Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Het bevat intussen al meer dan 8.000 artikels en volledige scripties van bachelor- en masterstudenten die sinds 2002 hebben deelgenomen aan de Vlaamse Scriptieprijs.

DE RECHTSVORDERING VAN RECHTSPERSONEN TER VERDEDIGING VAN ALGEMENE BELANGEN Aan poten en hoeven gebonden? De rechtsvordering van verenigingen ter verdediging van dierenwelzijn: een kritische toetsing

Vrije Universiteit Brussel
2025
Astrid
Pepermans
De mogelijkheid voor verenigingen om in rechte op te treden ter verdediging van algemene belangen – dat wil zeggen belangen die verband houden met hun statutair doel – vormt al jarenlang een bron van juridische en maatschappelijke discussie. Het vraagstuk werd recent opnieuw op scherp gesteld door het arrest van het Belgische Hof van Cassatie van 11 juni 2024, waarin de burgerlijke partijstelling van vzw Animal Rights onontvankelijk werd verklaard wegens een gebrek aan eigen belang in de zin van artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek. De vzw had zich, naar aanleiding van ernstige schendingen van dierenwelzijnswetgeving, burgerlijke partij gesteld in een strafprocedure tegen een slachthuis en diens zaakvoerder. Hoewel het Gentse Hof van beroep het jaar voordien nog had geoordeeld dat de vzw een eigen belang kon aantonen op basis van haar statutair doel, kwam het Hof van Cassatie tot een tegengestelde conclusie.

De vraag of, en onder welke voorwaarden, dergelijke rechtspersonen een rechtsvordering kunnen uitoefenen, raakt aan fundamentele beginselen van het procesrecht en aan de klassieke tweedeling tussen het private en publieke domein waarop het Belgisch recht steunt. Deze indeling onderscheidt enerzijds private belangen, die via de burgerlijke procedure worden verdedigd door titularissen van subjectieve rechten of hun gemachtigden, en anderzijds het publieke belang, waarvoor doorgaans het openbaar ministerie optreedt, meestal binnen het strafrecht.

Deze bijdrage beoogt een diepgaande analyse van de ontvankelijkheidsvoorwaarden die de Belgische rechtsorde hanteert voor rechtspersonen die algemene belangen in rechte willen verdedigen, met bijzondere aandacht voor dierenwelzijnsverenigingen. De uiteenzetting vertrekt dan ook vanuit de centrale onderzoeksvraag: Hoe verhoudt de invulling van het belang, de hoedanigheid en de (potentieel) geleden schade als ontvankelijkheidsvoorwaarden voor de rechtsvordering van rechtspersonen ter verdediging van de algemene belangen zich tot de behartiging van dierenwelzijn?

Al in de jaren 60 wees de koninklijk commissaris bij het ontwerp van het gerechtelijk wetboek op het ontbreken van een uitgewerkte theorie rond de rechtsvordering, met inbegrip van vorderingen ingesteld door rechtspersonen. Een eenduidige, coherente en systematische wettelijke regeling kwam er tot op heden niet. Een wisselvallige rechtsleer én rechtspraak is het gevolg.

Om de centrale onderzoeksvraag te beantwoorden, vat dit artikel aan met een verkenning van het juridisch en rechtsdogmatisch kader waarin de rechtsvordering, het belang, de hoedanigheid en de schade wordt geconceptualiseerd en geïnterpreteerd. Ook een overzicht van de historische en actuele positie van de rechtsvordering van rechtspersonen ter verdediging van algemene belangen is onontbeerlijk. Door de juridische en politieke premissen te onderzoeken waarop uiteenlopend invulling is gegeven aan de toepassingsvoorwaarden ervan, en door na te gaan hoe deze verschillende benaderingen zich tot op vandaag in de praktijk manifesteren, brengt dit artikel bestaande lacunes en begripsverwarring in kaart.

De focus wordt vervolgens, aan de hand van een veldstudie, toegespitst op de mogelijkheid voor verenigingen die milieubescherming en dierenwelzijn nastreven om als burgerlijke partij op te treden in strafzaken. Deze veldstudie, ingegeven door het arrest van 11 juni 2024, toont aan dat zelfs na de hervorming van artikel 17 Gerechtelijk Wetboek – waarmee de initiatiefnemers beoogden de juridische mist rond de rechtsvordering weg te nemen – nog steeds geen sluitende interpretatie bestaat over de ontvankelijkheidsvoorwaarden van de rechtsvordering van rechtspersonen.

Dit is niet alleen problematisch in de burgerlijke rechtspraak. Zoals de analyse in deze bijdrage aantoont, treden verenigingen ook in strafzaken op om dierenleed onder de aandacht van de rechter te brengen, met inconsistente rechtspraak als resultaat. Gezien de maatschappelijke urgentie en het toenemende draagvlak voor handhaving van dierenwelzijnswetgeving, is de nood aan een eenduidig wettelijk kader en aan rechtszekerheid des te groter. In dat opzicht overstijgt deze bijdrage de technisch-processuele discussie over ontvankelijkheid, en raakt ze ook aan fundamentelere vragen over wie er het best geplaatst is om dierenwelzijn te verdedigen in het gerecht, op welke manier dierenleed kan worden gesignaleerd, erkend en gecompenseerd, en welke belangen – vooral wanneer ze niet worden gestut door eigen subjectieve rechten – al dan niet een juridische stem verdienen.

Daarbij wordt ook stilgestaan bij de mogelijkheid van verdere wetgevende actie. Twee wetsvoorstellen van 16 september 2024 en van 11 oktober 2024 trachtten het hiaat in de toegang van dierenwelzijnsverenigingen tot de rechter op te vullen door in artikel 17 Gerechtelijk Wetboek een uitdrukkelijke rechtsvordering toe te kennen aan deze verenigingen. Dit roept de vraag op of het wenselijk is om opnieuw een bijzonder wettelijk regime in te voeren, dan wel of het tijd is om de conventionele, binaire fundamenten van de rechtsvordering in België te herzien, in het licht van belangen die vandaag nog te vaak noodgedwongen zonder juridisch klankbord blijven.
Meer lezen

GenAI, MT en de vertaler van morgen

Vrije Universiteit Brussel
2025
Davina
Ferraris
De opkomst van generatieve artificiële intelligentie (GenAI) en machinevertaling (MT) verandert het beroep van vertaler drastisch, wat leidt tot toenemende onzekerheid over de toekomst van het beroep. Tegelijkertijd staan derdejaarsstudenten Toegepaste Taalkunde aan Vlaamse universiteiten voor belangrijke studie- en carrièrekeuzes, waaronder de keuze om vertaler te worden. Deze masterproef onderzoekt hoe zij het beroep van vertaler percipiëren in tijden van GenAI en MT en in hoeverre deze percepties hun keuze om vertaler te worden beïnvloeden.
Meer lezen

De invloed van de menstruatiecyclus op sportprestaties

Universiteit Gent
2025
Emma
De Naeyer
Deze masterproef onderzoekt de invloed van de menstruatiecyclus op sportprestaties bij Belgische eliteatletes. Hoewel internationale aandacht voor dit thema toeneemt, bleef het onderwerp in België tot nu toe grotendeels onontgonnen terrein.

Aan de hand van een online vragenlijst bij 81 vrouwelijke Belgische topsporters uit verschillende sporten werd nagegaan hoe zij hun menstruatiecyclus ervaren, welke klachten ze ondervinden en hoe open erover gecommuniceerd wordt binnen de sportcontext.

De resultaten tonen aan dat meer dan 90% van de atletes fysieke en mentale klachten ervaart voor of tijdens de menstruatie, en dat de helft regelmatig pijnstillers gebruikt om te kunnen presteren. Daarnaast werd een hoge prevalentie van menstruatiestoornissen vastgesteld. Opvallend is dat slechts één op drie atletes met haar coach over dit onderwerp spreekt; vooral in teamsporten blijft de drempel groot.

Het onderzoek benadrukt de nood aan meer open communicatie, educatie voor coaches en medische staf en begeleiding op maat, waarbij de menstruatiecyclus structureel wordt meegenomen in trainings- en wedstrijdplanning.

Deze bevindingen leveren waardevolle inzichten voor een meer genderbewuste benadering van topsport en dragen bij tot het doorbreken van een hardnekkig taboe binnen de sportwereld.
Meer lezen

[de leegte in het landschap en het gecureerd verval.]

Universiteit Hasselt
2025
Thomas
Cuyt
We leven in een wereld vol met dingen die zijn achtergelaten door degenen die vóór ons kwamen, maar we pikken een aantal van deze dingen eruit voor onze aandacht en zorg. We vragen bepaalde gebouwen, objecten en landschappen om te functioneren als
geheugensteuntjes, om het verleden te herinneren dat hen heeft voortgebracht, en om dit verleden beschikbaar te maken voor onze overpeinzing en zorg. Die geheugensteuntjes, of junk-space zoals Rem Koolhaas (Koolhaas & Foster, 2013) het omschrijft, is het residu dat de mensheid op deze planeet achterlaat. Het product van modernisme is niet moderne architectuur, maar junkspace, ruimteafval of gecureerd verval.
Hoe kan er worden omgegaan met dat verval wat bij wegnemen leidt tot littekens in het landschap en hoe kan deze leegte opnieuw een plaats krijgen?

In het samengaan van leegte en verval ontstaat een dialoog. Het landschap, datgene wat ooit de achtergrond was van menselijke activiteit, neemt langzaam zijn plek terug. Gras groeit door scheuren in het asfalt, klimop verslindt de bakstenen huid van verlaten panden. Wat ooit strak en gecontroleerd was, wordt nu een canvas voor de natuur, voor de tijd. De architectuur vertelt verhalen van tijd en vergankelijkheid, laat los wat het vasthield. De perfecte symmetrie van muren wordt vervangen door grillige lijnen en onvolmaakte vormen. De leegte in het landschap benadrukt dit proces; het biedt een podium zonder afleiding. In de leegte die hierdoor ontstaat, openbaart zich een nieuwe ruimte: een plek waar natuur en herinnering zich verstrengelen. Het is juist door het ontpitten en cureren van gebouwen in verval, of structuren die hun functie verloren, dat leegte ontstaat. Deze leegte, als een litteken in het landschap, kan uitgroeien tot een schakel. Een fluïde zone waar natuurlijke en menselijke processen elkaar ontmoeten. De grens tussen het kunstmatige en het natuurlijke vervaagt, verschuift, en wordt geen harde lijn meer, maar een overgangsgebied, een ademende ruimte die verbindt in plaats van scheidt.
Het is juist deze “junkspace”, zoals Koolhaas (Koolhaas & Foster, 2013) het noemt, of het “gecureerd verval” waar Caitlin DeSilvey (DeSilvey, 2017) over schrijft, die kan worden ingezet als verbinder. Een transitiegebied dat een dubbel doel dient: zowel als collectieve ruimte voor een omliggende woonwijk, als schakel tussen natuur en woonomgeving. Hier ontstaat geen nieuwe scheiding, maar een netwerk waarin de grenzen vervagen en een nieuwe harmonie kan groeien.
Meer lezen

Hoe framen Europese populistisch radicaal-rechtse partijen het Israëlisch-Palestijns conflict na 7 Oktober?

Universiteit Gent
2025
Sien
Daeninck
Populistisch radicaal-rechtse partijen zoals Vlaams Belang (VB) en het Franse Rassemblement National (RN) gebruiken het Israëlisch-Palestijns conflict om hun kernboodschappen over migratie, veiligheid en islamitisch extremisme te versterken. Beide partijen kaderen het conflict als een bedreiging die door migratie naar Europa wordt overgebracht en sluiten zo aan bij de ideologische pijlers: nativisme, autoritarisme en populisme. Toch verschillen ze in hun benadering: RN kiest nadrukkelijk de kant van Israël, terwijl VB een neutralere, pragmatische houding aanneemt. Die verschillen tonen aan dat radicaal-rechts geen homogene groep is, maar hun discours aanpast aan nationale en geopolitieke contexten.
Meer lezen

Van Uniformiteit naar Veelzijdigheid: Een Ruimtelijk Renovatiekader voor de Adaptieve Transformatie van Kantoorgebouwen

KU Leuven
2025
Nathan
Verstappen
Stedelijke kantoorgebouwen uit de vorige eeuw bereiken massaal het einde van hun levenscyclus. Slopen lijkt vanzelfsprekend, maar is dat wel zo slim? Een samengestelde strategie die renovatie-ontwerp en kwantificatie van milieu-impact combineert, toont dat behoud niet alleen beter is voor onze klimaatdoelstellingen, maar ook een kans biedt om woningen, publieke ruimte en levendigheid terug te brengen in de stad.
Meer lezen

De ontwikkeling van zelfbesef in een creatieve omgeving tijdens de prehistorie: De Venus van Dolní Věstonice bekeken vanuit een material engagement perspectief

Vrije Universiteit Brussel
2025
Anna
Neyens
Deze thesis onderzoekt hoe de Material Engagement Theory (MET) zoals ontwikkeld door L. Malafouris, een vernieuwend perspectief kan bieden op de ontwikkeling van het zelf door de analyse van de prehistorische figurines uit Dolní Věstonice, in het bijzonder de zogenaamde Venus I. In tegenstelling tot traditionele, representatie-gebaseerde
interpretaties, die vaak gekenmerkt worden door androcentrisme en een teleologische lezing van symboliek, wordt in dit onderzoek de figurine benaderd als resultaat van een dynamisch interactieproces tussen maker en materiaal. Door toepassing van de MET in combinatie met de chaîne opératoire benadering, wordt niet alleen het fabricatieproces onderzocht, maar ook de cognitieve implicaties die daaruit voortvloeien. Centraal daarbij staat de vraag hoe het fabricatieproces van deze objecten bijdraagt aan de ontwikkeling van zelfbewustzijn en persoonlijke identiteit in de prehistorie. De cognitieve archeologie houdt zich bezig met de evolutie van het menselijk denken. Vaak is
deze discipline, net zoals ander takken van de archeologie, lange tijd beïnvloed geweest door een dualistisch wereldbeeld waarin geest en lichaam als gescheiden entiteiten werden gezien. Malafouris stelt in zijn MET dat cognitie niet beperkt is tot de hersenen, maar zich uitstrekt over het hele lichaam en materiële omgeving. Volgens deze theorie ontstaat agency en betekenis in interactie tussen materiaal en maker, in plaats van in een mentale, vooraf bepaalde sfeer. Dit biedt een krachtig alternatief voor de meer statische, representatiegerichte interpretaties van prehistorische artefacten.
Om deze theorie toe te passen op een concreet voorbeeld, is gekozen voor de Venusfigurine van Dolní Věstonice. Deze figurine behoort tot de iconische categorie van Venusfigurines, die vaak gepresenteerd worden als symbool of godin van vrouwelijkheid, vruchtbaarheid of moederschap. Deze interpretaties gaan vaak voorbij aan het productieproces, aan de volledige assemblage van figurines op de site en aan de context waarin ze vervaardigd zijn. Door het representatieparadigma te verlaten, wordt ruimte gecreëerd voor een alternatieve benadering waarin niet de betekenis van het object centraal staat, maar het proces dat tot de creatie heeft geleid en de cognitieve implicaties die daarin besloten liggen.
De chaîne opératoire benadering biedt een methode om het fabricatieproces van objecten te reconstrueren. Wanneer deze benadering gecombineerd wordt met de MET, ontstaat een analytische lens die net alleen zicht biedt op de technische handelingen, maar ook op de cognitieve structuren die zich via die handelingen ontwikkelen. De analyse van Venus I toont aan dat er geen sprake is van een mental template die simpelweg werd uitgevoerd. In plaats daarvan ontwikkelde de figurine zich in samenspel tussen hand, klei, ervaring en omgeving. Dit wordt beargumenteerd door de aanwezigheid van veel creativiteit en experimenteel gedrag met de löss pasta, zichtbaar in het assemblage. Dit impliceert dat het proces zelf vormend was voor het denken en het zelfbewustzijn van de maker. Vanuit dit perspectief kan het maakproces beschouwd worden als een vorm van creative thinging, waarbij cognitie en materiaal onlosmakelijk verbonden zijn. Tijdens deze handeling ontstaat betekenis niet vooraf, maar in de interactie zelf. Het is juist deze materiële interactie die fundamenteel bijdraagt aan de ontwikkeling van het zelf: door met en door het materiaal te denken, vormt de maker niet alleen een object, maar ook een evoluerend besef van zichzelf.
Tegelijkertijd wordt de materiële wereld uitgebreid met nieuwe vormen en artefacten, die op hun beurt weer nieuwe mogelijkheden creëren en verdere creatieve exploratie.
Deze dynamiek is niet lineair, maar voortdurend en wederkerig: elke creatie opent nieuwe wegen voor nieuwe creaties, zowel op cognitief als materieel vlak. Dit beschrijft Malafouris door het acroniem STRANGE: Situated, TRANsactional, GEnesis. De vorming van het zelf door creative thinging is een voortdurend proces (genesis) waarbij maker en object samen gevormd worden (transactional) in de geleefde tijd en ruimte (situated). Het zelf ontwikkelt zich hier door materiële interactie. Tijdens het maken van de figurine Venus I, ontwikkelt de maker niet alleen een object, maar vormt hij of zij tegelijkertijd een ontwikkelend besef van zichzelf.
Dit proces van zelfvorming is nauw verbonden met wat Malafouris beschrijft als de overgang van noëtisch naar autonoëtisch bewustzijn. Waar het eerste verwijst naar het basisbewustzijn van objecten en handelingen, wijst het tweede op het vermogen om na te denken over het zelf in tijd en ruimte, het is een narratief zelfbewustzijn. De figurines tonen aan dat dit niveau van zelfbewustzijn zich reeds in de prehistorie begon te vormen, niet als abstract fenomeen, maar als materieel verankerd creatief proces. De figurine van Dolní Věstonice kan in dit licht geïnterpreteerd worden als een teken van het zelf: het is een artefact dat bijdraagt aan de vorming van het bewustzijn. Het behoort tot de zogenaamde self-semiotic artifacts.
Deze alternatieve benadering heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van
Venusfigurines in het algemeen. Door de focus te verleggen van vorm en symbool naar proces en interactie, worden oude denkkaders doorbroken. Het representatie-discours, dat vaak gepaard gaat met androcentrische interpretaties, verliest zijn vanzelfsprekendheid. In plaats van te vragen wat de figurine voorstelt, wordt de focus verlegd naar wat het productieproces betekent voor de cognitie van degene die dit maakte. Dit vormt een fundamenteel verschillende vorm van kijken, die ook een meer genderarcheologische en contextuele benadering mogelijk maakt. Bovendien biedt deze studie een opening naar nieuwe manieren van interdisciplinair onderzoek.
De parallellen tussen het prehistorisch maakproces en ambachten doorheen de tijd of
hedendaagse artistieke praktijken, zoals het onderzoek van kunstenaar en cognitief archeoloog Paul March, suggereren dat deze manier van denken niet enkel archeologisch relevant is, maar ook toepasbaar op hedendaagse mens-materiaal-relaties. Creatie in vervormbare pasta, zoals klei, kan doorheen de tijd een constante bron van zelfontwikkeling zijn. Ook de notie van klei als oerstof in scheppingsmythen over de hele wereld bevestigt dit verband tussen materiaal en mens.
Hoewel de MET veel theoretisch potentieel biedt, blijft de concrete toepassing ervan in
archeologische casussen schaars. Deze studie pleit ervoor om de MET niet alleen te blijven ontwikkelen als filosofisch model, maar ook als praktisch onderzoeksinstrument. De combinatie met de chaîne opératoire is hierin een veelbelovende richting: ze maakt het mogelijk om handeling, ervaring en cognitie te traceren via materiële sporen.
Meer lezen

Prototyping novel length measurement instruments

Universiteit Hasselt
2025
Stig
Konings
Mijn scriptie draagt de titel Prototyping Novel Length Measurement Instruments. Het doel van dit onderzoek was het ontwikkelen van een meetinstrument dat meer gericht is op de mens en gebruiksvriendelijker is, in deze scriptie is StoryStick++ ontstaan.
Meer lezen

Verificatie van de CINtec PLUS Cytologietest (Roche): een dubbele kleuringstechnologie voor epitheelcellen uit uitstrijkjes van de baarmoederhals in de context van de diagnose van baarmoederhalskanker.

Erasmushogeschool Brussel
2025
Solenn
Bosmans
De scriptie behandelt de CINtec PLUS Cytologietest (Roche), een diagnostische test voor het opsporen van cellen in baarmoederhalsuitstrijkjes met een verhoogd risico op kanker. De test detecteert de co-expressie van de biomarkers p16 en Ki‑67, die informatie geven over ongecontroleerde celgroei. Tijdens de implementatie bij het Institut de Pathologie et de Génétique (IPG) werd de test uitgebreid geverifieerd op juistheid, herhaalbaarheid, reproduceerbaarheid en robuustheid om de betrouwbaarheid te bevestigen. Het doel van de test is het aantal vals-positieve resultaten te verminderen, zodat onnodige vervolgonderzoeken en stress bij vrouwen beperkt worden.
Meer lezen

Political connections, corruption and road traffic safety: a Russian case study

Universiteit Gent
2025
Seppe
Van Den Berge
Een onzichtbaar sociaal mechanisme kwam aan het licht. Dat was geen evidente opdracht, want de gegevens om nepotisme of vriendjespolitiek aan te tonen zijn schaars, van wisselende kwaliteit en bovendien gevoelig. Toch leveren grote, ongefilterde datasets onverwachte schatten op. In mijn datagedreven thesis gebruik ik Russische cijfers om nepotistische effecten op te sporen in een nieuw domein: het verkeer. Een terrein dat tot nu toe grotendeels buiten het onderzoek naar nepotisme bleef, dat zich vooral op de arbeidsmarkt richtte.
Meer lezen

Vergeten kennis: wat zeventiende- en achttiende eeuwse medicinale recepten onthullen over de impact van botanica op de geneeskunde in de Zuidelijke Nederlanden.

Universiteit Gent
2025
Lien
Vandenbroucke
In mijn scriptie ben ik via een vergelijkende analyse van zeventiende- en achttiende-eeuwse medicinale recepten en hun ingrediënten, gefocust op medicinale planten, nagegaan welke impact de globalisering van botanica had op de geneeskunde in de Zuidelijke Nederlanden. De scriptie is opgedeeld in twee grote delen.

In het eerste deel bespreek ik de bestaande literatuur of historiografie en schets ik aan de hand van een literatuurstudie de zeventiende- en achttiende eeuwse situatie in Italië, de Noordelijke Nederlanden en de Atlantische Wereld. Vervolgens heb ik een eigen studie gedaan van huishoudboeken en archiefstukken uit familiearchieven om zo te achterhalen welke nieuwe plantensoorten, medicinale recepten en aandoeningen zijn toegevoegd of verdwenen; Hierbinnen heb ik ook aandacht voor de dierlijke en minerale ingrediënten die voorkwamen in recepten om op die manier ook de impact van chemische geneeskunde te kunnen schetsen. Vervolgens onderzocht ik de oorzaken die aan de basis lagen van deze veranderingen. Ik heb me hierbij afgevraagd welke trends en individuen een impact hadden op de evolutie binnen medicinale recepten, hoe nieuwe kennis werd verspreid en in welke mate apothekers en medicinale instituties hier verantwoordelijk voor waren.

Om af te sluiten maakte ik een vergelijkende analyse tussen de situatie in de Zuidelijke Nederlanden en de regio's die voorkwamen in de literatuurstudie (Italië, de Noordelijke Nederlanden en de Atlantische Wereld). Op deze manier kon ik bijdragen aan de debatten omtrent de impact die de val van Antwerpen al dan niet had op het intellectuele leven in de Zuidelijke Nederlanden alsook mijn casus terugplaatsen in zijn bredere context.

Meer lezen

Une vague de femmes françaises? Een studie naar professionele beroepsmigratie van buitenlandse sekswerkers in Antwerpen tijdens de periode november 1922 tot juni 1925

Universiteit Gent
2025
Helena
Van Hiel
Tussen november 1922 en juni 1925 was Antwerpen getuige van een opmerkelijke migratiegolf van buitenlandse vrouwelijke sekswerkers. Deze migratie werd niet alleen gekenmerkt door haar aanzienlijke omvang, maar ook door de homogeniteit van de migranten. Bijna al deze vrouwen kwamen uit dezelfde regio, werden binnen korte tijd geregistreerd bij de zedendienst van de stad, werkten in een beperkt aantal bordelen – voornamelijk gelegen in de Spuistraat, een straat die bekend stond om haar sekswerk – en verhuisden na een kort verblijf naar een andere stad, meestal Parijs. Deze gelijkenissen wijzen op georganiseerde beroepsmigratie binnen de gereguleerde seksindustrie.
Meer lezen

The prevalence of Salmonella Dublin in Alberta’s dairy herds: A comparison between 2022 and 2024

Universiteit Gent
2025
Jessie
van Heumen
  • Waseem
    Shaukat
Zowel in 2022 als 2024 zijn er 454 boerderijen getest op Salmonella Dublin, in Alberta, Canada. De boerderijen zijn onderverdeeld in verschillende categorieën, waaronder Hutteriet en niet-Hutteriet. Hieruit bleek dat Hutteriet boerderijen eerder een daling van het voorkomen van de bacterie vertoonde in 2024 ten opzichte van 2022. Niet-Hutteriet boerderijen een stijging en een frequente verandering van status. De manier waarop een boerderij georganiseerd is speelt mee in hoe een bacterie zich verspreid.
Meer lezen

Public Awareness of Media Accessibility: A Study on Knowledge and Perception

Universiteit Antwerpen
2025
Jara
Van Den Berge
In mijn scriptie onderzocht ik hoe bewust de Belgische bevolking is van mediatoegankelijkheid, zoals ondertiteling of audiodescriptie, die ervoor zorgen dat iedereen media kan begrijpen en beleven. Aan de hand van een enquête met 140 deelnemers analyseerde ik vier vormen van bewustzijn: algemeen, cognitief, perceptueel en cultureel.

De resultaten tonen dat veel mensen de term wel kennen, maar niet goed weten wat het inhoudt. Slechts weinigen beseffen dat functies zoals ondertiteling ook onder mediatoegankelijkheid vallen. De meeste koppelen het vooral aan mensen met een beperking.

Met mijn onderzoek wil ik de kloof tussen beleid en publieke kennis verkleinen en aantonen dat mediatoegankelijkheid een fundamenteel mensenrecht is.
Meer lezen

The shadow of coloniality over Namibia's green hydrogen rush

Universiteit Gent
2025
Kirsten
Masil
Deze thesis onderzoekt de transitie naar groene waterstof in Namibië door een dekoloniaal perspectief, met een focus op hoe het concept coloniality zich manifesteert in het Namibische waterstofdiscours. Door gebruik te maken van Critical Discourse Analysis (CDA) en de dekoloniale theorie, verkent het onderzoek welke ideeën in het narratief van de Namibische overheid wijzen op coloniality of power, knowledge en being. De analyse brengt vier belangrijke thema’s aan het licht: de nadruk op economische groei, de afhankelijkheid van buitenlandse investeringen en kapitaal met als hoofddoel de export van waterstof, het geloof dat industrialisatie de enige weg is naar sociaal-economische welvaart, en de framing van Namibië als een wereldwijde voorloper op het gebied van waterstof. Deze thema’s tonen patronen van ecologisch imperialisme, waarbij Namibië’s toekomst wordt vormgegeven door externe actoren en neoliberale economische structuren. De bevindingen laten zien dat Namibië’s strategie historische afhankelijkheidspatronen versterkt, waarbij exportgerichte beleidsmaatregelen en buitenlandse investeerders voorrang krijgen boven lokale energie-soevereiniteit. Het discours negeert alternatieve kennissystemen, wat duidt op coloniality of knowledge. Daarnaast weerspiegelt het discours coloniality of being door Namibië voornamelijk te positioneren als leverancier van grondstoffen, waarbij de toekomstvisie sterk wordt afgestemd op westerse modellen. Dit onderzoek draagt bij aan de dekoloniale energietransitie-studies door empirische inzichten te bieden in de koloniale invloeden binnen Namibië’s groene waterstofnarratief. De studie pleit voor een rechtvaardigere en meer inclusieve energietransitie die bestaande machtsstructuren doorbreekt en ruimte maakt voor diverse epistemologieën. Het roept op tot kritische reflectie over hoe koloniale erfenissen nog steeds het energiebeleid in het mondiale Zuiden beïnvloeden.
Meer lezen

Die PMD-zak, wat doen we daar nu eigenlijk mee?

Universiteit Gent
2025
Xander
Van Eeckaute
In mijn scriptie (thesis) deed ik een experimentele studie naar wat de invloed van het mengen van verschillende polyolefinen is op hun producten gevormd uit pyrolyse. Ik heb de meestgebruikte plasticsoorten gepyrolyseerd in een gloednieuwe bench-scale continue pyrolyse-unit en dan alle resultaten geanalyseerd. Ik kwam tot de conclusie dat, onder deze specifieke condities, het mengen van verschillende plastic soorten geen invloed had op het pyrolyseproces. Dit is een veelbelovend resultaat voor de toekomst van de chemische recyclage.
Meer lezen

Rubens' portretkunst als spiegel voor zijn interesse in fysiognomie

Universiteit Gent
2025
Mariette
Van Gysegem
Mijn onderzoek bekijkt de portretpraktijk van Peter Paul Rubens vanuit een fysiognomische lens. Vooraleer dit denkkader kan toegepast worden op zijn oeuvre, wordt Rubens' fascinatie voor fysiognomie in zijn culturele context bekeken. Het vertrekt vanuit de oorsprong en ontwikkeling van het gedachtegoed om zo het belang in de leefwereld van Rubens te contextualiseren. Vervolgens onderzoekt het de connectie tussen fysiognomie en de vroegmoderne kunstpraktijk. Hierna wordt ingezoomd op Rubens' aantoonbare interesse in het onderwerp als vereiste voor het gebruik van een fysiognomische lens.

Daarna wordt het fysiognomisch denkkader toegepast op case-studies binnen zijn oeuvre. Hierbij richt de beeldanalyse zich op vorm, kleur en textuur, aangezien bestaand onderzoek vaak enkel naar vorm keek. Voor de karaktertypologie werden primaire zeventiende-eeuwse fysiognomische traktaten bestudeerd en zo de typerende elementen van verschillende karaktertypes geïdentificeerd om ze toe te passen op de case-studies. De afbakening tot portretkunst is een logisch gevolg van het gezicht als primaire plek voor de fysiognomische lezing. Binnen zijn portretten wordt gefocust op familieportretten en kopieën naar oude meesters aangezien hij bij deze genres het meeste vrijheid had om te experimenteren.

Voor deze analyse werd een methodologie ontwikkeld die vertrekt vanuit het uitgangspunt van de fysiognomie, waarbij het uiterlijk en het innerlijk van een persoon onlosmakelijk verbonden zijn. Het onderzoek bekijkt deze connectie in twee richtingen. Ten eerste worden familieportretten geanalyseerd om te onderzoeken in hoeverre het innerlijk iets zegt over het uiterlijk, met het sanguinische temperament als uitgangspunt, omdat dit karaktertype als positief en zeldzaam werd beschouwd en Rubens vermoedelijk warme genegenheid voor zijn familieleden voelde. Ten tweede worden zijn kopieën naar oude meesters bestudeerd om de omgekeerde richting te ondervragen. Het uitgangspunt is de beeldanalyse van visuele aanpassingen die Rubens doorvoert in zijn kopie ten opzichte van het origineel. Vervolgens wordt gekeken of deze aansluiten bij de representatie van een specifiek innerlijk karakter.

De analyse toont hoe Rubens systematisch ronde vormen, roodheid en glanzende huidaccenten gebruikte, kenmerken die overeenstemmen met het sanguinische temperament, dat in zijn tijd overwegend positief gewaardeerd werd. Hierdoor creëerde Rubens een fysiognomisch ideaaltype dat functioneerde binnen de beeldcommunicatie met zijn publiek. Dit onderzoek vult een lacune in de bestaande literatuur, die vaak enkel de passies en niet de fysiognomie in Rubens’ werk behandelde. Bovendien wordt dit gedachtegoed nooit bekeken zij-aan-zij met het effectieve kunstwerk, hoewel deze combinatie cruciaal is. Het besluit dat Rubens’ intellectuele fascinatie voor fysiognomie niet enkel een persoonlijke interesse was, maar een diep ingebed cultureel referentiekader dat zijn portretkunst beïnvloedde.

Deze studie opent de weg om Rubens’ intellectuele interesses concreet te verbinden met zijn oeuvre en suggereert verdere uitbreiding via technische beeldanalyses zoals kleuranalyse en reflectografie. Daarnaast vormt ze een vertrekpunt om ook andere categorieën binnen zijn portretkunst, zoals de keizerportretten, door een fysiognomische lens te bestuderen. Verdere analyses kunnen nagaan hoe andere temperamenten werden verbeeld en in welke mate Rubens’ leerlingen en tijdgenoten dit gedachtegoed overnamen of er eigen invullingen aan gaven.
Meer lezen

EEN ‘GROENE’ FAST-FASHION WAARDEKETEN: UTOPIE OF OPTIE?

KU Leuven
2025
Anna
Sato
Deze thesis met als titel “Een ‘groene’ fast-fashion waardeketen: utopie of optie?” heeft als overkoepelend onderwerp de ecologische duurzaamheid van de fast-fashion waardeketen. Het onderzoekt meer specifiek of het huidig juridisch kader van de Europese Unie een transparante en duurzame fast-fashion waardeketen mogelijk maakt. Het onderzoek focust zich hierbij op drie onderscheiden fases in de waardeketen, namelijk de productie-, communicatie- en afdankfase, waarrond ook de structuur van de thesis is opgebouwd. De keuze hiervoor is ingegeven door de situering in deze fases van de drie problemen uit de probleemstelling.

In de productiefase wordt meer bepaald gekeken naar het materiaal waarmee kleding geproduceerd wordt en de ecologische gevolgen ervan. In de communicatiefase krijgen greenwashing en misleidende groene claims vervolgens bijzondere aandacht. Ten slotte in de afdankfase staan kleding- en textielafval en de verwerking ervan of het gebrek eraan centraal. Voor elk van deze drie fases worden verschillende (nieuwe) Europese instrumenten nader besproken en wordt er vergeleken met de aanpak door Frankrijk, een koploper op het vlak van regelgeving over mode en duurzaamheid. Er wordt meer specifiek nagegaan of de EU- regelgeving ervoor zorgt dat de consument uiteindelijk verzekerd kan zijn dat hij een kledingstuk heeft aangekocht dat gemaakt is van recycleerbare materialen, zonder greenwashing claims op de markt is gebracht en op het einde van zijn levensduur niet op een afvalberg belandt. De evaluatiecriteria die hierbij de rode draad vormen, zijn: duurzaamheid, bescherming van de consument en rechtszekerheid. Door de verschillende instrumenten te beschrijven en daarna te evalueren, hoopt deze thesis zowel de successen als lacunes ervan in kaart te kunnen brengen. De evaluatie zal duidelijk maken dat ondanks stappen in de goede richting, er in elke fase nog tekortkomingen bestaan waardoor het lineaire bedrijfsmodel te weinig uitgedaagd wordt en de transitie naar een duurzamer model bemoeilijkt wordt.

Ten slotte heeft deze thesis als doel om op basis van de beoordelingsresultaten faseoverstijgende aanbevelingen te doen aan het huidig Europees regelgevend kader om het performanter te maken. Hoewel de werkelijke impact afhangt van de gedelegeerde handelingen, de effectieve implementatie en de kwaliteit van toezicht kunnen toch enkele suggesties gegeven worden.
Meer lezen

Naar een territoriaal verankerde landbouw: De rol van slachthuisinfrastructuur als gedeelde en strategische voorziening

Universiteit Gent
2025
Basiel
Van Rillaer
Deze masterproef onderzoekt de rol van slachthuisinfrastructuur in de territoriale verankering van landbouw. Slachthuizen worden doorgaans gezien als technische voorzieningen, maar in werkelijkheid bepalen ze in hoge mate hoe voedselproductie georganiseerd wordt, wie toegang heeft tot verwerking en hoe producenten en consumenten met elkaar verbonden blijven. De centrale onderzoeksvraag luidt: hoe hebben slachthuisinfrastructuren bijgedragen aan de verankering van landbouw in haar territorium, welke transformaties hebben geleid tot hun ontkoppeling, en onder welke voorwaarden kan herterritorialisering plaatsvinden?
De relevantie van dit onderzoek ligt in de hedendaagse context. Terwijl de vraag naar korte ketens, dierenwelzijn en duurzame voedselvoorziening groeit, verdwijnen kleinschalige slachthuizen of worden ze opgeschaald tot industriële complexen. Dit creëert knelpunten voor boeren die niet in dat grootschalige model passen en ondermijnt de veerkracht van lokale voedselnetwerken. Slachthuizen vormen zo een vaak vergeten, maar cruciale schakel in de transitie naar duurzamere landbouwsystemen.
Methodologisch steunt de studie op vijf casestudy’s die verschillende vormen van slachthuisinfrastructuur in beeld brengen: de thuisslachter Erik De Vogelaere, Slagerij Vande Walle, het private slachthuis Matanza, de coöperatie WAPICOWP en de mobiele slachtunit voor pluimvee. Via interviews, historische analyse en beleidskaders worden deze praktijken onderzocht. De vergelijking resulteert in een typologie met vier hoofdtypes: geïntegreerd ambachtelijke infrastructuur, private slachthuizen met gedeeld gebruik, mobiele slachtunits en coöperatieve modellen. Deze typologie toont dat slachthuisinfrastructuren zich bewegen in een spanningsveld tussen schaalvergroting en lokale verankering, privaat ondernemerschap en collectieve organisatie, formele regelgeving en informele praktijken.
De cases laten zien dat kleinschalige infrastructuur kan overleven wanneer bepaalde randvoorwaarden aanwezig zijn, zoals familiale opvolging, ondernemerschap, sterke lokale netwerken of gedeeld eigenaarschap. Tegelijkertijd blijkt dat deze voorwaarden uitzonderlijk zijn en niet vanzelfsprekend reproduceerbaar. Beleidsmatig betekent dit dat de toekomst van kleinschalige infrastructuur niet enkel kan afhangen van toeval of familiale continuïteit, maar dat actieve ondersteuning noodzakelijk is. Herterritorialisering vraagt om randvoorwaarden zoals regelgeving op maat, institutionele steun en maatschappelijke herwaardering van voedselproductie.
Het besluit van deze masterproef is dat slachthuisinfrastructuur méér is dan een technische schakel: ze is een strategische en gedeelde voorziening die bepaalt hoe landbouw lokaal verankerd kan blijven. Herterritorialisering is daarbij geen terugkeer naar het verleden, maar een hedendaagse strategie om landbouwsystemen veerkrachtiger, duurzamer en sociaal rechtvaardiger te maken.
Meer lezen

Decentralised Motion Planning for Holonomic Multi-Agent Systems Using a Hybrid ADMM-CBF Approach: Application to Industrial Magnetic Levitation Platforms

KU Leuven
2025
Bavo
Tistaert
  • Stan
    Servaes
De industrie vereist elke dag complexere processen en logistiek, wat heeft geleid tot de opkomst van multi-agent systemen. Hierbij werken meerdere robots, voertuigen of machines in dezelfde omgeving. Dit stimuleert de behoefte aan multi-agent bewegingsplanners die de bewegingen van deze agents op een efficiënte en veilige manier coördineren en plannen.

Daarom presenteert deze scriptie een nieuwe, op model predictieve controle (MPC) gebaseerde bewegingsplanner voor holonomische multi-agent systemen, door een gedecentraliseerde formulering van de alternating direction method of multipliers (ADMM) te combineren met een gecentraliseerde formulering van control barrier functions (CBF's). De methode is ontwikkeld met het oog op, maar niet beperkt tot, industriële magnetische levitatieplatforms zoals het Beckhoff XPlanar-systeem.

De klassieke gecentraliseerde MPC-benadering blijkt te schalen met ∼ O(N^2,96), waardoor de methode onuitvoerbaar wordt bij een toenemend aantal agents. Hoewel gedecentraliseerde ADMM de tijdcomplexiteit aanzienlijk vermindert, kan deze de veiligheid niet garanderen, d.w.z. er bestaat een risico op botsingen. Daarom wordt de methode aangevuld met een extra optimalisatieprobleem waarin CBF's zijn opgenomen. Het resultaat is een veilige methode die schaalt met ∼ O(N^1,82). Deze veiligheidsgarantie stelt ons in staat om het aantal ADMM-iteraties vast te leggen, waarbij een afweging wordt gemaakt tussen prestaties en rekenkracht.

Om de realtimeprestaties verder te verbeteren, biedt dit werk een C++-implementatie van de hybride methode, die gebruikmaakt van de gedecentraliseerde ADMM-structuur door de code te parallelliseren. Dit vermindert de rekentijd voor 5 en 10 agents met respectievelijk 90,1% en 60,5%. De hybride methode wordt vervolgens kwalitatief en kwantitatief vergeleken met de gecentraliseerde MPC-methode. Ten slotte wordt een proof of concept gepresenteerd door de algoritmen te implementeren en te testen op het XPlanar-systeem.
Meer lezen

Making Sense: Materiality, Memory and Imagination in Max Porter’s Grief is the Thing with Feathers and Lanny

KU Leuven
2025
Nils
Van den Keybus
Hoewel 4E-narratologie zich bij uitstek leent voor het bestuderen van de interactie tussen belichaamde lezers en narratieve teksten, wordt de materialiteit van dat narratief vaak over het hoofd gezien. Materiële benaderingen daarentegen leggen juist de nadruk op de tekstuele materialiteit, maar besteden zelden aandacht aan de rol van belichaamde lezers. Door beide theoretische stromingen met elkaar te verbinden, probeer ik deze kloof te overbruggen en de onscheidbaarheid van tekst, materialiteit en belichaamde lezers aan te tonen.

Aan de hand van close readings van het werk van Max Porter illustreer ik de theoretische en methodologische meerwaarde van het integreren van tekstuele materialiteit in de 4E-theorie. De manieren waarop Grief is the Thing with Feathers en Lanny lezers uitnodigen om zich onbekende lichamen, bewegingen en vormen van waarneming voor te stellen, kunnen slechts ten volle worden begrepen wanneer zowel tekstuele als niet-tekstuele middelen in beschouwing worden genomen.

Ik argumenteer dan ook dat de interactie tussen lezers en materieel gevormde narratieve teksten niet zomaar kan worden opgedeeld in verbale en materiële componenten. Deze scheiding is kunstmatig en leidt tot een onvolledig beeld. Ik stel dat lezers narratieven begrijpen via zintuiglijke verbeelding, waarbij zij ervaringssporen combineren met aanwijzingen in verschillende modaliteiten om perceptuele ervaringen te ensceneren. Alleen door tekst en materialiteit gelijktijdig te onderzoeken kunnen we begrijpen hoe lezers betekenis geven aan narratief.
Meer lezen

De interne antenne: naar een sterkere connectie tussen medewerkers en leidinggevenden bij VRT

Hogeschool West-Vlaanderen
2025
Shakira
Van Rymenant
In mijn bachelorproef zocht ik uit hoe het vertrouwen tussen de directie en medewerkers bij VRT kan groeien. Ik sprak met collega’s, analyseerde hun noden en ontwikkelde drie communicatieproducten die zorgen voor meer transparantie, persoonlijk contact en echte verbinding op de werkvloer.
Meer lezen

Fostering Political Solidarity through Language. A Diachronic Analysis of Politeness Strategies in Zelensky’s Addresses to the European Parliament

Universiteit Antwerpen
2025
Sien
Moens
Deze thesis heeft tot doel kritische inzichten te verschaffen in het discours dat president Volodymyr Zelensky gebruikt in zijn toespraken voor het Europees Parlement in de beginfase van het Russisch-Oekraïense conflict (2022-2024). Aan de hand van politieke discoursanalyse (PDA) en het kader van de beleefdheidstheorie worden verschillende beleefdheidsstrategieën onderzocht die de Oekraïense president gebruikt om de face-threatening act (FTA) die ten grondslag ligt aan zijn toespraken (het eisen van militaire en economische steun voor Oekraïne) te verzachten, terwijl hij tegelijkertijd de gedeelde waarden en solidariteit met zijn Europese bondgenoten versterkt. De thesis streeft ernaar een kritisch en breder inzicht te bieden in Zelensky's discours op het Europese toneel, om de complexe relatie tussen taal en publieke diplomatie in een context van urgente oorlogstijd verder te onderzoeken.
Meer lezen

DE ADOLESCENTE MOSLIM ALS IDENTITEITSZOEKER: EEN KWALITATIEVE STUDIE BIJ HULPVERLENERS NAAR RADICALISERING ALS EEN PROCES IN RELATIE TOT DE ADOLESCENTIE ALS LEVENSFASE

Universiteit Gent
2025
Rania
Ikoubaân
Deze masterproef onderzoekt hoe hulpverleners radicalisering bij adolescenten binnen een islamitische context begrijpen, met bijzondere aandacht voor de rol van identiteitsontwikkeling en de uitdagingen van de adolescentiefase. Sinds de aanslagen van 9/11 en de opkomst van homegrown terrorism is radicalisering een centraal thema geworden in zowel het publieke als wetenschappelijke discours. Desondanks ontbreekt een eenduidige definitie en worden radicalisering, extremisme en terrorisme vaak ten onrechte met elkaar en met de islam geassocieerd. Eerder onderzoek richtte zich vooral op justitiële dossiers of op de ervaringen van geradicaliseerde individuen, waardoor het perspectief van hulpverleners onderbelicht bleef. In dit kwalitatieve onderzoek werden twaalf bestaande, semi-gestructureerde interviews met Belgische hulpverleners geanalyseerd volgens een thematische analyse. De analyse toont dat hulpverleners radicalisering niet zien als een geïsoleerd ideologisch fenomeen, maar als een betekenisvolle oplossingspoging voor onderliggende psychische en sociale kwetsuren, vaak gerelateerd aan migratiepijn, structurele uitsluiting, intergenerationele conflicten en identiteitsproblemen. De adolescentiefase wordt door hulpverleners beschouwd als een periode van verhoogde kwetsbaarheid, waarin radicalisering kan fungeren als een poging om met gevoelens van onzekerheid, vervreemding en identiteitsvragen om te gaan. Deze bevindingen onderstrepen de noodzaak van een genuanceerde benadering van radicalisering, die oog heeft voor de individuele beleving en de bredere maatschappelijke context, en bieden waardevolle aanknopingspunten voor beleid en klinische praktijk.
Meer lezen

Fika (Zweden: waar koffi en kake niet zomaar koffie en cake zijn.)

Hogeschool VIVES
2025
Laura
De Pré
Fika is een Zweeds ritueel. Mensen die samen pauzeren, waardoor dit stress reduceert, teamdynamiek verbetert en werktevredenheid vergroot. Het onderzoek werd uitgevoerd op de kritieke diensten van een ziekenhuis in Zweden met als doel te onderzoeken wat de impact was op het welzijn van het zorgpersoneel. Na de verkenning van het concept werd er gekeken naar een mogelijke implementatie in de Belgische zorgsector als welzijnsinterventie.
Meer lezen

De invulling van voorbedachtheid in rechtsleer en rechtspraak. Een evolutie vanaf 1867 tot 2024.

Universiteit Gent
2025
Charlotte
Van der veken
De voorbedachtheid is een strafverzwarende omstandigheid bij verscheidene misdrijven, waaronder doodslag. Door de aanname van voorbedachtheid treden verschillende gevolgen in werking. Zo verhoogt de maximum gevangenisstraf van dertig jaar voor doodslag naar levenslang voor moord. Ook de verjaringstermijn is verschillend. De voorbedachtheid is dus een begrip dat belangrijk is voor zowel actoren in de strafrechtsketen als de persoon die wordt beschuldigd van doodslag met voorbedachten rade of moord, een van de zwaarste misdrijven. Ondanks het grote
belang ervan, bevat het huidige Strafwetboek echter geen definitie of duidelijke omlijning, waardoor de term riskeert op subjectieve en willekeurige wijze te worden ingevuld.

Tijdens de parlementaire discussies voor het Strafwetboek van 1867 werden evenwel enkele handvaten aangereikt omtrent de invulling van het begrip, waaruit een basisstelling is gevloeid: voorbedachtheid bestaat uit het weloverwogen besluit, genomen voorafgaand aan de daad. Deze basisstelling is doorheen de jaren uitgebreid met verschillende voorwaarden.

Door middel van een uitgebreid literatuuronderzoek, rechtspraakanalyse van arresten van het hof van assisen en een rechtsvergelijkend luik, poogde deze masterthesis een antwoord te bieden op de volgende vragen: is de basisstelling verder aangevuld en geëxpliciteerd in de rechtsleer en rechtspraak? Zo ja, hoe ver reiken deze aanvullingen en welke bijkomende voorwaarden werden toegevoegd? Vervolgens werd een synthese opgemaakt, opdat uiteindelijk een omvattende invulling aan de voorbedachtheid kon worden gegeven die rekening hield met zowel doctrinale
vereisten als de praktijk.

Ook het ruimere kader werd geschetst. De voorbedachtheid werd benaderd vanuit een
psychologische invalshoek, gezien de raakpunten met de menselijke psyche. Ten slotte werd eveneens een blik geworpen op de invulling ervan in Nederland en de Verenigde Staten.

Het nieuwe Strafwetboek, dat in werking zal treden in april 2026, bevat opnieuw een definitie van de voorbedachtheid. Deze werd vergeleken met de invulling die voortkwam uit dit onderzoek, waarbij enkele opmerkingen naar voren kwamen. Ter conclusie kan gesteld worden dat de definitie uit het nieuwe Strafwetboek op sommige punten verschilt. De voorwaarde van planmatigheid is een twistpunt en zal ongetwijfeld een interessante tendens op gang trekken de jaren na inwerkingtreding.
Meer lezen

Over de relatie tussen het internationaal humanitair recht en de internationale mensenrechten in hedendaagse situaties van gewapend conflict

KU Leuven
2025
Yael
De Braekeleer
In de rechtsleer en rechtspraak is intussen erkend dat internationaal humanitair recht en internationale mensenrechten parallel kunnen co-existeren in de context van gewapende conflicten. De vraag is echter: hoe gaat men deze idee in de praktijk toepassen? Immers, in sommige gevallen kunnen de twee rechtstakken tot tegenstrijdige resultaten leiden wanneer ze op dezelfde feiten worden toegepast, omdat ze verschillende doelen weerspiegelen waarvoor ze in de eerste plaats zijn ontwikkeld. Dit leidt tot onduidelijkheid met betrekking tot de interpretatie en implementatie bij statelijke actoren. Sterker nog, sommige overheden misbruiken het internationaal humanitair recht om hun misdaden in gewapende conflicten te verantwoorden. Het grootste slachtoffer hiervan: de burgerbevolking. Zij wordt het zwaarst getroffen, terwijl het internationaalrechtelijke kader dit juist tracht te vermijden. Daarom gaat deze scriptie op zoek naar een andere invalshoek voor internationaal humanitair recht, die meer gebaseerd is op mensenrechten en minder ruimte geeft aan instrumentalisering. Met name, hoe kan men dit rechtskader gebruiken om zoveel mogelijk bescherming te bieden aan burgers? De hoop is dat het antwoord op deze vraag zal leiden tot minder mensenrechtenschendingen. Meer specifiek ligt de focus van deze masterproef op het recht op onderwijs in gewapend conflict. Dit grondrecht vormt de basis voor de ontwikkeling van de burgerbevolking, en draagt bij tot sociale cohesie en een vredevolle samenleving.
Meer lezen

Oplossingsstrategieën voor het nieuwe demarcatieprobleem: een integratie van Resnik & Elliotts axiologische strategie met Wagners systemische strategie

Universiteit Gent
2025
Jan
Baecke
Niet-epistemische waarden spelen een onvermijdelijke rol bij alle fases van wetenschappelijk onderzoek. Hoe kunnen we legitieme waarde-invloeden onderscheiden van illegitieme? Ik stel een integratie voor van twee reeds bestaande strategieën in de literatuur: de axiologische strategie van David Resnik en Kevin Elliott (2023), en de systemische strategie van Wendy Wagner (2022). Beide strategieën kunnen elkaar in belangrijke mate aanvullen door elkaars individuele tekortkomingen wederzijds op te vangen en weg te werken. Zo zorgt Wagner er institutioneel voor dat de verschillende belangengroepen fysiek rond de discussietafel geraken, maar Resnik en Elliott helpen vervolgens om de “agenda” op te stellen van wat daar inhoudelijk
besproken moet worden indien we de onvermijdelijke waarde-invloeden in wetenschappelijk onderzoek kritisch voor het voetlicht willen brengen.
Meer lezen

Aanbevelingen voor de implementatie van het nieuwe zorgmodel in het ziekenhuis

Hogeschool VIVES
2025
Marie-Hélène
Vandenbussche
Inleiding:
De hervorming van het verpleegkundig beroep door het kabinet van minister Vandenbroucke in 2023-2024 bracht belangrijke wijzigingen met zich mee in de wetgeving rond verpleegkundige handelingen en verantwoordelijkheden. Deze veranderingen vereisen een herziening van het zorgmodel binnen ziekenhuizen. Deze bachelorproef onderzoekt hoe een nieuw zorgmodel geïmplementeerd kan worden op twee verpleegafdelingen van het OLV van Lourdes ziekenhuis Waregem, rekening houdend met de nieuwe wetgeving en de sociale en economische implicaties.

Methode:
Er wordt gestart met een literatuurstudie rond wetgeving, zorgmodellen, leiderschap, weerstanden verandermanagement. Vervolgens worden 2 verpleegafdelingen geobserveerd en vergeleken met de nieuwe regelgeving. Op basis hiervan wordt een plan van aanpak opgesteld en een proefimplementatie van twee weken uitgevoerd, waarbij teamverpleegkunde en totaalzorg als modellen worden getest.

Resultaten:
De observaties tonen aan dat afdeling X reeds werkte volgens een teamverpleegkundemodel, terwijl afdeling Y eerder totaalzorg toepaste. Tijdens de proefimplementatie blijkt dat samenwerking, duidelijke taakverdeling en leiderschap cruciaal zijn voor een succesvolle implementatie. Beide modellen hebben hun sterktes, maar teamverpleegkunde blijkt het meest haalbaar binnen de huidige personeelsbezetting.

Discussie:
Een nieuw zorgmodel kan succesvol geïmplementeerd worden mits duidelijke communicatie, coaching en betrokkenheid van het team. Teamverpleegkunde biedt een werkbaar kader dat aangepast kan worden aan de noden van elke afdeling. Verdere opvolging en bijsturing blijven noodzakelijk om de kwaliteit van zorg te waarborgen.
Meer lezen

Tussen erkenning en onbegrip: een kwalitatieve studie naar het diagnosticeringstraject van vrouwen met endometriose

Universiteit Antwerpen
2025
Elena
De Munck
Deze studie onderzoekt hoe vrouwen hun wegbanen door het diagnosticeringsproces van endometriose in Vlaanderen. Via diepte-interviews wordt duidelijk hoe zij omgaan met medische onzekerheid, erkenning proberen te krijgen en soms zelf de regie over hun zorgtraject nemen.
Meer lezen