan.
De conclusie is dat structurele investeringen nodig zijn in de opleiding van zorgverleners en in de toegang tot betrouwbare informatie voor vrouwen om het diagnoseproces te verbeteren en de ernstige gevolgen van de vertraging te beperken
Meer lezen

Multi-branch Neural Networks for Drug-target Interaction Prediction and Target-conditioned de novo Drug Design

Universiteit Gent
2025
Robbe
Claeys
Het ontdekken van nieuwe interacties tussen geneesmiddelen en proteïne-doelwitten (DTIs) is cruciaal voor therapeutische innovatie, maar experimentele validatie is kostelijk
en schaalt niet naar de astronomische omvang van chemische mogelijkheden. Heterogene, schaarse bindingsdata en beperkte diversiteit belemmeren robuuste voorspelling en de mogelijkheden voor in silico moleculaire ontwerp. Deze scriptie presenteert een geïntegreerd raamwerk dat data, representaties en modellen opschaalt voor DTI-voorspelling en doelwit-gestuurd de novo geneesmiddelontwerp.

Een gecombineerd DTI-corpus (339k interacties) en twee grote pretrainingsbronnen werden samengesteld om zowel supervised als unsupervised leerdoelen te ondersteunen. Centraal in het raamwerk is een flexibele, modulaire multi-branch architectuur: elke branch van het model (geneesmiddel of doelwit) kan geïnstantieerd worden als een encoder met enkele invoer, of als een multi-invoer-encoder die complementaire representaties fuseert (bijv. graaf, vingerafdruk, aminozuursequentie, DNA-signalen).
De geneesmiddel branch kan ook een variatie-sampling kop en een latent-gestuurde, discrete diffusie gebaseerde moleculaire graaf-generator omvatten. Branches kunnen
gezamenlijk getraind worden voor supervised DTI-voorspelling, of onafhankelijk met unsupervised/self-supervised leerdoelen om biologische voorkennis langs domeinen
heen in te brengen.

Resultaten tonen een regime-afhankelijk beeld: in data-arme regimes zijn foundationmodel embeddings het effectiefst, terwijl moleculaire vingerafdrukken de leiding hebben
wanneer data abundant zijn. Analyses tonen aan dat geneesmiddel-representaties de DTI-voorspellingsnauwkeurigheid sturen, met graaf-gebaseerde representaties als
meest invloedrijk; aminozuur- en DNA-signalen zijn complementair voor proteïnen. Algemeen verduidelijkt deze studie wanneer en hoe leren van meerdere representaties
en transfer learning helpen, biedt het een reproduceerbare basis voor DTI-voorspelling, en toont het de haalbaarheid aan van latent-gestuurde omgekeerde diffusie voor het
genereren van chemisch valide, doelwit-specifieke moleculen waarvan de farmacofore kenmerken consistent zijn met de bredere biochemische literatuur.
Meer lezen

Slimme Omgevingen voor Kleine Patiënten: De invloed van virtual reality (VR) op angst in de pediatrische spoed-box

Hogeschool PXL
2025
Wasim
Vandepoel
In deze bachelorproef wordt onderzocht hoe Virtual Reality (VR) ingezet kan worden om angst bij kinderen tussen 6 en 12 jaar te verminderen tijdens hun verblijf op de spoedgevallendienst. Het onderzoek vertrekt vanuit de vaststelling dat angst een veelvoorkomend probleem is bij pediatrische patiënten, en dat technologische hulpmiddelen zoals VR mogelijk een positieve invloed kunnen hebben op hun beleving van medische procedures.
Via een combinatie van literatuurstudie, een CAT-analyse en een praktijkgerichte interventie werd nagegaan hoe VR kan bijdragen aan kindvriendelijke zorg. Daarnaast werd onderzocht hoe zorgverleners – waaronder verpleegkundigen, artsen en gastvrouwen – staan tegenover het gebruik van VR in hun dagelijkse praktijk. Uit de resultaten blijkt dat passieve educatie onvoldoende is om gedragsverandering te stimuleren. Een interactieve workshop, waarbij het spoedteam zelf de VR-bril kon uitproberen, leidde tot een duidelijke toename in kennis en bereidheid tot toepassing.
Hoewel VR momenteel nog niet actief wordt gebruikt op de spoedafdeling, toont deze studie aan dat er potentieel is voor implementatie. De bachelorproef levert concrete aanbevelingen en materialen aan, waaronder een protocol, handleiding en educatieve poster, om de introductie van VR in de pediatrische spoedzorg te ondersteunen.
Meer lezen

De beleving van de partner van een transgender persoon na een genderbevestigende ingreep. Een kwalitatief onderzoek met de focus op relatie, intimiteit en seksualiteit.

KU Leuven
2025
Maximo
Meerschaut
In deze masterproef wordt de romantische en seksuele beleving van cisgender partners van een transgender persoon na het ondergaan van een genderbevestigende ingreep onderzocht. Eerder onderzoek toont aan dat er nog onvoldoende kennis is over de gevolgen hiervan op de partner en de partnerrelatie. Ook op andere levensdomeinen lijken nog enkele blinde vlekken, wat de nood aan onderzoek omtrent de beleving van de partners en diens specifieke noden en behoeften benadrukt. Deze masterproef werd opgezet met de ambitie meer inzicht te verwerven betreffende de beleving, noden en behoeften van deze partners, zodoende de toekomstige partnerzorg hierop beter kan worden afgestemd.
Dit onderzoek betreft een kwalitatieve studie middels zeven semigestructureerde interviews met cisgender partners van wie de trans partner de genderbevestigende operatie minimaal zes maanden geleden onderging. Alle interviews werden opgenomen, gepseudonimiseerd, getranscribeerd en handmatig geanalyseerd volgens het stappenplan van Braun en Clarke (2006) betreffende thematische analysemethode.
Deze thematische analyse resulteerde in vier centrale thema’s. Thema 1 benadrukt dat open communicatie een cruciaal aspect is binnen de relatie. De transitie werd als een emotionele rollercoaster ervaren, waarbij het opnemen van de verzorgende rol voor voldoening zorgde in een emotioneel belastende herstelperiode. Alle participanten vonden het vanzelfsprekend om er te zijn voor hun trans partner. Thema 2 gaat in op de gevolgen van de genderbevestigende ingreep, waarbij de partner soms een bijdrage kan leveren en een impact hebben op de operatiekeuze. Fertiliteit kwam af en toe ter sprake als een gevoelig thema, aangezien een natuurlijke zwangerschap meestal niet mogelijk is. In thema 3 wordt intimiteit gedefinieerd als “er voor elkaar zijn”, connectie, vertrouwen en samenzijn. Verschillende participanten gaven aan dat er geen veranderingen waren in emotionele intimiteit. Echter zijn er sommigen die aangeven dat dit geleid heeft tot een hechtere band. Seksualiteit werd dan weer benoemd als verlangen naar en het hebben van seks en genot. Postoperatieve seksualiteit werd ervaren als een ontdekkingstocht waarbij men met communicatie en voorzichtigheid het lichaam van de trans partner opnieuw gaat leren kennen. De verandering in seksueel script werd meermaals als positief ervaren. Thema 4 geeft de specifieke noden en behoeften doorheen de transitie aan, waarbij voornamelijk steun en betrokkenheid essentieel bleken. Uit de data bleek er ook een duidelijke informatiebehoefte, althans onmiddellijk na de ingreep, waarvoor een brochure werd gesuggereerd. Verder werd ook het gebrek aan lotgenotencontact beschreven, waarbij praatavonden als potentiële oplossing werden genoemd.
Deze bevindingen en terugkoppeling naar de literatuur zijn terug te vinden in de discussie sectie. Er kan geconcludeerd worden dat een genderbevestigende ingreep grote gevolgen heeft op diverse aspecten van de relatie, waaronder de relatiebeleving, fertiliteit en seksualiteit. In de periode onmiddellijk na de ingreep wordt een grote marge aan diverse gevoelens ervaren, waaronder angst, machteloosheid, maar ook dankbaarheid en een sterkere connectie. Echter kunnen deze gevoelens deels worden verlicht door het vervullen van de informatiebehoefte. Deze masterproef eindigt met een uiteenzetting van de beperkingen van het onderzoek, implicaties voor verder onderzoek en een samenvattende conclusie.
Meer lezen

Een innovatieve leerervaring in het zorgonderwijs - Escape room: Maurice De Groots laatste uur

Odisee Hogeschool
2025
Eline
Massart
  • Evelien
    Maes
In mijn praktijkonderzoek heb ik onderzocht hoe gamification, via een escape room, het leren kan stimuleren en het effect heeft op het kennisbehoud van leerlingen. Tijdens de activiteit hebben leerlingen opdrachten uitgevoerd die waren gebaseerd op theoretische kennis, waarna hun betrokkenheid, motivatie en kennisbehoud werden gemeten. De resultaten laten zien dat gamification niet alleen het leren leuker maakt en de betrokkenheid vergroot, maar ook een positief effect heeft op het onthouden en toepassen van de theoretische kennis.
Meer lezen

Herkenning van geslachtsspecifieke symptomen bij een myocardinfarct: Implicaties voor verpleegkundige zorg en vroege diagnostiek

Thomas More Hogeschool
2025
Annelies
Verlinde
In deze scriptie wordt onderzocht hoe mannen en vrouwen verschillen in de manier waarop een hartinfarct zich manifesteert en welke gevolgen dit heeft voor verpleegkundige zorg. Omdat vrouwen vaker atypische klachten ervaren, zoals kortademigheid of vermoeidheid, wordt hun infarct minder snel herkend en behandeld. Dit leidt tot ongelijkheid in uitkomsten en een verhoogd risico op complicaties. Via een literatuurstudie werd nagegaan hoe verpleegkundigen deze signalen beter kunnen identificeren en werd een educatieve folder ontwikkeld om zowel zorgverleners als patiënten te ondersteunen. Het eindwerk benadrukt zo de noodzaak van geslachtssensitieve zorg en biedt een praktisch hulpmiddel om diagnostische vertraging bij vrouwen te verminderen.
Meer lezen

Zachte warmte, grote impact: Kangaroo care als pijnbestrijding bij neonaten

Thomas More Hogeschool
2025
Amber
Monten
De scriptie gaat over kangoeroezorg als manier om acute pijn bij neonaten te verlichten, vooral op de NICU. Hoewel huid-op-huidcontact bewezen voordelen heeft wordt het tijdens medische handelingen zoals bloedafnames nog weinig toegepast. In het werk worden de belangrijkste drempels besproken, zoals beperkte ruimte, terughoudendheid van zorgverleners en praktische moeilijkheden voor ouders. Op basis van de literatuur is een verpleegkundig protocol uitgewerkt dat laat zien hoe kangoeroezorg veilig kan worden geïntegreerd in procedures zoals bloedafnames. De kernboodschap is dat kangoeroezorg niet alleen goed is voor de prematuur, maar ook ouders sterker betrekt en verpleegkundigen helpt om meer holistische zorg te bieden.
Meer lezen

Medisch beroepsgeheim onder druk: tussen willen spreken en mogen spreken in verband met vaststellingen/ vermoedens van kindermishandeling

Hogeschool UCLL
2025
Caithlyn
Reyns
Wat een arts niet mag doen in verband met zijn beroepsgeheim is duidelijk bepaald in de Strafwet. Het is echter een andere situatie wanneer het gaat om de gevallen waarbij een arts zijn beroepsgeheim kan doorbreken en welke voorwaarden dienen vervuld te zijn vooraleer dit kan gebeuren. Zo kan het beroepsgeheim, buiten de gevallen bij wet bepaald, doorbroken worden wanneer de arts hiervoor de toestemming van de patiënt heeft, of wanneer hij zich beroept op het principe van de noodtoestand, vermits voldaan is aan de voorwaarden.

De situatie is echter veel complexer wanneer het over een minderjarige patiënt gaat. In dat geval is de persoon in kwestie handelingsonbekwaam en kan deze onmogelijk zijn patiëntenrechten zelf uitoefenen. Bijgevolg kan de arts ook geen geldige toestemming van een handelingsonbekwame, minderjarige patiënt verkrijgen en moet hij de wettelijke vertegenwoordiger hiervoor aanspreken. Bij deze concrete casussen moet er een bijzondere aandacht gevestigd worden op het ontbreken van een wettelijke grondslag die voorziet in een procedure betreffende de melding van vermoedens van kindermishandeling. Hetgeen wel bij wet bepaald is, zorgt ervoor dat een arts de misdrijven waarvan hij kennis heeft genomen, kan meedelen aan de Procureur des Konings en dit dus geen wettelijke verplichting inhoudt. Later zal blijken dat dit slechts gebeurt bij de meest ernstige situaties. De ziekenhuizen trachten eerst de interne procedure te volgen die minder verregaande plichten oplegt.

Wat sterk benadrukt wordt in deze procedures is de samenwerking zowel intern als extern in verschillende fases en situaties van de vermoedens en vaststellingen van kindermishandeling. Aan de hand van een stappenplan, gebaseerd op begeleidende vragen, zal de geheimhouder een begeleidde beslissing kunnen maken in verband met het al dan niet raadplegen van hulp.

Wanneer een geheimhouder zijn beroepsgeheim schendt, zonder dat de voorwaarden van artikel 458 Sw. en 458bis Sw. vervuld zijn, kan hij op enkele verschillende manieren aansprakelijk gesteld worden. De eerste vorm van aansprakelijkheid betreft de strafrechtelijke aansprakelijkheid, vermits de schending van het beroepsgeheim een misdrijf uitmaakt. Dit misdrijf kan bestraft worden met een gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar en een geldboete van honderd euro tot duizend euro of met een van die straffen alleen. Daarnaast is er ook de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, die opgedeeld wordt in buitencontractuele en contractuele aansprakelijkheid. De contractuele aansprakelijkheid primeert steeds op de buitencontractuele aansprakelijkheid, tenzij de fout een misdrijf uitmaakt, of geen onderdeel is van een contract. Wanneer het gaat om een medische fout, is er sprake van buitencontractuele aansprakelijkheid. Een interne vorm van aansprakelijkheid is de tuchtrechtelijke aansprakelijkheid, waarbij de dader tuchtrechtelijk aangesproken kan worden voor het schenden van de interne plichtenleer van zijn bepaalde groep waarbinnen de belangen van die groep verdedigd worden.

Aan de hand van dit onderzoek is duidelijk geworden dat er veel onzekerheden zijn bij hulpverleners in het kader van het medisch beroepsgeheim en de grenzen die ze hierin moeten trekken en/of verleggen. De nood aan een duidelijk wettelijk kader is bijgevolg groot.
Meer lezen