Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de

Pipe Dreams or true transition? A research by design perspective on the energy transition in Brussels.

Vrije Universiteit Brussel
2024
Jonas
Görgen
Deze thesis onderzoekt de voortdurende inspanningen van steden om hun uitstoot van broeikasgassen te verminderen aan de hand van het voorbeeld van Kuregem, een wijk in Brussel. Het onderzoek kijkt naar de ruimtelijke en sociale dimensies van deze transitie, benadrukt de beperkingen van de huidige technocentrische benaderingen en onderstreept de behoefte aan geïntegreerde ontwerpstrategieën die collectieve actie combineren met klimaatadaptatie. Sommige nadelige effecten van de huidige benaderingen worden besproken, in het bijzonder de 'Performance Gap' met betrekking tot energie-efficiënte gebouwen. De sociale implicaties van grootschalige energie-infrastructuurprojecten worden besproken en geïllustreerd aan de hand van een concrete case in Rotterdam. Door middel van een ontwerpend onderzoek, waaronder historische en morfologische analyse, ruimtelijk ontwerp en fotografisch onderzoek, worden verschillende benaderingen verkend door middel van straatontwerpen, collages, kaarten en scenario's. Als conclusie van het ontwerponderzoek pleit deze dissertatie voor een geïntegreerde benadering van stedelijke energietransities die prioriteit geeft aan lokale veerkracht en betrokkenheid van de gemeenschap. Hiaten in het begrip van hoe sociale factoren de vraag naar energie in wijken beïnvloeden worden geïdentificeerd.
Meer lezen

Geminiaturizeerde luchtgevulde substraatgeïntegreerde golfgeleidercomponenten voor schaalbare antenneroosters in volgende-generatie mobiele netwerken

Universiteit Gent
2024
Sofie
Lenders
Winnaar mtech+prijs
De ridge air-filled substrate integrated waveguide (ridge AFSIW) wordt voorgesteld als een oplossing voor de tegenstrijdige vereisten op vlak van lage verliezen en miniaturisatie voor de voedingsstructuren van antenneroosters
bij millimetergolffrequenties (mmWave). Een uitgebreide parameteranalyse leidt tot een pareto-optimale dimensionering. Van een dergelijke ridge AFSIW, geoptimaliseerd voor gebruik op 28 GHz, werd een prototype gemaakt en gekarakteriseerd. Om de toepasbaarheid van de ridge AFSIW in het ontwerp van mmWave-componenten aan te tonen, is een derde-orde gekoppelde-resonatorfilter ontworpen, dat de n257 (26,5 GHz - 29,5 GHz) band afdekt.
De voorgestelde ridge AFSIW maakt dus de weg vrij om geminiaturiseerde mmWave-componenten met lage verliezen te realiseren in next-generation ultra-efficiënte antenneroostersystemen.
Meer lezen

Het land van belofte en beton: 50 jaar het Erasmushuis in Leuven. Utopische idealen in de vormgeving van het gebouw 1965 -1980

KU Leuven
2024
Anna
Derwael
Het Erasmushuis, gebouwd tussen 1972 en 1975 en ook wel eens 'het Kremlin' of 'de bunker' genoemd, steekt met zijn strakke, betonnen uitzicht af tegen de middeleeuwse en negentiende-eeuwse gebouwen in Leuven. De keuze, destijds, voor de brutalistische architectuurstijl was geen toeval; er zat een doordachte visie achter. Het ontwerp, de inrichting en het gebruik van het gebouw in de jaren 1960 en 1970 gingen samen met academische doelen van de Nederlandstalige Leuvense universiteit, verweven met idealen van andere partijen zoals het architectenbureau en de stad.
Meer lezen

Met een prentenboek over de Filipijnen naar de kleuterklas

Hogeschool VIVES
2024
Jente
Pardon
Genomineerde longlist Bachelorprijs
Het aanbrengen van interculturaliteit met behulp van een prentenboek en handpop om zo wereldburgerschap bij het jonge kind te bevorderen, meer specifiek het kennismaken met de Filipijnen.
Meer lezen

A green flag for the Flag System? Fostering a cultural change to tackle transgressive behavior in the Belgian Higher education

Andere
2024
Valéry Ann
Jacobs
Deze thesis situeert zich in de nasleep van de Belgische sociale #MeToo-beweging en belicht de toename van mediakritiek op grensoverschrijdend gedrag binnen het hoger onderwijs. Na het ontslag van een professor aan UHasselt in 2018 vanwege grensoverschrijdend gedrag, kreeg het thema meer aandacht door de veelbesproken rechtszaak rond de Belgische televisieproducent ‘De Pauw’. Vanaf begin 2022 kwamen er regelmatig berichten in de media over grensoverschrijdend gedrag aan alle Vlaamse universiteiten. Deze berichten brachten wijdverspreid grensoverschrijdend gedrag aan het licht, zoals pesten, intimidatie, discriminatie, geweld en (seksueel) wangedrag. Het (destijds) ontbreken van een duidelijke, eenduidige definitie, bijvoorbeeld in universitaire reglementen, ethische codes, maar ook in de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, belemmerde een goed begrip van het probleem en vertraagde een tijdige, gepaste en proportionele aanpak van deze incidenten. Deze thesis streeft ernaar een omvattende definitie van grensoverschrijdend gedrag te formuleren door middel van een narratieve literatuurstudie, waarbij de verschillende vormen ervan worden onderzocht. Het onderzoekt de systemische kwetsbaarheden in het hoger onderwijs die dergelijk gedrag in de hand werken en stelt op bewijs gebaseerde en praktijkgerichte maatregelen voor om dit tegen te gaan. Een belangrijk aandachtspunt van deze thesis is de ontwikkeling van een op bewijs gebaseerde training, geïnspireerd door het SENSOA Vlaggensysteem, aangepast om de verschillende vormen van grensoverschrijdend gedrag binnen instellingen voor hoger onderwijs te beoordelen en te bespreken. Deze training werd gevalideerd door de resultaten te vergelijken van deelnemers die de training volgden en nadien een enquête invulden over 15 scenario’s van grensoverschrijdend gedrag, met een controlegroep die dezelfde enquête online invulde zonder de training te volgen. De huidige resultaten tonen aan dat getrainde deelnemers grensoverschrijdend gedrag even goed beoordelen als de ongetrainde controlegroep, wat erop wijst dat personeelsleden aan instellingen voor hoger onderwijs in het algemeen al in staat zijn om zulke gevallen te beoordelen. De getrainde groep is echter beter in staat om hun eigen capaciteiten te evalueren en rapporteert een aanzienlijk positief leereffect bij het beoordelen van grensoverschrijdend gedrag. Hoewel de gebruikslimieten van het Vlaggensysteem worden opgezocht, blijkt het een waardevol kader om grensoverschrijdend gedrag in het hoger onderwijs beter te begrijpen en aan te pakken. Voordat definitieve conclusies getrokken kunnen worden, is verder onderzoek nodig in verschillende departementen, faculteiten en andere instellingen voor hoger onderwijs. Pas dan kan hun potentieel worden gevalideerd, wat een echte cultuuromslag mogelijk maakt waarin grensoverschrijdend gedrag geen plaats meer heeft.
Meer lezen

Sociale confrontatie in huis: wat rijke mensen vertellen over hun huispersoneel

Universiteit Gent
2024
Carole
Kesteloot
Groepen met een hogere sociaaleconomische status worden in geringe mate onderzocht in de sociale wetenschappen. Nochtans genieten ze van veel privileges en vormen van macht waar velen niet over beschikken. Wat brengt een ontmoeting in hun woning teweeg met iemand die minder bevoorrecht is en die hun huishoudelijke en zorgtaken komt verrichten? Deze thesis bestudeert de percepties en opvattingen van mensen met een hoge sociaaleconomische status in het Brusselse aan de hand van 20 diepte-interviews. De resultaten duiden op een ambivalent antwoord. Ze zijn bewust van hun privilege en geluk, maar tegelijk zien ze hun personeel als een onmisbaar onderdeel van hun leven en stellen ze deze positie niet in vraag. Ze hebben hun personeel nodig, want zonder hen kunnen ze hun levensstijl niet behouden. Machtsmechanismen van seksisme, racisme en klassisme worden in stand gehouden binnenin het privégebied van mensen met hoge sociaaleconomische status.

Meer lezen

Autonomic function parameters are predictors of increased limitations in Activities of Daily Living after a 2-year follow-up period in octogenarians: a prospective longitudinal study

Vrije Universiteit Brussel
2024
Jordy
Saren
Background: Neurogenic orthostatic hypotension and blood pressure variability (BPV) may be considered as additional clinical parameters to evaluate pharmaceutical and non-pharmaceutical preventive interventions. This is particularly relevant if these parameters predict difficulties in performing Activities of Daily Living (ADL).

Aim: To explore the predictive value of autonomic function parameters for alternations in ADL mediated by changes in locomotor function in relatively robust octogenarians after a 2-year follow-up period.

Methods: This prospective longitudinal study included 267 participants (mean age: 82.98 ± 2.87 years) from the BUTTERFLY study. Data were collected at baseline and after 6, 12, and 24 months. The two-year follow-up period enabled the examination of both direct and indirect influences of autonomic function on the decline in ADL, mediated by changes in locomotor function, using PROCESS macro mediating logistic regression analysis.

Results: Systolic supine-to-stand BPV was associated with increased dependency in advanced ADL (unstandardized beta = 0.160, p<0.001) after a two-year follow-up in adults aged 80 and above. Visit-to-visit systolic BPV indirectly predicted more a-ADL limitations, mediated by changes in gait speed during year 1. No direct or indirect impact of autonomic function on b-ADL or i-ADL was observed after two years.

Conclusion: Our prospective study demonstrated that various autonomic function parameters predicted increased limitations in ADL among octogenarians after a two-year follow-up period. Consensus on threshold values for defining high BPV is essential for its clinical implementation, even in low cardiovascular risk cohorts.
Meer lezen

Vaderschapsverlof en productiviteit in de STEM-sector

KU Leuven
2024
Aurélie
Van Haelst
Deze masterthesis onderzoekt de impact van betaald vaderschapsverlof op de productiviteit van onderzoekers in de STEM-sector, met specifieke aandacht voor de verschillende effecten tussen langer en korter verlof. STEM-jobs zijn essentieel voor economische groei en nationale concurrentiekracht, maar nog steeds is er een aanzienlijke ondervertegenwoordiging van vrouwen in deze sectoren. Deze studie maakt gebruik van een Difference-in-Differences analyse om het effect van beleidsveranderingen in Duitsland en Spanje te onderzoeken, waarbij respectievelijk een langer en korter betaald vaderschapsverlof werd geïntroduceerd. De resultaten laten zien dat kort vaderschapsverlof zowel voor mannelijke als vrouwelijke onderzoekers gunstig kan zijn, terwijl langer vaderschapsverlof met name de productiviteit van vrouwelijke onderzoekers verhoogt zonder negatieve effecten op mannelijke onderzoekers. Deze bevindingen suggereren dat vaderschapsverlof kan bijdragen aan een meer evenwichtige werk-privé balans en aan het verkleinen van de genderkloof in de STEM-sector. Beleidsmakers worden aangemoedigd om verlofregelingen te ontwikkelen die rekening houden met de specifieke behoeften van zowel werknemers als werkgevers in deze sector.
Meer lezen

A Comparative Study of Geoeffectiveness Prediction Models using Synthetic L1 Data

KU Leuven
2024
Senne
Doumen
De scriptie test de koppeling uit van een CME simulatiemodel met verschillende voorspellingsmodellen voor geomagnetische indices. Voor de resultaten hiervan worden dan verschillende statistische maatstaven berekend om te kwantificeren hoe goed de voorspellingen zijn na deze koppeling.
Meer lezen

Het belang van levensbeschouwelijke vakken in het secundair onderwijs

Thomas More Hogeschool
2024
Zaid
El Bouazzaoui
De heisa in de media rond de afschaffing van de levensbeschouwelijke vakken houdt heel veel leerkrachten levensbeschouwing wakker. Dit heeft ervoor gezorgd dat deze bachelorproef tot stand gekomen is, met als centrale vraag: “Bevordert het geven van levensbeschouwelijke vakken in het secundair onderwijs het psychisch welzijn en studieprestaties bij tieners uit de tweede graad?”
Uit dit onderzoek blijkt dat de meeste directeurs pro afschaffing zijn van de levensbeschouwelijke vakken uit de scholen, terwijl de meeste leerkrachten levensbeschouwing juist het behoud van de vakken verdedigen. Tijdens het onderzoeksproces leek het ook moeilijk om in Vlaanderen gevoerde onderzoeken, inzake de invloed van levensbeschouwing in het onderwijs, te vinden. De meningen uit dit onderzoek zijn zeer uiteenlopend. De meesten die voor de afschaffing opteren, ervaren vooral organisatorische en praktische problemen bij het inroosteren van de leerkrachten. Vaak zijn deze leerkrachten ook moeilijk te vinden, omdat ze vaker op verschillende scholen tewerkgesteld zijn. Daarentegen houden de leerkrachten levensbeschouwing zich juist bezig met het welbevinden van de leerlingen, waarbij de levensbeschouwelijke vakken een grote rol spelen. Het is juist door deze vakken dat de leerlingen kans krijgen om te ventileren en hun harten te luchten doorheen het drukke schoolcurriculum. Eveneens blijkt uit dit onderzoek dat de leerkrachten vaker extra tijd uittrekken om de leerlingen een luisterend oor te bieden en om abstracte vragen of thema’s te bespreken.
Wanneer de directeurs het inroosteringsprobleem niet meer ervaren, zou het best kunnen zijn dat er meer naar het welbevinden van de leerlingen wordt gekeken en kan eventueel hier meer onderzoek naar gevoerd worden.
Meer lezen

Historisch denken in de derde graad lager onderwijs en de eerste graad secundair onderwijs

Thomas More Hogeschool
2024
Farrah
Elbihel
Ik heb als onderwerp gekozen om een vergelijking te maken tussen hoe historisch denken in de derde graad lager onderwijs wordt gegeven tegenover de eerste graad geschiedenis. Het doel van mijn bachelorproef is om met het uitgevoerd onderzoek een handleiding met lesmateriaal te maken voor de leerkrachten lager onderwijs.
Meer lezen

Homeless(less) City: An Atlas of Spatial Practices and Lived Experiences from Restrictions to Support in Cape Town

KU Leuven
2024
Paulien
Daenen
  • Arthur
    Caels
  • Ann-Sofie
    Wens
Urban life is increasingly confronted with social and spatial injustices, as a consequence of turbocapitalism and its distorted frameworks impacting urban governance and bureaucracy. By means of the specific case study of Cape Town, a segregated city still carrying deep wounds from the Apartheid regime, this thesis investigates homelessness as one of the most tangible symptoms of surging inequality and urban crisis.

This study examines the city as a constellation of homeless architecture, either facilitating or hostile in nature, and in constant interference and interaction with one another. This lens is used in an interscalar way, straddling territorial and micro architectural scales. A constant imbalance manifests in this struggle over urban territory, and more particularly for urban land justice. The never-ending storyline of forced removals and evictions, lives on in the urban fabric. The built environment, urban legislation and vacant buildings are related to the homeless and anti-homeless architecture, structuring the dwelling culture of people experiencing homelessness within the city. The thesis’ objective, therefore, is to uncover the complexity of the homeless city, including the multi-layered urban tissue, the shelter and service system and the body to territory relations of urban residents experiencing homelessness.

The research, rooted in engaged fieldwork that took place in September - November 2023, together with spatial analysis and mapping, is conducted during the 2023-2024 academic year. A variety of homeless organizations, with different backgrounds, focuses, approaches and target groups, were fundamental stakeholders. They facilitated a closer interaction with and within the homeless network. Volunteering, outreach work and comprehensive interviews allowed us to gain insight into the complexity of the subject.

This study is developed as a graphic atlas, revealing how the hidden layers of homeless infrastructure are encapsulated in the socio-spatial anatomy of Cape Town. The atlas depicts both historical and current layers to provide insight into the contemporary city’s complex spatial dynamics and the role of homelessness therein.
Meer lezen

Is de strijd tegen ondermijnende criminaliteit nu écht begonnen?

Universiteit Gent
2024
Olivia
Van Overmeire
Deze masterproef onderzoekt de rol van lokale overheden in de strijd tegen ondermijnende criminaliteit. Het onderzoek was voornamelijk van belang om de noodzaak van een geïntegreerde duale aanpak in België te
benadrukken en de impact van de recente Wet betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en de oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen van 15 januari 2024 (DIOB-wet)1, te duiden.

De aanpak van georganiseerde of ondermijnende criminaliteit is van vrij recente datum. De Amerikanen alarmeerden het concept voor het eerst, maar het duurde even vooraleer diezelfde verontrusting België bereikte. Dit kan worden toegeschreven aan twee belangrijke factoren: ten eerste de verborgen aard van ondermijnende criminaliteit die zich vermengt met legale activiteiten en ten tweede de het ingewikkelde
karakter van het sociaal complex fenomeen, waardoor het moeilijk te begrijpen en aan te pakken is. Dergelijke onbekendheid kan soms leiden tot een ontkenning van het probleem.

Vooraleer het rechtskader onderzocht wordt, wordt de nadruk gelegd op het onderscheid tussen georganiseerde criminaliteit en ondermijnende criminaliteit. Enerzijds is er de term georganiseerde criminaliteit die zich situeert binnen de gerechtelijke sfeer van de aanpak. Daar houdt men zich voornamelijk
bezig met het blootleggen van het fenomeen en het repressief vervolgen van de criminelen. Anderzijds bestaat de nieuw geïntroduceerde term ondermijnende criminaliteit die zich plaatst binnen de bestuurlijke
aanpak. Daarbij gaat het specifiek om de gevolgen die dergelijke criminaliteit meebrengt voor onze maatschappij, namelijk de ondermijning van het gezag van de staat en de veiligheid in de samenleving. Door middel van de bestuurlijke aanpak zal men het fenomeen preventief en repressief proberen weren uit de
gemeenten. Nadien onderzoeken we het rechtskader, bestaande uit de de GAS-wet2 en art. 134ter, 134quater, 134quinquies en art. 135, §2 NGW3. En sinds 15 januari 2024 ook uit de DIOB-wetgeving. De zwakke punten van lokale overheden worden belicht, maar tegelijkertijd is er ook oog voor de positieve evoluties die we
reeds kunnen waarnemen. In de conclusie wordt een antwoord gezocht op de vraag hoe we lokale besturen kunnen versterken of stimuleren in de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Daarbij zal uitdrukkelijk gepleit
worden voor het stimuleren van de duale aanpak in België. Bovendien zal geconcludeerd worden dat het nog afwachten is hoe de nieuwe wetgeving in de praktijk zal worden toegepast de komende jaren. Dit zal helpen om te bepalen waar verdere verbeteringen nodig zijn om de effectiviteit van de aanpak tegen
ondermijnende criminaliteit te vergroten.
Meer lezen

Scholen van verandering: de vernieuwing van schoolgebouwen door een verkenning van het ontwikkelingspotentieel op onderbenutte Vlaamse schoolterreinen

Universiteit Gent
2024
Toon
Van de Voorde
  • Julie
    Vandermersch
Vlaanderen telt ongeveer 20.000 schoolgebouwen, waarvan meer dan de helft vóór 1970 is gebouwd. Deze gebouwen zijn, ondanks hun belangrijke rol, nauwelijks vernieuwd, wat heeft geleid tot verouderde infrastructuur. Deze masterproef onderzoekt een alternatieve financieringsmethode vanwege lange wachttijden voor overheidssubsidies. Scholen werken hierbij samen met investeerders en projectontwikkelaars om commerciële en residentiële functies op hun terrein toe te voegen, als onderdeel van een duurzaam verdichtingsproject. De huurinkomsten kunnen vervolgens worden geïnvesteerd in de vernieuwing van de schoolgebouwen. Dit model stelt scholen in staat hun infrastructuur te vernieuwen zonder afhankelijk te zijn van overheidssubsidies, waardoor de druk op publieke middelen afneemt.
Meer lezen

Impact Nederlandse spelling op het professionele leven van Generatie Z

Arteveldehogeschool Gent
2024
Ben
Bellemans
  • Larisa
    Van den Bergh
  • Jelle
    Vandendriessche
  • Claudia
    Van Hoecke
In deze bachelorproef werd onderzocht op welke manier we Generatie Z in Vlaanderen kunnen sensibiliseren over de gevolgen van een onnauwkeurige spelling op hun professionele leven. Dit onderzoek had tot doel Generatie Z te sensibiliseren aan de hand van campagnes op sociale media in de vorm van quotes en korte video’s.

Het onderzoek bestaat uit deskresearch en fieldresearch waarbij fieldresearch werd onderverdeeld in kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Voor het kwantitatief onderzoek werd gekozen voor het verspreiden van een online-enquête onder zowel Generatie Y als Generatie Z, geboren tussen 1975 en 2010. De vooropgestelde minimum steekproefgrootte was 385 respondenten voor Generatie Z. De enquête heeft uiteindelijk meer dan 750 respondenten bereikt, door de diverse verspreiding op verschillende kanalen. Door dit grote aantal respondenten kon het onderzoeksteam valabele en generaliseerbare conclusies trekken.

Bij het kwalitatief onderzoek heeft het onderzoeksteam 12 respondenten persoonlijk geïnterviewd, waaronder 8 geïnterviewden uit Generatie Z en 4 uit Generatie Y. In dit onderzoek werden voornamelijk open vragen gesteld om diepgaandere antwoorden te verkrijgen. De vragen waren aangepast aan het profiel van de geïnterviewde. Zo kreeg Generatie Z onder andere een kort dictee om hun bewustzijn van de kennis van de Nederlandse spelling te meten. Generatie Y kreeg dan weer doelgerichte vragen over spelling met betrekking tot hun functie.

Door de resultaten van de desk- en fieldresearch te combineren konden we concluderen dat de taal steeds visueler en bondiger wordt. Daarnaast heeft onnauwkeurige spelling wel degelijk een impact op het professionele leven. Generatie Z is zich daar in zekere mate van bewust.
Meer lezen

The United States - Colombia Free Trade Agreement: Beneficial for Colombian firms? Analysis investigating the impact on firm dynamics of Colombian exporting firms

KU Leuven
2024
Evelien
Van Depoele
This dissertation investigates the impact of the United States - Colombia Free Trade Agreement (May 15th, 2012) on the export performance, product innovativeness and entry-exit rates of Colombian firms active in the US export market. Two different analyses have been conducted using a comprehensive dataset spanning from 2008 to 2016, covering 715,157 observations and employing three quantitative econometric techniques (Difference-in-Difference Estimator, Propensity Score Matching and Synthetic Control Method). The main analysis, on firm-product level, a rather novel approach, reveals significant negative average results for both export performance (measured in terms of export sales and product portfolio) and product innovation. Colombian firms exporting to the United States experience on average a decline of 10.9% in export sales, a 3.6% reduction in their product portfolio and introduce 0.13 fewer products in comparison to the situation where they benefited from the unilateral ATPA/ATPDEA agreement. While some non-fuel-related industries and small-sized companies benefit from the implementation of the agreement, the majority of medium-sized firms experience a negative impact. The secondary analysis, on country-level, whilst not being conclusive, indicates that Colombian firms were overall stimulated to enter the US export market. However, this trend was particularly driven by the high entry rates of the smallest firms. In general, the results underscore asymmetries in the FTA. This research contributes to understanding the impact of trade agreements on firm dynamics, highlighting sectoral and firm-size variations in response to trade liberalization and indicates that FTAs do not necessarily lead to average positive impacts on firm dynamics for both parties.
Meer lezen

The role of architecture in more humane detention: Exploring available materials to compare mother-child detention practices in Europe

KU Leuven
2024
Ine
Werckx
Als antwoord op de onmenselijke leefomstandigheden in Belgische gevangenissen veroorzaakt door structurele overbevolking, personeelstekorten, frequente stakingen en verouderde infrastructuur, pleit VZW De Huizen voor de implementatie van kleinschalige, gedifferentieerde en sociaal verankerde ’detentiehuizen’. Hoewel het politiek en maatschappelijk draagvlak hiervoor groeit, is er nog maar weinig onderzoek gedaan naar hoe hun architectuur kan bijdragen aan humane detentie. Gezien steeds meer onderzoek wijst in de richting dat de gebouwde omgeving ons welzijn en gedrag beïnvloedt, heeft deze thesis als doel de kennis over de rol van architectuur in het creëren van meer humane detentieomgevingen te verruimen. Aangezien dataverzameling in gevangenissen vaak een hele uitdaging is, is een bijkomend doel van deze thesis het testen van secundaire analyse als methode voor kwalitatief onderzoek binnen detentie-omgevingen.

In tegenstelling tot België zijn er een aantal andere Europese landen met een lange traditie van kleinschalige detentie. Op basis van maatschappelijke relevantie en data-beschikbaarheid werden een aantal kleinschalige gevangenissen voor moeders met jonge kinderen geselecteerd, en onderling vergeleken. Deze projecten waren afkomstig uit drie Europese landen: Duitsland, Italië en Spanje. Om context te scheppen werden ook de detentiepraktijken rond moeders met jonge kinderen in gewone gevangenissen in België onderzocht. De bevindingen suggereren dat ruimtelijk ontwerp weldegelijk kan bijdragen aan het meer humaan maken van detentieomgevingen. Terugkerende ruimtelijke aspecten die mogelijks bijdragen, zijn het gebruik van ’zachte’ veiligheidsmaatregelen, alledaagse of speelse gevels, kleurrijke interieurs, ruime privécellen met gewoon meubilair, huiselijke gemeenschappelijke ruimtes en (buiten)speelplekken voor kinderen.

Over het algemeen steunde het ontwerp van de bestudeerde projecten vaak op gelijkaardige concepten als die van De Huizen. Over het algemeen deelden ze ook dezelfde doelstelling, namelijk het minimaliseren van detentieschade, vooral voor de kinderen. De Belgische Basiswet van 2005 schrijft een soortgelijk schadebeperkingsbeginsel voor, wat de relevantie van het onderzoek voor de Belgische context verder ondersteunt. Hoewel de analyse van bestaand materiaal nuttig was om data in kaart te brengen en enkele ogenschijnlijk relevante inzichten opleverde, is verder
primair onderzoek nodig om inzicht te krijgen in de ervaringen van gedetineerden.
Meer lezen

Leven binnen planetaire grenzen op de Herkenrode site

Universiteit Hasselt
2024
Laura
Claes
  • Fien
    Aerts
  • Kelly
    Meessen
  • Lynn
    Vandenbrande
  • Milan
    Claessens
  • Robbe
    Wuyts
  • Steven
    Lux
  • Tine
    Depae
  • Tom
    Verhemeldonck
Willen we de toekomst leefbaar houden, dan moeten we evolueren naar een maatschappij die de klimaatverandering beperkt tot een stijging van max. 1,5°C en die ook de andere planetaire grenzen niet overschrijdt en dit op een manier die een goed leven biedt voor iedereen (het beeld van een donuteconomie). We proberen op dit moment aan deze toekomst te werken (met wisselend succes), maar vaak voelt het aan alsof we vooral moeten inleveren, minderen, opgeven en hebben we minder aandacht voor wat er in de plaats kan komen. Bovendien krijgen we vaak doembeelden voorgeschoteld van hoe de toekomst er zal uitzien als we er niet in slagen om het tij te keren, maar zelden wordt er verbeeld hoe deze toekomst er zou kunnen uitzien, als we er wel in slagen. In die zin zijn we met z’n allen op weg, zonder te weten waar we willen geraken.

Het doel van de samenwerking van het seminarie circulair bouwen en de masterstudio is om dit (radicale én positieve) toekomstbeeld proberen te verbeelden, zonder ons op dit moment af te vragen hoe we daar geraken. We willen vooral onderzoeken hoe een gemeenschap er zou kunnen uitzien die al haar leden (menselijke en niet-menselijke) laat floreren én de planetaire grenzen respecteert. We willen dit onderzoek doen op de behapbare schaal van de Herkenrode abdijsite. Dat abdijen en kloosters vroeger al samen met hun directe omgeving regeneratieve gemeenschappen vormden, is daarbij een pluspunt.
Meer lezen

Trainen met ketonen in de benen

KU Leuven
2024
Nicolas
Timmermans
Recent onderzoek heeft aangetoond dat het innemen van ketonen na het sporten en voor het
slapengaan tijdens een intensief trainingsprogramma, symptomen van overbelasting vermindert, de
tolereerbare trainingsbelasting aan het einde van het programma verhoogt en de uithoudingsprestatie
met 15% verbetert. Maar kunnen ketonen ook de prestaties verbeteren tijdens een gebalanceerd
trainingsprogramma zonder overbelastingssymptomen?
Een nieuwe studie onderzocht deze vraag door 28 recreatief getrainde mannelijke wielrenners te laten
deelnemen aan een acht weken durend duurtrainingsprogramma. Ze kregen hierbij ofwel een ketonen
supplement ofwel een placebosupplement onmiddellijk na het sporten en 30 minuten voor het
slapengaan. Gedurende de studie werden op vier momenten, namelijk voor de trainingsperiode, na
drie weken, na zeven weken, en na de trainingsperiode, experimentele testen uitgevoerd, waaronder
een 30-minuten durende tijdrit en verschillende bloed- en spierstalen.
De resultaten tonen aan dat het innemen van ketonen leidt tot een duidelijke toename van ketonen
concentraties in het bloed. De deelnemers die ketonen innamen presteerden hierdoor 4% beter op de
30-minuten durende tijdrit dan de placebogroep en vertoonden daarbij ook een grotere stijging in de
maximale zuurstofopnamecapaciteit. Deze verbeteringen gingen gepaard met een toename in de
enzymactiviteit van citraatsynthase, een cruciaal enzyme voor de energieproductie in de
mitochondriën van de spieren.
We kunnen vervolgens concluderen dat, in afwezigheid van overbelastingssymptomen, ketonen
supplementatie de prestaties bij duurtraining verbetert door positieve veranderingen in de
mitochondriale inhoud te bewerkstelligen. Ketonen zijn daarmee een waardevolle aanvulling voor
atleten die hun uithoudingsprestatie willen verbeteren.
Meer lezen

The Effect of a Handwriting Co-teaching Program "Samen Aan de Slag met Schrijven (SASS)": a controlled study

Universiteit Gent
2024
Lynn
Van Malderen
  • Jolan
    De Smet
  • Michelle
    Van Holm
Achtergrond: Schrijven blijft een cruciale vaardigheid ondanks de toenemende digitalisering. Uit onderzoek blijkt dat schrijvend leren effectiever is voor het aanleren van spelling en letterherkenning dan typend leren. Omdat steeds meer leerlingen moeite hebben met schrijven en leerbehoeften steeds diverser worden, zijn er verschillende handschriftoefenprogramma's ontwikkeld om schrijfproblemen aan te pakken, waarbij de focus ligt op het verbeteren van de leesbaarheid, snelheid en schrijfvaardigheid.
Doel: Deze studie onderzocht de impact van het co-teaching handschriftprogramma “Samen Aan de Slag met Schrijven” (SASS) op de leesbaarheid van het handschrift bij typisch ontwikkelende Belgische kinderen uit het tweede leerjaar.
Onderzoeksdesign: Niet-gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek.
Methode: Vier klassen van het tweede leerjaar (n = 58 leerlingen, leeftijd 7.2 tot 8.4 jaar), van twee scholen en bijhorende leerkrachten (n=5), namen deel aan het onderzoek. Per school werd één klas toegewezen aan de interventie- en één klas aan de controlegroep. Twee kinderkinesitherapeuten werden gerekruteerd als co-teachers nadat ze 37 uur training hadden gekregen over het SASS-programma. De co-teachers gaven gedurende zes weken eenmaal per week schrijfondersteuning in de interventieklassen, waarbij ze extra aandacht besteedden aan een subgroep van 4-6 kinderen. De controlegroep ontving geen co-teaching. De leesbaarheid en schrijfervaring werden bij alle kinderen twee weken pre-interventie en onmiddellijk post-interventie beoordeeld met respectievelijk de aangepaste Systematische Opsporing Schrijfproblemen (SOS-2-VL) en een Smileyometer. De selectie van de kinderen voor de subgroep was gebaseerd op de Quickscan en de Schoolvragenlijst voor Leerkrachten (SQT). De Quickscan en SOS-2-VL werden ook post-interventie beoordeeld.
Resultaten: De schrijfleesbaarheid verbeterde significant meer in de interventiegroep vergeleken met de controlegroep (gemiddelde SD-verandering interventie = ±2.17, gemiddelde SD-verandering controle = ±2, p = 0.01). Dit was globaal gezien te danken aan een grote verbetering in de subgroep die extra ondersteuning kreeg (pre = 8.09 versus post = 6.18, p < 0.01) en niet aan verandering bij de niet-subgroep van de interventiegroep (pre = 6.47 versus post = 5.63, p = 0.18). Terwijl er bij aanvang een significant verschil in leesbaarheid was tussen de subgroep en de niet-subgroep van de interventiegroep (p = 0.02), konden de kinderen in de subgroep na de interventie hun niet-subgroep klasgenoten bijbenen (p = 0.48). Kinderen in de interventiegroep verbeterden ook significant (p = 0.03) in de categorisatie van de Quickscan, terwijl de kinderen in de controlegroep dat niet deden (p = 0.48). Volgens de Smileyometer ervaarden de kinderen in de controlegroep meer pijn en vermoeidheid tijdens het schrijven post-interventie (p = 0.01), terwijl de kinderen in de interventiegroep gelijk bleven (p = 0,41). Leerkrachten rapporteerden subjectief meer motivatie in de interventiegroep.
Conclusies: Het SASS-programma bleek een gunstig effect te hebben op de leesbaarheid van het handschrift van leerlingen in het tweede leerjaar. Leerkrachten merkten ook verbetering in het schrijven van kinderen in de interventiegroep maar niet tot de subgroep behoorden. Dit effect kan waarschijnlijk worden toegeschreven aan verbeterde schrijfinstructie door de leerkracht na implementatie van tips en tricks van de co-teacher.
Meer lezen

De invloed van de wiskundige thuisomgeving op de voorbereidende wiskundige vaardigheden van kleuters uit de tweede kleuterklas.

KU Leuven
2024
Angie
De Lamper
  • Stien
    Callens
Om kinderen zo goed mogelijk voor te bereiden op de basisschool, wordt er in het Vlaamse kleuteronderwijs belang gehecht aan de voorschoolse vaardigheden van kinderen. De voorbije jaren werd reeds veel onderzoek verricht naar de invloed van de talige thuisomgeving op de lees- en taalvaardigheden van kleuters. Onderzoeken die de invloed van de wiskundige thuisomgeving op de voorbereidende wiskundige vaardigheden nagingen waren eerder schaars. We wilden met de huidige studie dan ook graag bijdragen aan dit onderzoeksdomein.
Dit interventieonderzoek had als doel na te gaan of het aanbieden van een wiskunde interventie in de thuisomgeving leidde tot een verbetering van de voorbereidende wiskundige vaardigheden bij kleuters. In het huidige onderzoek werden 114 kleuters uit de tweede kleuterklas en hun ouders gerekruteerd. De kleuters werden, na hiërarchische matching, willekeurig toegewezen aan de wiskundeconditie (experimentele conditie) of aan de taalconditie (controleconditie). De wiskundige vaardigheden van de kleuters werden voor en na de interventie gemeten aan de hand van vijf wiskunde metingen (wiskundetaal, object tellen, cijferherkenning, ordenen van getallen en rekenen) en één controlemeting (matrix redeneren). We onderzochten eveneens of er een verband bestond tussen de wiskundige thuisomgevingsvariabelen (wiskunde activiteiten, verwachtingen en attitudes van de ouders ten opzichte van wiskunde; gemeten aan de hand van vragenlijsten) en de scores van de kleuters op elk van de wiskunde metingen voorafgaand aan de interventie. Hierbij aansluitend, bekeken we of de interventie veranderingen teweegbracht in de wiskundige thuisomgevingsvariabelen. Tot slot, werd nagegaan of de effecten van de wiskunde interventie gemodereerd werden door het aantal wiskunde activiteiten die ouders en kinderen uitvoerden voorafgaand aan de interventie en het aantal wiskunde activiteiten dat ze deden tijdens de interventie.
In dit onderzoek kon worden vastgesteld dat de wiskunde interventie een invloed had op cijferherkenning en ordenen van getallen. Daarnaast was er van voor- naar nameting een verandering merkbaar in de verwachtingen van de ouders ten opzichte van wiskunde, ongeacht de conditie. Verder werden er geen veranderingen in de overige wiskundige thuisomgevingsvariabelen teruggevonden. Activiteiten voorafgaand aan de interventie en activiteiten tijdens de interventie bleken het interventie-effect niet te modereren. In vervolgonderzoek kan men onder andere uitgebreider onderzoek verrichten naar het wiskundig taalaanbod van ouders en deelnemers trachtten te rekruteren met een meer diverse SES.
Meer lezen

Spatiotemporal modelling of air temperature over European cities using machine learning

Universiteit Gent
2024
Jonas
Blancke
Klimaatmodellen voorspellen dat de temperatuur wereldwijd zal blijven stijgen, samen met een toename van de intensiteit en frequentie van hittegolven. Daarbovenop krijgen steden te maken met extra opwarming door het stedelijk hitte-eilandeffect. Met een groeiende stedelijke bevolking, waaronder veel kwetsbare mensen, is het van cruciaal belang om effectieve mitigatiemaatregelen te implementeren om hittestress te verminderen. Hiervoor is temperatuurdata op hoge resolutie noodzakelijk.

Vaak worden numerieke modellen gebruikt om deze data te verkrijgen, maar deze zijn
computationeel zeer intensief, waardoor het moeilijk is om hoge resolutie data te verkrijgen over lange periodes en grote gebieden. Een computationeel goedkoop alternatief voor numerieke modellen zijn statistische modellen, vaak gebaseerd op machine learning technieken. Deze simuleren de temperatuur op basis van datagedreven relaties. De huidige machine learning modellen zijn echter meestal afgestemd op een enkele stad of een beperkte regio, wat resulteert in slechte prestaties voor steden met verschillende karakteristieken. Deze thesis onderzoekt de mogelijkheden om een machine learning model te ontwikkelen dat kan worden toegepast op steden over heel Europa.

De studie gebruikt ruimtelijke en temporele variabelen om een machine learning emulator van het numerieke UrbClim model te construeren. Daarnaast wordt het effect van het aantal steden in de trainingsset bestudeerd. Dit is cruciaal omdat grote datasets met numerieke trainingsdata, zoals die beschikbaar zijn gesteld voor UrbClim, vaak ontoegankelijk of rekenkundig te duur zijn om te verkrijgen
Meer lezen

Innovatief gevelsysteem met metselwerk en biobased isolatie: Hygrothermische evaluatie via experimenten en HAM-simulaties

Universiteit Gent
2024
Ruben
Van den Bossche
De energietransitie in de bouw geeft aanleiding tot grotere isolatiediktes, waardoor de klassieke spouwmuur onhoudbaar wordt. Daarom gaat dit onderzoek in op een innovatief gevelsysteem via de praktijk van BLAF architecten, bestaande uit een metselwerk buitenschil en achterliggend houtskelet met biobased isolatie. De evaluatie gebeurt vanuit hygrothermisch oogpunt, dus met aandacht voor vocht- en warmtetransport in de wand. Enkel zo kunnen we meer inzicht verwerven in de performantie van duurzame bouwmethoden. Bovendien is het ook cruciaal om het risico op vochtschade te begroten en beperken. Het onderzoek verliep via simulaties, experimentele opstellingen met testmuren en een meetcampagne in een eengezinswoning.
Meer lezen

Efficiently Learning Optimal Vaccine Allocation Strategies for the Mitigation of Dengue Epidemics: A Multi-objective Multi-armed Bandit based Approach

Vrije Universiteit Brussel
2024
Lennert
Saerens
Dengue, een door muggen overgedragen virus, vormt een belangrijke wereldwijde bedreiging voor de gezondheid, vooral in tropische en subtropische gebieden. Met een toenemende incidentie en geografische verspreiding zijn effectieve vaccinatiestrategieën cruciaal voor het beperken van de gevolgen. Dit proefschrift onderzoekt het gebruik van
multi-objectieve multi-armed bandit (MOMAB) algoritmen om optimale vaccintoewijzing te identificeren voor de onderdrukking van dengue-epidemieën, waarbij medische werkzaamheid en monetaire kosten tegen elkaar worden afgewogen.

Het onderzoek gaat na of MOMAB-algoritmen efficiënt een subset van optimale vaccinatiestrategieën kunnen identificeren op basis van stochastische simulaties. Door het dengue-model van Recker et al. uit 2009 uit te breiden met ondersteuning voor vaccinatiestrategieën en leeftijdsheterogeniteit, simuleerden we de effecten van 53 verschillende strategieën.

We pasten verschillende MOMAB-algoritmen aan voor Pareto Front Identification (PFI) en stellen ook een volledig nieuw Top-two Pareto Front Thompson Sampling (TTPFTS) algoritme voor de PFI setting. Om de kwaliteit van de aanbevelingen van de beschouwde algoritmen te evalueren, hebben we drie metrieken ontwikkeld: de Bernoulli metriek, de Jaccard similarity metriek en de Hypervolume metriek.

Uit tests over 100 experimentele herhalingen met een beperkt budget van 30.000
simulaties bleek dat de algoritmen Pareto UCB1, TTPFTS en Pareto Thompson Sampling
consistent uitstekend presteerden in termen van efficiëntie en stabiliteit, en drastisch beter presteerden dan de momenteel gebruikte Uniform Sampling-methode.

De bevindingen tonen aan dat PFI MOMAB-algoritmen effectief zijn in het identificeren van optimale vaccinatiestrategieën voor de bestrijding van dengue op een efficiënte manier. Dit onderzoek draagt bij aan de optimalisatie van vaccinatieprogramma's en biedt een robuust besluitvormingskader voor volksgezondheidsfunctionarissen die geconfronteerd worden met de uitdaging van dengue-epidemieën. Het onderzoek onderstreept het potentieel van MOMAB-algoritmen om de strategische inzet van vaccins, ziektebeheer, en ziektebestrijding te verbeteren.
Meer lezen

Sustainably managing forests for a resilient future: an evaluation of different thinning intensities

KU Leuven
2024
Anais
Neufkens
Bossen zijn essentieel voor de maatschappij omwille van de verschillende ecosysteemdiensten die ze ons leveren. Niettemin worden onze bossen tegenwoordig bedreigd door de klimaatsverandering, hetgeen gepaard gaat met hogere temperaturen, onregelmatige regenval en een veranderend verstoringspatroon. Om de ecosysteemdiensten die ze leveren te garanderen naar de toekomst toe, moeten we daarom ons bosbeheer richten op het verhogen van de stabiliteit van het bos tegen de klimaatsverandering. Dit betekent dat we zijn capaciteit om veranderingen te weerstaan en snel te herstellen na een verstoring moeten verhogen. Dit type van duurzaam bosbeheer wordt ook wel klimaatslim bosbeheer genoemd. Dunning is een beheermaatregel die bomen weghaalt uit het bos om zo de overige bomen meer ruimte te geven en hun groei te stimuleren. Dunning werd reeds voorgesteld als een beheeringreep die de weerbaarheid van het bos tegen klimaatsverandering kan vergroten door de competitie tussen bomen te reduceren en de droogteweerstand te vergroten. Daarom onderzochten we met het mechanistische bosmodel iLand hoe verschillende dunningsintensiteiten de stabiliteit van de soortensamenstelling en de bosstructuur tegen klimaatsverandering kunnen beïnvloeden voor het Meerdaalwoud en Heverleebos. De dunningsintensiteit geeft aan hoeveel bomen er worden weggehaald tijdens de dunning. Er werd verwacht dat een hogere dunningsintensiteit gepaard zou gaan met een hogere stabiliteit. We programmeerden het huidig bosbeheer van het bos op basis van het huidige bosbeheerplan en suggesties van de boswachters in iLand, en evalueerden vier beheerscenario’s, met name een scenario zonder beheer en een verwijdering van 5%, 10%, of 20% van het grondvlak van het bos om de acht jaar, onder variërende klimaatscenario’s. Het grondvlak van het bos is de som van de oppervlakten van de stamdoorsneden op borsthoogte in een hectare en wordt uitgedrukt in vierkante meter per hectare. Onze resultaten toonden aan dat een hogere dunningsintensiteit de soortensamenstelling en de bosstructuur sterker veranderden, alhoewel deze trend minder duidelijk was voor de bosstructuur. Het grondvlak van het bos herstelde minder goed bij een hogere dunningsintensiteit, wat het geval was voor alle klimaten behalve in het warm en droog klimaat waar de veerkrachtigheid van het bos het laagst was en niet verschillend tussen de dunningsscenario’s. Daarenboven vonden we ook dat de stabiliteit van het bos beïnvloed werd door het klimaat. Het meest extreme klimaat werd gekenmerkt door de grootste veranderingen in de boskenmerken, waarbij het aantal kleine bomen toenam en soorten zoals inheemse eiken, douglasspar en Corsicaanse den algemener werden. Ons onderzoek verkende voor het eerst in de Atlantische regio het gebruik van een mechanistisch landschapsmodel om klimaatslimme beheerstrategieën te onderzoeken en geeft suggesties voor verder onderzoek gebruikmakend van dit model.
Meer lezen

Een STEMmige bachelorproef

Arteveldehogeschool Gent
2024
Daan
Tirry
  • Mel
    Van Rompay
Genomineerde longlist Bachelorprijs
Deze paper draagt bij aan het leerling gestuurd onderwijs binnen STEM. Tijdens het verloop van onze opleiding ontdekten we veel mooie en kwaliteitsvolle STEM-projecten, maar deze waren voornamelijk leerkracht gestuurd. De leerlingen missen in deze projecten eigenaarschap, vooral in de eerste fasen van de projecten. Deze paper geeft antwoord op de vraag: “Hoe kunnen we leerkrachten ondersteunen bij de eerste fases van een leerling gestuurd STEM-project?”

In deze zoektocht werd KLOOV (Kit om van Leerling tot Onderzoek en Ontwerp Vraag te komen) ontworpen die leerkrachten voldoende materiaal en ondersteuning biedt. Tijdens het ontwerpen van KLOOV was er steeds een wisselwerking van prototypes en feedbackmomenten dat beëindigd werd door enkele veldtesten met een bijhorende analyse. Op deze manier kwam het product iteratief tot stand. De belangrijkste onderdelen van KLOOV zijn: een box met tools, een lessenpakket en een handleiding die de leerkracht eenvoudig op weg zet.
KLOOV zorgt ervoor dat leerlingen op een voornamelijk zelfstandige wijze een context in vraag kunnen stellen. Dit doen de leerlingen aan de hand van tools. Zodra ze genoeg vragen hebben verzameld, moeten de leerlingen deze vragen omvormen naar onderzoek -en ontwerpvragen. Uiteindelijk kan uit deze bekomen vragen een project gestart worden.
Uit ons onderzoek blijkt dat leerlingen door het gebruik van KLOOV hun vraagstelling aanpassen en dat er veel meer vragen voldoen aan de criteria van een goede onderzoek- of ontwerpvraag.
Meer lezen

Kleine winnaars: De onstuitbare kracht van motivatie en doorzettingsvermogen

Hogeschool PXL
2024
Indra
Leemans
  • Indra
    Leemans
Een praktijkgericht onderzoek op de zelfregulerende vaardigheden van kleuters met als focuspunten ‘motivatie en doorzettingsvermogen’ en het ontwikkelen van een toolbox om de motivatie en het doorzettingsvermogen te ondersteunen en te versterken wanneer ze een opdracht moeten uitvoeren.
Meer lezen

Inburgering, Taalverplichtingen & Sociale Prestaties voor Derdelanders: een juridische kijk op 'Taalwelvaartschauvinisme'

KU Leuven
2024
Simon
Venmans
Hoe kijkt het Belgische en Europese recht naar het ontnemen van sociale uitkeringen aan derdelanders wegens hun gebrek aan Nederlands? Deze politieke trend, wat ik ‘taalwelvaartschauvinisme’ noem, stoot bij haar omzetting in wetgeving op verschillende juridische, maar ook praktische bezwaren.
Meer lezen

Afleidingen en interrupties in de hybride operatiezaal met behulp van de zwarte doos

Universiteit Gent
2024
Eline
Bonte
  • Jasemin
    Kaya
Het operatiekwartier is een complexe omgeving waarin chirurgen aan heel wat afleidingen worden blootgesteld. Als de aandacht van de chirurg verslapt, kan dit desastreuze gevolgen hebben. Jaarlijks worden miljoenen patiënten geconfronteerd met de fysieke en emotionele gevolgen van een chirurgische complicatie. Ook de bijkomende druk op de gezondheidssector en financiële belasting voor de maatschappij zijn niet te onderschatten. Onderzoekers haalden inspiratie uit de luchtvaart toen ze voor het eerst een zwarte doos in een operatiekwartier installeerden. Net als het exemplaar in een vliegtuig legt deze datarecorder gegevens vast die later herbeluisterd of -bekeken kunnen worden om te evalueren wat er goed, minder goed of slecht liep en hoe dit in de toekomst kan worden vermeden of verbeterd.

Deze masterproef trachtte afleidingen in het operatiekwartier zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven op basis van beelden gemaakt met een zwarte doos in het Universitair Ziekenhuis Gent. Er deden zich in dit onderzoek 81 afleidingen per uur voor, waarvan vooral het aantal deuropeningen (32 per uur) en verplaatsingen van het personeel in en uit de operatiezaal (36 per uur) in het oog sprongen. Ook telefoontjes en gesprekken die niets met de patiënt te maken hadden, werden frequent vastgesteld. Statistische analyse wees uit dat er opvallend meer afleidingen plaatsvonden tijdens het laatste, minder cruciale, deel van de ingreep. Deze studie kon de postoperatieve situatie van de patiënt niet linken aan deze intraoperatieve afleidingen. Verder grootschalig onderzoek dringt zich dan ook op.

Het in kaart brengen van afleidingen in het operatiekwartier onthulde wel belangrijke knelpunten, die als basis kunnen dienen voor het ontwikkelen van maatregelen met als doel een veiligere operatieomgeving creëren. Zo werd bijvoorbeeld al de sterile cockpit rule geopperd, opnieuw naar analogie met de luchtvaart. Hierbij communiceert de bemanning tijdens de kritische fasen van de vlucht louter over de veiligheid en vluchtuitvoering om zo afleidingen tot een minimum te beperken. Dergelijke maatregelen en andere initiatieven moeten nog verder onderzocht en uitgerold worden, opdat men de hoogste kwaliteit van zorg kan leveren.
Meer lezen

Reducing exposure to particulate matter in the indoor environment through filter application

Universiteit Gent
2024
Lisa
Corneillie
In deze scriptie wordt de effectiviteit van een filter als strategie voor het verbeteren van de binnenluchtkwaliteit tegen fijnstof onderzocht met behulp van simulaties in Dymola. Hiervoor is er een nieuwe indeling voor fijnstofdeeltjes ontwikkeld, gebaseerd op de toxiciteit van verschillende deeltjesgroottes en afgeleid uit de literatuur. Deze nieuwe indeling heeft als doel de tekortkomingen van de bestaande grootte-indelingen te vervangen die de grootte- en bronafhankelijke toxiciteit van fijnstof generaliseren. Na het ontwikkelen van een filtercomponent en het aanpassen van een bestaand multi-zone model, werd de schadelijkheid van de fijnstofconcentratie die de binnenomgeving bereikt en het vermogen van filters om dit te voorkomen, onderzocht in verschillende scenario's. De invloed op de algehele binnenluchtconcentratie van PM werd waargenomen voor verschillende buitenomgevingen en verschillende filters. Daarnaast werden ook de invloed van PM dat door koken wordt uitgestoten, het verschil tussen 100% ventilatie en vraaggestuurde ventilatie en de implementatie van open ramen gesimuleerd. Bovendien werden de invloed van variatie in filterefficiëntie, de levensduur van het filter en het daaropvolgende energieverbruik onderzocht. De resultaten tonen aan dat een HEPA-filter de binnenluchtconcentratie van PM voor alle schadelijke deeltjesgroottefractie voldoende kan verlagen, terwijl een grof en fijn filter dit niet kunnun. Koken en het openen van ramen ondermijnen echter de effectiviteit van het filter in zodanige mate dat een gezonde binnenomgeving niet langer kan worden gegarandeerd. Een voorlopige analyse van het energieverbruik en de levensduur van het filter toont aanzienlijke extra energiekosten aan bij het gebruik van filters, evenals een levensduur die aanpassing vereist van het bereik dat door fabrikanten wordt voorgesteld. Analyse van de huidige testnormen voor filters laat zien dat deze niet voldoende zijn om een goede vergelijking tussen verschillende filters te waarborgen. Het aantal DALY's voor blootstelling aan PM2.5 was in alle scenario's minstens vier keer kleiner wanneer er een HEPA-filter aanwezig was. PM bleef echter de meest schadelijke verontreinigende stof, vóór stikstofdioxide, ozon en formaldehyde.
Meer lezen