Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de

Pipe Dreams or true transition? A research by design perspective on the energy transition in Brussels.

Vrije Universiteit Brussel
2024
Jonas
Görgen
Deze thesis onderzoekt de voortdurende inspanningen van steden om hun uitstoot van broeikasgassen te verminderen aan de hand van het voorbeeld van Kuregem, een wijk in Brussel. Het onderzoek kijkt naar de ruimtelijke en sociale dimensies van deze transitie, benadrukt de beperkingen van de huidige technocentrische benaderingen en onderstreept de behoefte aan geïntegreerde ontwerpstrategieën die collectieve actie combineren met klimaatadaptatie. Sommige nadelige effecten van de huidige benaderingen worden besproken, in het bijzonder de 'Performance Gap' met betrekking tot energie-efficiënte gebouwen. De sociale implicaties van grootschalige energie-infrastructuurprojecten worden besproken en geïllustreerd aan de hand van een concrete case in Rotterdam. Door middel van een ontwerpend onderzoek, waaronder historische en morfologische analyse, ruimtelijk ontwerp en fotografisch onderzoek, worden verschillende benaderingen verkend door middel van straatontwerpen, collages, kaarten en scenario's. Als conclusie van het ontwerponderzoek pleit deze dissertatie voor een geïntegreerde benadering van stedelijke energietransities die prioriteit geeft aan lokale veerkracht en betrokkenheid van de gemeenschap. Hiaten in het begrip van hoe sociale factoren de vraag naar energie in wijken beïnvloeden worden geïdentificeerd.
Meer lezen

Met een prentenboek over de Filipijnen naar de kleuterklas

Hogeschool VIVES
2024
Jente
Pardon
Genomineerde longlist Bachelorprijs
Het aanbrengen van interculturaliteit met behulp van een prentenboek en handpop om zo wereldburgerschap bij het jonge kind te bevorderen, meer specifiek het kennismaken met de Filipijnen.
Meer lezen

Langs de zijlijn of buitenspel? Representatie van partners van voetballers in de Vlaamse sportpers van 1978 tot 1997 en hun ervaringen.

KU Leuven
2024
Maarten
Drossart
Voetballers zijn al decennialang gemediatiseerde figuren, die aandacht krijgen via verschillende media. Met name sinds het begin van de 21ste eeuw zorgde dit ook voor een toename in aandacht voor hun respectievelijke partners, de Zogenaamde WAGs, Wives and Girlfriends. Dit onderzoek tracht een bijdrage te leveren rond de representatie van vrouwen van voetballers in de media in de periode vóór de toegenomen aandacht rond hun figuur, specifiek van 1978 tot 1997. Daarnaast gaat dit onderzoek ook dieper in op de ervaringen van vrouwen getrouwd met een profvoetballer op het einde van de 20ste en het begin van de 21ste eeuw. Dit onderzoek bevindt zich door de focus op een marginale groep binnen de sportwereld op de kruising tussen sport- gender- en subalterne geschiedenis.
Dit onderzoek voerde een kwalitatief personderzoek uit op artikels uit Vlaamse sport- en voetbalmagazines zoals Sport ’80, Sport ’90 en Voetbalmagazine over een periode van 1978 tot 1997. Samen met artikels uit januari-edities van Het Laatste Nieuws, over een periode van 16 jaar (1980-1995), vormden deze het bronnencorpus. In de verschillende artikels kwamen de partners van voetballers via woord of beeld aan bod. Aan de hand hiervan kwamen verschillende vormen van representatie naar voren, met een sterke nadruk op traditionele vrouwelijke rollen als huismoeder of opvoedster van de kinderen. Daarnaast kwamen verschillende stereotypen naar boven die focusten op de zorgzaamheid van de vrouwen, de steun die ze boden of een focus op hun uiterlijk en vertoon. Verder waren er ook artikels die dieper ingingen op de partners zelf en dusdanig non-stereotiepe representaties vormden, wat vernieuwend was in vergelijking met gelijkaardig onderzoek.
De vrouwen die dit onderzoek interviewde bespraken zowel hun privéleven, hun omgang met de media als hun positie en rol binnen de voetbalwereld. Hierbij gaven de vrouwen wat betreft hun privéleven aan dat zij verantwoordelijk waren voor zowel het huishouden als de zorg over de kinderen, mede door de carrières van hun echtgenoten. Zij waren zich bewust van hun persoonlijke opofferingen en rationaliseerden deze vanuit andere positieve neveneffecten verbonden aan een voetbalcarrière, zoals de mogelijkheid tot verschillende mooie reizen. Dit kwam grotendeels overeen met ander onderzoek naar sporthuwelijken. Wat betreft media-aandacht, gaven de vrouwen aan hier geen belang aan te hechten, en hadden zij tevens het gevoel dat deze tijdens de spelerscarrières van hun echtgenoten tot op zekere hoogte voor hen beperkt was. Wat betreft hun positie binnen de voetbalwereld waren de vrouwen zich bewust van hun marginale positie, wat zij niet negatief ervaarden. De voetbalwereld bood hen herinneringen waar ze zeer positief op terugkeken, zoals het verkrijgen van een nieuwe sociale kring. Al bij al hielden de vrouwen overwegend positieve herinneringen over aan de actieve spelerscarrières van hun echtgenoten.
Meer lezen

Tiener en Moeder

Arteveldehogeschool Gent
2024
Jennifer
Van Den Broecke
Het doel van deze bachelorproef is om aan de hand van een literatuurstudie te onderzoeken met welke specifieke negatieve fysieke, psychologische en sociale impacten tienermoeders mogelijks vaker te maken krijgen ten opzichte van oudere moeders. Vervolgens wordt er bekeken welke zaken het verlenen van optimale zorg voor deze doelgroep bemoeilijkt en hoe vroedvrouwen hun zorgverlening kunnen optimaliseren.
Meer lezen

Play-based learning bijbrengen tijdens een groepsaanbod

Hogeschool UCLL
2024
Lieze
Michiels
Een praktijkonderzoek van Lieze Michiels naar het aanbrengen van play-based
learning in het kader van de pijler ‘ontmoeting’ van Huis van het Kind
In dit praktijkonderzoek ging ik na hoe play-based learning kan bijgebracht worden
bij ouders van kinderen tussen twee en drie jaar. Dit gebeurde in het kader van de
pijler ‘ontmoeting’ van Huis van het Kind. Concreet werden er twee
ontmoetingsmomenten georganiseerd waar ouders bijleerden over het onderwerp
spelend leren. Enerzijds vond er een interactieve theoretische sessie plaats voor de
ouders. Anderzijds werden de mogelijkheden van play-based learning door zowel
ouder als kind ontdekt tijdens een speelleermoment.
Meer lezen

Scholen van verandering: de vernieuwing van schoolgebouwen door een verkenning van het ontwikkelingspotentieel op onderbenutte Vlaamse schoolterreinen

Universiteit Gent
2024
Toon
Van de Voorde
  • Julie
    Vandermersch
Vlaanderen telt ongeveer 20.000 schoolgebouwen, waarvan meer dan de helft vóór 1970 is gebouwd. Deze gebouwen zijn, ondanks hun belangrijke rol, nauwelijks vernieuwd, wat heeft geleid tot verouderde infrastructuur. Deze masterproef onderzoekt een alternatieve financieringsmethode vanwege lange wachttijden voor overheidssubsidies. Scholen werken hierbij samen met investeerders en projectontwikkelaars om commerciële en residentiële functies op hun terrein toe te voegen, als onderdeel van een duurzaam verdichtingsproject. De huurinkomsten kunnen vervolgens worden geïnvesteerd in de vernieuwing van de schoolgebouwen. Dit model stelt scholen in staat hun infrastructuur te vernieuwen zonder afhankelijk te zijn van overheidssubsidies, waardoor de druk op publieke middelen afneemt.
Meer lezen

Hoe ervaren interculturele koppels in Vlaanderen hun samenleven? Kwalitatief onderzoek naar perspectieven op cultuur(verschillen), culturele onderhandelingsprocessen en (in)formeel netwerk

Universiteit Gent
2024
Eva
Cornelus
Onder invloed van globalisering en processen zoals migratie worden samenlevingen steeds diverser, wat in Vlaanderen gepaard gaat met een stijging aan interculturele relaties. Deze masterproef gaat na wat voor deze koppels de betekenis is van cultuur, hoe koppels omgaan met cultuurverschillen en/of gelijkenissen en hoe ze hun contacten met het (in)formeel netwerk ervaren. Het doel van deze masterproef is om bij te dragen aan de wetenschappelijke kennis over hoe divers samengestelde gezinnen hun gezinsleven ervaren zodat pedagogische praktijken zo goed mogelijk op hun noden afgestemd kunnen worden. Om een antwoord te bieden op de onderzoeksvragen werd er gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek. Er werden semi-gestructureerde interviews afgenomen bij negentien participanten die zichzelf identificeren als intercultureel koppel en minstens één kind hebben. Op basis van de resultaten kunnen er vragen gesteld worden bij de validiteit en bruikbaarheid van het concept ‘cultuur’ voor het aanduiden van de assen van diversiteit en identiteit die partners in een interculturele relatie bij zichzelf en elkaar ervaren. Daarnaast levert deze masterproef evidentie op voor het feit dat een interculturele relatie een facilitator kan zijn voor persoonlijke groei in de partners en dat koppels gebruik maken van interne en externe krachtbronnen/strategieën. Ten derde bevestigt deze masterproef de resultaten van eerder onderzoek waaruit bleek dat interculturele koppels vooroordelen en discriminatie ervaren. Ten laatste wijzen de resultaten naar het formeel netwerk toe op twee aandachtspunten: enerzijds meertaligheid en anderzijds sensitiviteit ten aanzien van zowel de culturele identiteit als ten aanzien van mogelijke verschillen in maatschappelijke achtergrond.
Meer lezen

The role of architecture in more humane detention: Exploring available materials to compare mother-child detention practices in Europe

KU Leuven
2024
Ine
Werckx
Als antwoord op de onmenselijke leefomstandigheden in Belgische gevangenissen veroorzaakt door structurele overbevolking, personeelstekorten, frequente stakingen en verouderde infrastructuur, pleit VZW De Huizen voor de implementatie van kleinschalige, gedifferentieerde en sociaal verankerde ’detentiehuizen’. Hoewel het politiek en maatschappelijk draagvlak hiervoor groeit, is er nog maar weinig onderzoek gedaan naar hoe hun architectuur kan bijdragen aan humane detentie. Gezien steeds meer onderzoek wijst in de richting dat de gebouwde omgeving ons welzijn en gedrag beïnvloedt, heeft deze thesis als doel de kennis over de rol van architectuur in het creëren van meer humane detentieomgevingen te verruimen. Aangezien dataverzameling in gevangenissen vaak een hele uitdaging is, is een bijkomend doel van deze thesis het testen van secundaire analyse als methode voor kwalitatief onderzoek binnen detentie-omgevingen.

In tegenstelling tot België zijn er een aantal andere Europese landen met een lange traditie van kleinschalige detentie. Op basis van maatschappelijke relevantie en data-beschikbaarheid werden een aantal kleinschalige gevangenissen voor moeders met jonge kinderen geselecteerd, en onderling vergeleken. Deze projecten waren afkomstig uit drie Europese landen: Duitsland, Italië en Spanje. Om context te scheppen werden ook de detentiepraktijken rond moeders met jonge kinderen in gewone gevangenissen in België onderzocht. De bevindingen suggereren dat ruimtelijk ontwerp weldegelijk kan bijdragen aan het meer humaan maken van detentieomgevingen. Terugkerende ruimtelijke aspecten die mogelijks bijdragen, zijn het gebruik van ’zachte’ veiligheidsmaatregelen, alledaagse of speelse gevels, kleurrijke interieurs, ruime privécellen met gewoon meubilair, huiselijke gemeenschappelijke ruimtes en (buiten)speelplekken voor kinderen.

Over het algemeen steunde het ontwerp van de bestudeerde projecten vaak op gelijkaardige concepten als die van De Huizen. Over het algemeen deelden ze ook dezelfde doelstelling, namelijk het minimaliseren van detentieschade, vooral voor de kinderen. De Belgische Basiswet van 2005 schrijft een soortgelijk schadebeperkingsbeginsel voor, wat de relevantie van het onderzoek voor de Belgische context verder ondersteunt. Hoewel de analyse van bestaand materiaal nuttig was om data in kaart te brengen en enkele ogenschijnlijk relevante inzichten opleverde, is verder
primair onderzoek nodig om inzicht te krijgen in de ervaringen van gedetineerden.
Meer lezen

De relatie tussen mens en dier in het antieke epicurisme

KU Leuven
2024
Ruul
Hellemans
Deze paper onderzoekt de epicuristische visie op de relatie tussen mens en dier, de invloed van de presocraat Democritus hierop en de vraag in hoeverre deze visie wenslijk geacht moet worden. Het onderzoek behandelt twee thema’s die betrekking hebben op deze relatie. Ten eerste komt (in hoofdstuk 1) de vraag hoe de epicuristen dachten over rechtvaardigheid in relatie tot dieren aan bod. Deze vraag wordt in twee sub-vragen opgesplitst: (1) de vraag of dieren volgens de epicuristen (1) subject van moraliteit en/of (2) object van moraliteit zijn. Die laatste vraag (2) wordt nog verder in twee sub-vragen onderverdeeld: (a) de vraag of men de negatieve plicht heeft om af te zien van bepaalde onrechtvaardige handelingen tegenover dieren en (b) de vraag of men ook de positieve plicht heeft om bepaalde handelingen te stellen opdat dieren zouden kunnen deelhebben aan rechtvaardigheid. Het epicuristische antwoord op zowel vraag (1) als vraag (2) is negatief. Het belangrijkste epicuristische argument hiervoor is dat dieren niet voldoen aan de noodzakelijke voorwaarde voor rechtvaardigheid: het (kunnen) sluiten van een contract met het oog op nut en een verbod op wederzijdse schade. Enkel Lucretius en Epicurus staan een uitzondering toe voor gedomesticeerde dieren, die wel degelijk in staat zijn tot een impliciet contract met de mens en daarom zowel (1) subject als (2) object van moraliteit zijn. Beide antwoorden verschillen van de visie van Democritus, die zowel vraag (1) als vraag (2b) positief beantwoordde, maar van wie geen antwoord op vraag (2a) is overgeleverd. Toch heeft het epicuristische antwoord wellicht wortels bij de presocraat. Een tweede thema dat aan bod komt in (hoofdstuk 2 van) deze paper is de vraag in hoeverre de epicuristen er bepaalde levensvoorschriften op nahielden in relatie tot dieren. Concreet gaat het om de vraag of de epicuristen vegetariërs waren. Binnen het epicurisme bestaan twee grondhoudingen ten opzichte van vleesconsumptie: de houding van Epicurus en die van Hermarchus. Epicurus matigde zijn vleesconsumptie of onthield zich zelfs volledig van vlees als onderdeel van een ascetisch dieet. Hermarchus zag vleesconsumptie dan weer als een noodzakelijke vorm van populatiecontrole van gedomesticeerde dieren. Enkel die eerste visie lijkt wortels bij Democritus te hebben. In een laatste hoofdstuk evalueren we de plausibiliteit van de epicuristische opvattingen. Wat betreft het tweede thema van deze paper opperen we dat Epicurus’ matiging of onthouding van vleesconsumptie te verkiezen is, maar dat beide epicuristen teleurstellen in het feit dat zij nalaten hun beoordeling van de wenselijkheid van vleeseten te funderen in een bekommernis om dierenwelzijn. Wat betreft het eerste thema miskenden de epicuristen het onderscheid tussen (1) subjecten en (2) objecten van moraliteit door ten onrechte te claimen dat beide groepen aan elkaar gelijk zijn. De epicuristen Epicurus en Lucretius hadden wellicht minstens ten dele gelijk in hun claim dat gedomesticeerde dieren tot op zekere hoogte subject van moraliteit zijn. Maar de groep van objecten van moraliteit is veel groter en kan naar mijn mening adequaat worden afgebakend aan de hand van Plutarchus’ criterium dat stelt dat alle wezens met waarnemingsvermogen object van moraliteit zijn. Dat criterium impliceert dat alle dieren, alsook planten object van moraliteit zijn – hoewel Plutarchus ten onrechte niet geloofde dat planten over waarnemingsvermogen beschikken.
Meer lezen

Rouwen over culturen heen: Ondersteuning van migrantenkinderen en -jongeren bij het sterven van een familielid

Odisee Hogeschool
2024
Zahide
Ocak
Rouwen over culturen heen: stel je voor dat je een wereldreis maakt door het landschap van menselijke emoties, waar elke stap een ander verhaal van verlies en veerkracht onthult. Deze scriptie nodigt je uit om mee te reizen door het complexe en dynamische rouwproces van kinderen en jongeren met een migratie-achtergrond, en biedt handvaten voor ouders en hulpverleners om hen op een passende en cultuursensitieve manier te ondersteunen.

Onze reis begint in een wereld waarin migratie en culturele diversiteit toenemen, en waar kinderen en jongeren voor unieke uitdagingen komen te staan bij verlieservaringen. Door middel van een diepgaande casusanalyse van de zevenjarige Yusuf en zijn zussen die hun moeder plotseling verloren, krijgen we inzicht in hun unieke rouwbehoeften. We verkennen drie invalshoeken: de psychologische, pedagogische en levensbeschouwelijke dimensies van rouw. Onderweg zien we hoe emotionele reacties zoals boosheid, verdriet en angst zich tonen in gedragsproblemen, en ontdekken we het belang van een ondersteunende omgeving waarin deze emoties kunnen worden erkend en verwerkt.

Verder brengen de wegen ons bij cultuursensitieve benaderingen die onmisbaar blijken voor effectieve ondersteuning. De scriptie presenteert drie innovatieve veranderingsvoorstellen: vormingen voor gezinnen, preventieve lessen in scholen en de ontwikkeling van een cultuursensitief kinderboek. Elk voorstel biedt praktische richtlijnen en inspirerende voorbeelden die direct toepasbaar zijn in de praktijk. We leren hoe ouders kunnen worden betrokken bij het rouwproces van hun kinderen, hoe leerkrachten kunnen worden getraind in het herkennen en ondersteunen van rouwende leerlingen, en hoe kinderboeken kunnen worden gecreëerd die de culturele en religieuze diversiteit van rouwervaringen weerspiegelen.

Onze reis voert ons door de verschillende fasen van rouw, waarbij we uitwegen verkennen voor de uitdagingen waarmee kinderen en jongeren met een migratie-achtergrond worden geconfronteerd. De verhalen van gezinnen zoals dat van Yusuf illustreren de complexe dynamieken van rouw en de noodzaak van een empathische en geïnformeerde benadering. We ontdekken dat cultuursensitieve ondersteuning niet alleen helpt bij het verwerken van verlies, maar ook bijdraagt aan de veerkracht van rouwende kinderen en jongeren.

Aangekomen bij onze bestemming staan we stil bij een vraag die ons zal blijven bezig houden: Hoe kunnen we ervoor zorgen dat ieder kind de juiste steun krijgt bij hun unieke rouwproces in een steeds diverser wordende samenleving?
Meer lezen

Leren van de Finnen: een vergelijkende studie gericht op het Finse en Vlaamse onderwijssysteem.

Hogeschool West-Vlaanderen
2024
Anna-Maria
Vancoillie
Het Finse onderwijs staat hoog aangeschreven. Deze stelling wordt beaamd door diverse leerkrachten, artikels, ranglijsten en onderzoeken. Mijn buitenlandse stage in Norden International School in Helsinki bood me de kans het Finse onderwijssysteem van dichtbij te leren kennen. In dit onderzoek ging ik op zoek naar een antwoord op de volgende onderzoeksvraag: “Hoe kunnen succesvolle onderwijspraktijken uit Finland effectief ingezet worden door Vlaamse leerkrachten om de kwaliteit van hun eigen onderwijs te verbeteren?”
Meer lezen

Een warme transitie naar het secundair onderwijs: Ondersteuningsmogelijkheden voor gezinnen met een andere moedertaal dan het Nederlands in het Huis van het Kind

Odisee Hogeschool
2024
Chiara
Pletinckx
Winnaar Bachelorprijs
Genomineerde longlist Klasseprijs
Onderzoeksvraag:

De overgang van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs is niet makkelijk voor gezinnen. Om gezinnen daarin te ondersteunen, organiseren ze in Hasselt jaarlijks een Onderwijsbeurs. Tijdens de vorige edities van de Onderwijsbeurs hadden de betrokken organisaties, waaronder dienst Flankerend Onderwijsbeleid, de scholen en het Huis van het Kind, waar ik stage liep, het aanvoelen dat er niet veel gezinnen met een andere moedertaal gebruik maakten van het aanbod op de beurs. Dit terwijl Hasselt een stad is die wel wat diversiteit kent. Het HvhK vroeg mij om op zoek te gaan naar manieren om gezinnen met een andere moedertaal dan het Nederlands te bereiken en te betrekken op de Onderwijsbeurs, zodat ook zij de nodige ondersteuning kunnen krijgen tijdens deze transitie.

Daaruit ontstond de onderzoeksvraag: Hoe kunnen Huizen van het Kind gezinnen, waaronder in het bijzonder gezinnen met een andere moedertaal dan het Nederlands, met een migratieachtergrond, … ondersteunen en begeleiden tijdens de transitie naar het secundair onderwijs?

Korte samenvatting bachelorproef:

De Bachelorproef richt zich op drie veranderingsdoelen om gezinnen met een andere moedertaal dan het Nederlands beter te bereiken en te ondersteunen.

De vaststelling dat gezinnen waarvan Nederlands niet de thuistaal is, moeilijk worden bereikt op de Onderwijsbeurs door onvoldoende afgestemde informatie bracht mij bij het veranderingsdoel: Stad Hasselt en Huis van het Kind stemmen hun onderwijsaanbod beter af op deze gezinnen en bereiken hen effectiever op de Onderwijsbeurs. Door middel van de invalshoek taal- en cultuursensitiveit in de hulpverlening maakte ik kennis met het TOPOI-model en een diversiteitsbenadering om stereotype benaderingen te vermijden en de communicatiewaaier om communicatie te verbeteren. Op basis van tips uit deze modellen kom ik tot concrete voorstellen om het oorspronkelijke aanbod en materiaal aan te passen aan de doelgroep (bv. gebruik van pictogrammen en schema’s). Naast het afstemmen van het aanbod is het essentieel dat gezinnen door een vertrouwd gezicht, zoals de leerkracht, worden toegeleid naar dit aanbod.

Tijdens het proefproject dat ingevoerd werd ter ondersteuning van gezinnen waar Nederlands niet de thuistaal is, merkte ik dat de huisbezoeken concrete theoretische onderbouwing en uitwerking misten. Daaruit ontstond het veranderingsdoel: Huis van het Kind Hasselt zorgt voor een theoretisch onderbouwd kader voor huisbezoeken om het project duurzaam te maken. De invalshoek outreachend werken implementeerde werkvormen en modellen met een focus op zorgmissers. Een outreachend project volgt idealiter zes fases en houdt rekening met noodzakelijke competenties van de ondersteuner. Vanuit deze theorie werkte ik een draaiboek uit als houvast voor toekomstige ondersteuners in het project, met daarin aandacht voor meertaligheid en maatwerk. Hierbij is het noodzakelijk om de toekomstige uitvoerder van de huisbezoeken te bepalen: een professional óf een vrijwilliger, student, … die begeleiding nodig heeft.

Toen bleek dat ouders en kinderen steeds vaker samen de school- en studiekeuze maken, maar niet altijd dezelfde belangen hebben, ontstond het veranderingsdoel: Ouders en kinderen worden ondersteund om samen in gesprek te gaan (onder begeleiding van een hulpverlener) over hun wensen en noden omtrent de schoolkeuze. Via de invalshoek begeleiding van ouders en kinderen doorheen het keuzeproces kwam ik terecht bij gesprekskaders zoals de determinatietheorie en het systeem- en contextgericht perspectief. De kaders van driehoekgesprekken en bemiddeling bieden daarnaast ondersteuning om gemeenschappelijke belangen van ouder en kind te identificeren. Ik ontwikkelde een schoolkeuzespel met handleiding voor professionals om het keuzeproces te faciliteren. Kind en ouder leren elkaars belangen kennen en de professional neemt een bemiddelende rol op tijdens het spel. Een testfase dient verder te onderzoeken of de aanwezigheid van een professional noodzakelijk is voor een onderbouwd verloop, of dat het spel ook zelfstandig door gezinnen gespeeld kan worden.

Door deze veranderingsdoelen na te streven, streven we naar een inclusiever en effectiever onderwijs- en ondersteuningssysteem voor gezinnen waarvan Nederlands niet de thuistaal is. De concrete aanpassingen in het huidige materiaal en de ontwikkelde materialen zoals het draaiboek en het schoolkeuzespel kunnen bijdragen aan een betere afstemming van het aanbod op de noden van deze gezinnen, waardoor zij beter bereikt en betrokken worden.
Meer lezen

The Effect of a Handwriting Co-teaching Program "Samen Aan de Slag met Schrijven (SASS)": a controlled study

Universiteit Gent
2024
Lynn
Van Malderen
  • Jolan
    De Smet
  • Michelle
    Van Holm
Achtergrond: Schrijven blijft een cruciale vaardigheid ondanks de toenemende digitalisering. Uit onderzoek blijkt dat schrijvend leren effectiever is voor het aanleren van spelling en letterherkenning dan typend leren. Omdat steeds meer leerlingen moeite hebben met schrijven en leerbehoeften steeds diverser worden, zijn er verschillende handschriftoefenprogramma's ontwikkeld om schrijfproblemen aan te pakken, waarbij de focus ligt op het verbeteren van de leesbaarheid, snelheid en schrijfvaardigheid.
Doel: Deze studie onderzocht de impact van het co-teaching handschriftprogramma “Samen Aan de Slag met Schrijven” (SASS) op de leesbaarheid van het handschrift bij typisch ontwikkelende Belgische kinderen uit het tweede leerjaar.
Onderzoeksdesign: Niet-gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek.
Methode: Vier klassen van het tweede leerjaar (n = 58 leerlingen, leeftijd 7.2 tot 8.4 jaar), van twee scholen en bijhorende leerkrachten (n=5), namen deel aan het onderzoek. Per school werd één klas toegewezen aan de interventie- en één klas aan de controlegroep. Twee kinderkinesitherapeuten werden gerekruteerd als co-teachers nadat ze 37 uur training hadden gekregen over het SASS-programma. De co-teachers gaven gedurende zes weken eenmaal per week schrijfondersteuning in de interventieklassen, waarbij ze extra aandacht besteedden aan een subgroep van 4-6 kinderen. De controlegroep ontving geen co-teaching. De leesbaarheid en schrijfervaring werden bij alle kinderen twee weken pre-interventie en onmiddellijk post-interventie beoordeeld met respectievelijk de aangepaste Systematische Opsporing Schrijfproblemen (SOS-2-VL) en een Smileyometer. De selectie van de kinderen voor de subgroep was gebaseerd op de Quickscan en de Schoolvragenlijst voor Leerkrachten (SQT). De Quickscan en SOS-2-VL werden ook post-interventie beoordeeld.
Resultaten: De schrijfleesbaarheid verbeterde significant meer in de interventiegroep vergeleken met de controlegroep (gemiddelde SD-verandering interventie = ±2.17, gemiddelde SD-verandering controle = ±2, p = 0.01). Dit was globaal gezien te danken aan een grote verbetering in de subgroep die extra ondersteuning kreeg (pre = 8.09 versus post = 6.18, p < 0.01) en niet aan verandering bij de niet-subgroep van de interventiegroep (pre = 6.47 versus post = 5.63, p = 0.18). Terwijl er bij aanvang een significant verschil in leesbaarheid was tussen de subgroep en de niet-subgroep van de interventiegroep (p = 0.02), konden de kinderen in de subgroep na de interventie hun niet-subgroep klasgenoten bijbenen (p = 0.48). Kinderen in de interventiegroep verbeterden ook significant (p = 0.03) in de categorisatie van de Quickscan, terwijl de kinderen in de controlegroep dat niet deden (p = 0.48). Volgens de Smileyometer ervaarden de kinderen in de controlegroep meer pijn en vermoeidheid tijdens het schrijven post-interventie (p = 0.01), terwijl de kinderen in de interventiegroep gelijk bleven (p = 0,41). Leerkrachten rapporteerden subjectief meer motivatie in de interventiegroep.
Conclusies: Het SASS-programma bleek een gunstig effect te hebben op de leesbaarheid van het handschrift van leerlingen in het tweede leerjaar. Leerkrachten merkten ook verbetering in het schrijven van kinderen in de interventiegroep maar niet tot de subgroep behoorden. Dit effect kan waarschijnlijk worden toegeschreven aan verbeterde schrijfinstructie door de leerkracht na implementatie van tips en tricks van de co-teacher.
Meer lezen

Spatiotemporal modelling of air temperature over European cities using machine learning

Universiteit Gent
2024
Jonas
Blancke
Klimaatmodellen voorspellen dat de temperatuur wereldwijd zal blijven stijgen, samen met een toename van de intensiteit en frequentie van hittegolven. Daarbovenop krijgen steden te maken met extra opwarming door het stedelijk hitte-eilandeffect. Met een groeiende stedelijke bevolking, waaronder veel kwetsbare mensen, is het van cruciaal belang om effectieve mitigatiemaatregelen te implementeren om hittestress te verminderen. Hiervoor is temperatuurdata op hoge resolutie noodzakelijk.

Vaak worden numerieke modellen gebruikt om deze data te verkrijgen, maar deze zijn
computationeel zeer intensief, waardoor het moeilijk is om hoge resolutie data te verkrijgen over lange periodes en grote gebieden. Een computationeel goedkoop alternatief voor numerieke modellen zijn statistische modellen, vaak gebaseerd op machine learning technieken. Deze simuleren de temperatuur op basis van datagedreven relaties. De huidige machine learning modellen zijn echter meestal afgestemd op een enkele stad of een beperkte regio, wat resulteert in slechte prestaties voor steden met verschillende karakteristieken. Deze thesis onderzoekt de mogelijkheden om een machine learning model te ontwikkelen dat kan worden toegepast op steden over heel Europa.

De studie gebruikt ruimtelijke en temporele variabelen om een machine learning emulator van het numerieke UrbClim model te construeren. Daarnaast wordt het effect van het aantal steden in de trainingsset bestudeerd. Dit is cruciaal omdat grote datasets met numerieke trainingsdata, zoals die beschikbaar zijn gesteld voor UrbClim, vaak ontoegankelijk of rekenkundig te duur zijn om te verkrijgen
Meer lezen

De (on)zichtbare pijn

Hogeschool PXL
2024
Milena
Peeters
Genomineerde longlist Bachelorprijs
Veel jongeren lijden in stilte pijn door het heersende taboe. Dit heeft onvermijdelijk een grote invloed op hun schoolervaring. Voor scholen en leerkrachten is het gezien de problematiek een complexe taak om dit probleem aan te pakken.

Door het taboe rond pijn bestaan er veel misvattingen over deze leerlingen, waardoor zij op hun beurt negatieve ervaringen opdoen. Hierdoor ontstaat een vicieuze cirkel die ervoor zorgt dat het probleem vaak ‘onzichtbaar’ blijft totdat de symptomen ernstig worden.

Gezien het hoge aantal jongeren met pijn en de impact, is het van belang om preventieve middelen in te zetten om verschillende vormen van pijn aan te pakken alvorens deze problematiek vordert.

Een manier om deze vicieuze cirkel te doorbreken, is door preventief te handelen. Creatieve werkvormen kunnen leerlingen ondersteunen om hun pijn te uiten en, met de nodige reflectie, kan dit leiden tot een leerproces.

Om deze leerlingen op school voldoende te ondersteunen alvorens deze problematiek verder evolueert, is het cruciaal dat leerkrachten en scholen goed geïnformeerd worden en de nodige tips en hulpmiddelen verkrijgen.

Deze twee elementen zijn een eerste stap om leerlingen met pijn te ondersteunen en het taboe open te breken.
Meer lezen

A change of direction in the jurisprudence on wrongful birth claims

Vrije Universiteit Brussel
2024
Graciela
Pardo Burbano
In deze thesis wordt het onderwerp van schadevergoeding wegens een medische fout behandeld, in het bijzonder de zgn. 'wrongful life, wrongful birth en wrongful pregnancy' vorderingen. Na een analyse van Belgisch recht, een discussie over de debatten, en een vergelijking met andere rechtstelsels komt een voorstel van mogelijke artikels om dit onderwerp te reguleren.
Meer lezen

More Than Labor: The Social Reproductive Experiences Of Indian Care Workers In Flanders

Universiteit Gent
2024
Klara
Missault
This dissertation examines the social reproductive experiences of Indian care workers participating in the Aurora Project in Flanders. Launched in response to labor shortages in elderly care homes, the project recruits migrant care workers from Kerala, India. Rooted in social reproduction theory, this study explores how the global care crisis and the international division of labor has given shape to the caring lives of the participants. The research focuses on two key questions: (1) What are the social reproductive experiences of Indian care workers involved in the Aurora Project? (2) How do urban arrival infrastructures, migration regimes, and working-time regimes influence these experiences? The study employs Thematic Analysis and interviews to delve into the complexities of the social reproductive experiences of the Indian care workers. The findings highlight the challenges faced by migrant care workers as they navigate the intersections of nationality, gender, and class in their caregiving roles. The dissertation contributes to a broader understanding of the care crisis and the limitations of labor migration as a solution.
Meer lezen

Woonvoedsellandschap

Universiteit Hasselt
2024
Sien
Vandebon
  • Leen
    Vansteenkiste
  • Bjorn
    Ernens
  • Laurence
    Cloots
  • Mathias
    Herbots
  • Matthias
    Pieters
  • Memhet
    Basaran
  • Natasja
    Varlamoff
  • Niels
    Moermans
  • Pieter
    Thijs
  • Stephanie
    Remels
  • Tim
    Borgers
  • Yasin
    Can
Het woonlandschap van Kermt staat voor de uitdaging van een toenemend aantal huishoudens door gezinsverdunning en vergrijzing. Het binnengebied van het bouwveld heeft de status van woonuitbreidingsgebied, maar ontwikkeling hiervan zou de laatste groene ruimte in Kermt doen verdwijnen. De privatisering van verkavelingen belemmert bovendien elke verbinding met dit groene binnengebied. Voedsel als common wordt voorgesteld als programmatorsiche strategie om dit versnipperde woonlandschap te transformeren. Een systeem waarin voedsel als common wordt beschouwd, verbetert niet alleen de toegang tot lokaal geproduceerd voedsel, maar versterkt ook de sociale cohesie. De Abdij van Herkenrode, opgericht door cisterciënzers in de 13e eeuw, bood een zelfvoorzienend landbouwmodel dat natuur en voedselproductie verenigde. Dit historische "voedsellandschap" dient als inspiratie voor de herintroductie van duurzame landbouwstrategieën, die bijdragen aan de huidige woonbehoefte en behoud van groene ruimte. Daarom wordt onderzocht of een synergie tussen wonen en voedsel de groene ruimte in het binnengebied kan behouden en toch voldoen aan de woningvraag.
De onderzoeksvraag luidt:
WOONVOEDSELLANDSCHAP: HOE KAN EEN VERKAVELINGSWIJK BIJDRAGEN AAN EEN HERINTRODUCTIE VAN HET HISTORISCHE VOEDSELLANDSCHAP VAN HERKENRODE?
Om een woonvoedsellandschap tot stand te brengen zijn er ontwerpsystemen nodig. Een eerste ontwerpsysteem dat onderzocht wordt is de patronentaal van permacultuur. De patronentaal biedt de opportuniteit om de statische kavel te transformeren naar een dynamische kavel door middel van een synergie tussen wonen en voedsel. De patronen, in lijn met natuurlijke ecosystemen, geven weer hoe dit gerealiseerd kan worden. De nomade zal een tweede ontwerpsysteem vormen dat inspeelt op de verschillende noden van het toenemende aantal huishoudens. Het is een adaptief en flexibel ontwerpsysteem dat fluctueert met de seizoenen. Het zal een nieuwe vorm van wonen introduceren die de synergie tussen wonen en voedsel bevordert. Deze beide ontwerpsystemen zullen een antwoord bieden op de onderzoeksvraag.
Door deze ontwerpprincipes te integreren in het ontwerp en de ontwikkeling van het woonvoedsellandschap, kan een veerkrachtig en dynamisch landschap gecreëerd worden. De introductie van een woonvoedsellandschap bewaard de groene open ruimte in Kermt, maar voldoet ook aan de toekomstige woningvraag. Dit landschap voldoet niet alleen aan de behoeften van de bewoners, maar draagt ook bij aan een meer verbonden samenleving. Bovendien versterkt het de klimaatbestendigheid en leidt het tot een hoger ruimtelijk rendement. De laatst overgebleven groene ruimte in de kern van Kermt kan door middel van een woonvoedsellandschap bewaard blijven. Door de introductie van een woonvoedsellandschap kan een verkavelingswijk bijdragen aan de herintroductie van het voedsellandschap van de Abdij van Herkenrode.
Dit pilootproject van een woonvoedsellandschap heeft het potentieel om als voorbeeld te dienen in Vlaanderen voor vergelijkbare bouwvelden met een groen binnengebied. De ontwerpprincipes van het woonvoedsellandschap kunnen namelijk specifiek worden afgestemd per locatie, en de voedselproductie zal steeds variëren. Hierdoor vormt het woonvoedsellandschap een waardevolle toolbox die kan worden toegepast in heel Vlaanderen. Het biedt een dynamische benadering die rekening houdt met de specifieke kenmerken van verschillende locaties, waardoor een geïntegreerd en dynamisch kavellandschap wordt bekomen.
Meer lezen

Spelen schermtijd en gering buiten spelen een rol in het optreden van bijziendheid bij schoolgaande kinderen: een systematische review

KU Leuven
2024
Tugba
SAHIN
Het gaat over welk mate er een associatie bestaat tussen overmatige schermtijd, meer activiteiten op korte afstand (lezen, studeren) en beperkte tijd buitenspelen en het ontstaan van bijziendheid in een populatie van schoolgaandekinderen.
Meer lezen

"Zoudt ge graag verder studeren?": gender en studiekeuze in Vlaanderen in de jaren 1970

KU Leuven
2024
Siel
Bosmans
De jaren 1970 werden gekenmerkt door de aanwezigheid van verschillende activistische groepen, waaronder de tweede feministische beweging, en een verdere democratisering van het onderwijs. Beleidsmakers wilden met de invoering van het Vernieuwd Secundair Onderwijs elk kind, van elke socio-economische achtergrond, gelijke kansen geven door onder andere de studiekeuze op een latere leeftijd te plaatsen. Ook feministen pleitten voor gelijke kansen: ze streden ervoor dat meisjes dezelfde kansen als jongens kregen, in onder andere de studie- en beroepskeuzebegeleiding. Het onderwerp van deze thesis is hoe er in de jaren 1970 in Vlaanderen werd omgegaan met studiekeuze en beroepsoriëntering en welke rol gender in die beslissing speelde. Daarbij ligt de focus op twee maatschappelijke ruimtes, de PMS-centra en de openbare omroep BRT, waarbinnen studiekeuze en beroepsoriëntering door verschillende actoren werden aangekaart, vormgegeven, gereproduceerd en bijgestuurd.

In het eerste hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de adviezen en werking van psycho-medisch-sociale centra (PMS) en de toekomstbeelden van de begeleide leerlingen van scholen in regio Leuven-Vilvoorde-Brussel. De analyse richt zich op de PMS-leerlingendossiers aan de hand van een discoursanalyse. Daarnaast worden de gebruikte testen en vragenlijsten als paper technologies benaderd. Het onderzoek in het tweede hoofdstuk richt zich op verschillende uitzendingen van de openbare omroep waarin studiekeuze en beroepsoriëntering werden besproken. De analyse heeft betrekking op de reeks Studiekeuze en beroepsoriëntering uit 1970 en 1971 en twee afzonderlijke programma’s Zin en onzin van het huwelijk uit 1973 en Het gaat niet om die ene pop uit 1975. Welke boodschap droegen de uitzendingen uit en wat maakte dat bij de kijkers los?

In beide maatschappelijke ruimtes waren traditionele genderrollen aanwezig. Zo kregen kinderen en ouders zowel via de PMS-werking als via de BRT-uitzendingen gegenderd advies. Het advies en discours bij de BRT was weliswaar gekenmerkt door een ambiguïteit: de hoofdboodschap was emancipatorisch, maar tegelijkertijd bestendigden de programmamakers door het gebruik van bepaalde beelden traditionele genderrollen. Het PMS-advies en de inhoud en vorm van de gebruikte documenten lagen daarentegen wel grotendeels in lijn met de traditionele genderrollen. Sommige individuele medewerkers doorbraken dat genderstereotype patroon bij individuele gevallen. Bij de kijkers, ouders en leerlingen was het beeld gemengd. Een deel was het niet eens met de traditionele rolpatronen en meende dat vrouwen geschikt waren voor elk beroep en de kans moesten krijgen om eender wat te studeren en worden. Anderen geloofden dat het traditionele rollenpatroon met reden bestond en dat vrouwen en mannen inherent verschilden. Daarnaast blijkt dat ook in de samenleving een genderspecifiek toekomstbeeld voor jongens en meisjes voortleefde. De meerderheid van de kijkers, ouders en leerlingen geloofden dat het huishouden en de opvoeding van kinderen behoorden tot het takenpakket van de vrouw en buitenshuis werken tot dat van de man. Zo gaven tienermeisjes aan dat ze verder wilden studeren en werken, maar dacht een deel al na hoe ze later de huishoudelijke en opvoedende taken zou combineren met buitenshuis werk. Andere meisjes stelden dat beeld wel in vraag. Jongens dachten enkel aan ‘mannelijke’ beroepen en reflecteerden niet over hoe ze later hun gezin met hun job zouden combineren.
Meer lezen

Unboxing Materialism: A Content Analysis of YouTube Videos from Popular American Kidfluencers

Universiteit Gent
2024
Yana
Degroote
Kidfluencers inspireren kinderen over de hele wereld en worden daarom ingezet door adverteerders om merken te promoten. Desondanks het succes daarvan, wordt kidfluencer content bekritiseerd van matertialistische waarden te verspreiden. Er is een belangrijk hiaat in de wetenschappelijke literatuur die deze mogelijke relatie tussen blootstelling aan kidfluencer content en materialisme in kinderen bestudeert. Deze scriptie dient als een basisonderzoek binnen dit domein. Aan de hand van een exploratieve inhoudsanalyse van videos van zes populaire kidfluencer YouTube-kanalen (n = 130), gaan we op zoek naar hoe materialistische dimensies gerepresenteerd worden en hoe en of deze verschillen tussen kidfluencer video genres. De resultaten tonen aan dat merken in grote mate aanwezig zijn in kidfluencer YouTube videos. Gesponsorde video’s vertonen vaak enorme volumes van speelgoed en/of dure merken. Dit kan ervoor zorgen dat kinderen meer materialistische waarden ontwikkelen door het kijken van kidfluencer content. Daarom doet deze scriptie enkele suggesties om de aanwezigheid van merken in kidfluencer video’s te beperken.
Meer lezen

Antiproliferative properties of two legume lectins against cancer cells: effects and modes of action

Universiteit Gent
2024
Lien
Ervijn
Kanker is nog steeds de belangrijkste doodsoorzaak wereldwijd. Lectinen, één van de belangrijkste groepen van suiker-bindende eiwitten, zijn veelbelovend als kankertherapie. Voortbouwend op dit potentieel werden tijdens deze thesis de effecten van het mannose-specifieke Dioclea megacarpa lectine (DmegA) en het galactose-specifieke Vatairea lundellii lectine (VLL) op verschillende kankercellen onderzocht. Vijf menselijke cellijnen werden geëxamineerd, namelijk de HeLa-, (baarmoederhalskanker), HT-1080- (fibrosarcoma), PANC-1- (pancreaskanker), MCF-7- (borstkanker) en NHDF-cellijnen (fibroblasten). Op basis van levensvatbaarheid, motiliteit en maatschappelijk belang, werden volgende cellijn-lectine combinaties gekozen: DmegA toegediend
aan PANC-1-cellen en VLL toegediend aan HT-1080-cellen.

De lectinen worden geïnternaliseerd in beide cellijnen. Deze observatie in combinatie met een verhoging in ROS-productie, caspase-9 activiteit en PUMA-expressie wijst op de activatie van de intrinsieke apoptose route. Bovendien onthulde de qPCR-analyse een verhoogde expressie van EDEM, een gen van belang in ER-stress. De cellulaire locatie van DmegA in PANC-1-cellen stemt hiermee overeen. Verder duidt het binden van de lectinen aan het celoppervlak, in combinatie met een verhoogde caspase-8 activiteit op de simultane activatie van de extrinsieke apoptose route.
Morfologische veranderingen van de cellen, namelijk vesikels aan het celoppervlak van HT-1080-cellen, en afbraak van de kern en afname van het celvolume van PANC-1-cellen, stroken verder met de activatie van deze routes. De qPCR-analyse impliceert ook de activatie van pyroptose in beide cellijnen, en mitofagie in de HT-1080-cellijn. DmegA en VLL zijn dus lectinen die apoptose en ERstress kunnen induceren in fibrosarcoma- en pancreaskankercellen.
Meer lezen

Win-Win Winkelen

Universiteit Gent
2024
Arne
Van der Stockt
Vandaag de dag kampen kinderen steeds vaker met overgewicht. Gezonde voeding is een belangrijk onderdeel in de preventie van dit probleem en vormt daarom het onderwerp van deze studie (WHO, 2023). Alhoewel ouders het beste voor hebben met hun kinderen, speelt de korte termijn voldoening van een aantrekkelijk verpakte koek vaak een grotere rol dan de beloning op lange termijn van een gezonder alternatief, zoals bijvoorbeeld een appel. Via deskresearch werd gezocht naar mogelijke interventies om de consumptie van gezonde voeding te stimuleren in een supermarktomgeving. Een waardevolle interventie hierbij is het implementeren van verzamelacties. De impact van deze verzamelacties op de aankoop van gezonde voeding werd onderzocht aan de hand van een empirisch onderzoek. Het onderzoek bestond uit een online-experiment bij ouders met kinderen tussen de drie en tien jaar oud. Er werd gebruik gemaakt van een 2x2 between-subjects experimental design met een controlegroep. Hieruit blijkt dat het gebruik van onbekende verzamelitems in vergelijking met bekende items leidt tot een significant hogere consumptie van gezonde voeding. Er was daarentegen geen significant verschil in deze consumptie tussen congruente en incongruente verzamelobjecten. Dit onderzoek vult bestaande studies aan doordat het effecten van verzamelacties aantoont op de consumptie van groenten en fruit bij ouders in een supermarkt.Vandaag de dag kampen kinderen steeds vaker met overgewicht. Gezonde voeding is een belangrijk onderdeel in de preventie van dit probleem en vormt daarom het onderwerp van deze studie (WHO, 2023). Alhoewel ouders het beste voor hebben met hun kinderen, speelt de korte termijn voldoening van een aantrekkelijk verpakte koek vaak een grotere rol dan de beloning op lange termijn van een gezonder alternatief, zoals bijvoorbeeld een appel. Via deskresearch werd gezocht naar mogelijke interventies om de consumptie van gezonde voeding te stimuleren in een supermarktomgeving. Een waardevolle interventie hierbij is het implementeren van verzamelacties. De impact van deze verzamelacties op de aankoop van gezonde voeding werd onderzocht aan de hand van een empirisch onderzoek. Het onderzoek bestond uit een online-experiment bij ouders met kinderen tussen de drie en tien jaar oud. Er werd gebruik gemaakt van een 2x2 between-subjects experimental design met een controlegroep. Hieruit blijkt dat het gebruik van onbekende verzamelitems in vergelijking met bekende items leidt tot een significant hogere consumptie van gezonde voeding. Er was daarentegen geen significant verschil in deze consumptie tussen congruente en incongruente verzamelobjecten. Dit onderzoek vult bestaande studies aan doordat het effecten van verzamelacties aantoont op de consumptie van groenten en fruit bij ouders in een supermarkt.
Meer lezen

Gevangen in de tijd: een systematische review over de repercussies van langdurig gevangenschap op de gedetineerde

Universiteit Gent
2024
Laura
Vandevelde
De thesis gaat over de methoden die gedetineerden in langdurig gevangenschap hanteren om met hun tijd binnen detentie om te gaan of nog om hiermee te 'copen'. Zowel mannelijke als vrouwelijke gedetineerden komen in deze scriptie aan bod. Op deze manier worden verschillen tussen beide partijen blootgelegd en kan hulpverlening een rehabilitatiesysteem op maat aanbieden.
Meer lezen

Executieve functies: vaardigheden die leiden tot succes.

Hogeschool UCLL
2024
Joline
Jacobs
  • Joline
    Jacobs
Deze scriptie omvat het onderzoek, in samenwerking met basisschool De Bladwijzer, naar de manier waarop groepsmomenten, begeleid door de leerkracht, kunnen worden ingezet om de EF's: plannen, organiseren en gedragsevaluatie te stimuleren bij leerling in het zesde leerjaar. Dit is van toegevoegde waarde gezien de expliciete wens van basisschool De Bladwijzer. Centraal staan groepsmomenten aangezien vooronderzoek aantoont dat leeftijdsgenoten een steeds centralere rol spelen op deze leeftijd. Vanuit de literatuur ontwikkelt de onderzoekster een praktische methode dat het object van het onderzoek vormt. Tot slot ondervraagt de onderzoekster de leerkracht van het zesde leerjaar over de bruikbaarheid van de toepassing met als doel: inzicht krijgen in de werkzame aspecten en eventuele groeipunten.
Meer lezen

Mijn zoektocht naar sporadisch welzijn

Hogeschool VIVES
2024
Eddy
Van Damme
Mijn portfolio is opgebouwd als een interview met mezelf.
De verschillende vragen die ik me heb gesteld doorheen deze opleiding komen
hier systematisch aan bod.
Stilaan komt het waarom, het hoe en het wat duidelijk naar boven via die
structuur. De keuze voor een klassiek format accentueert de inhoud.
Antwoorden komen hier in mijn eigen specifieke schrijftaal op papier, aangezien
dat voor mij de helderste manier is om mijn binnenkant naar buiten te brengen.
Zo kan ik ook tonen hoe ik met deze opleiding aan de slag ben gegaan.
Mijn persoonlijk pad tot ervaringswerker en mijn maatschappelijke positie
komen daarmee duidelijk aan bod.
Meer lezen

The Effect of a Highly Intensive and Task Oriented Intervention Camp on Postural Control in Children with Developmental Coordination Disorder

Universiteit Hasselt
2024
Linde
Cauwelier
  • Anke
    Schollen
Deze masterproef onderzoekt het effect van een hoog intensief taak georiënteerd trainingskamp op de posturale controle bij kinderen met DCD tussen 6 en 12 jaar oud. Deze thesisstudie is gesitueerd binnen een doctoraatstudie rond posturale controle bij kinderen met DCD. De belangrijkste aspecten die gebruikt werden tijdens de interventie waren taakgerichte activiteiten, 1-op-1 begeleiding, motorisch leren en het framework van posturale controle.
Meer lezen

Talentdetectie bij Kinderen in Stad Genk: Een verkenning van het onderzoeksgebied en zijn drie toepassingen

LUCA School of Arts
2024
Tommy
Senders
  • Andrea
    Grimaldi
  • Dries
    Putzeis
Deze scriptie vertrekt vanuit de vraag die Liesbeth Bries van de stad Genk aan ons heeft gesteld: "Is er een mogelijkheid om aan talentdetectie te doen in de kunsten?”. Deze vraag bracht ook een aantal criteria met zich mee, waaronder een specifieke doelgroep. Om dit onderzoek te starten, zijn we vertrokken vanuit de volgende onderzoeksvraag: “Hoe kan de stad Genk op een actieve manier bijdragen aan het ontdekken van artistiek talent bij kinderen?”.

In ons onderzoek zullen we ons laten inspireren door het werk van Danielle Krekels en Luc de Wulf om een eigen definitie te kunnen vormen voor wat de term "Talent" precies inhoudt. Door dit onderzoek zal duidelijk worden dat creativiteit onlosmakelijk deel uitmaakt van artistiek talent. We zullen de theorieën van Viktor Lowenfeld en James Melvin Rhodes gebruiken, om onze eigen visie vorm te geven op wat creativiteit teweeg moet brengen bij kinderen. Daarnaast worden de termen "flow" en "motivatie" gedefinieerd en geconstateerd als cruciale elementen voor talentontwikkeling.
Vervolgens wordt ook de rol en invloed van de sociale omgeving waarin het kind opgroeit onderzocht. Hierdoor wordt duidelijk dat ouders veel invloed hebben op de artistieke ontwikkeling van hun kinderen. Danielle Krekels benadrukt het belang van het vrijwillig uitvoeren van activiteiten. Ouders moeten daarentegen eerst hun eigen talenten herkennen voordat ze hun kinderen kunnen begeleiden. Het zal duidelijk worden dat het een delicate oefening is om kinderen aan te moedigen zonder er te veel druk op uit te oefenen. We zullen ook vaststellen dat er uitdagingen zijn die het ontwikkelen van artistiek talent bemoeilijken. Om dit in kaart te brengen, wordt er een beroep gedaan op een model dat is ontwikkeld door: Piessens, Hermans en Vettenburg; de 7 B's van toegankelijkheid. Saskia de Bruyn’s opvatting over het 'aanbod' zal ons helpen om de verschillende organisaties in Genk te categoriseren en ze zo op hun toegankelijkheid te kunnen beoordelen.

Als laatste, op basis van ons onderzoek, kunnen we drie detectie tools voorstellen die het potentieel mogelijk maken om artistiek talent bij kinderen van het beoogde doelpubliek te detecteren. Deze zijn: Een interactief platform met een applicatie waar informatie over de activiteiten in terug te vinden is, een vriendenboekje met een interactief verhaal die zelfontdekking mogelijk maakt, en als laatste een sociaal artistiek atelier geïnspireerd op het ABC-Huis in Brussel.

Ons onderzoek zal aantonen dat “Talent” een complex begrip is met veel interpretaties. Echter, zal het onderzoek in staat zijn om artistiek talent bij kinderen beter te kunnen begrijpen. De detectietools dienen als aanbevelingen voor de stad Genk en kunnen helpen om het artistieke potentieel van kinderen te ontdekken en te ontwikkelen.
Meer lezen

Mannelijk, ziek, gevaarlijk en vreemd. De representatie van lesbian-like vrouwen in de Belgische dagbladpers tijdens het interbellum.

KU Leuven
2024
Lea
Schiettecatte

Sinds het midden van de jaren 1970 besteden historici steeds meer aandacht aan de geschiedenis van lesbische vrouwen. Hoewel er sindsdien al veel invloedrijke werken verschenen, is er nog weinig historisch onderzoek gevoerd naar de geschiedenis van de representatie van vrouwelijke homoseksualiteit. Deze masterproef besprak daarom de representatie van lesbian-like vrouwen in de Belgische pers tijdens het interbellum. Daarbij werd een discoursanalyse toegepast op meer dan 150 krantenartikelen van 37 verschillende kranten. In de eerste plaats toonde dit onderzoek aan dat journalisten uitvoerig berichtten over vrouwen die zich mannelijk kleedden. Die vrouwen werden tijdens het interbellum ‘garçonnes’ genoemd. Journalisten gingen daarbij op zoek naar verschillende mogelijke oorzaken voor het bestaan van de garçonne, waarbij ze de Eerste Wereldoorlog en de emancipatie van de vrouw aanhaalden. Welke reden ze ook toeschreven aan hun bestaan, de verslaggevers waren het erover eens dat garçonnes onaantrekkelijk waren. Daarbij benadrukten socialistische en liberale journalisten dat de omgeving van de garçonne misnoegd was over haar uiterlijk en drukten katholieke journalisten hun bezorgdheid uit over de gezondheid van de vrouwen. Daarnaast benoemden verslaggevers de garçonne als een sociaal probleem, waarbij ze zich volgens hen ‘immoreel’ gedroeg. Daarnaast toonde dit onderzoek aan dat Belgische journalisten het pathologisch discours van medici overnamen. In die representaties was de lesbian-like vrouw een femme fatale, die roofdiergedrag vertoonde. Mogelijke slachtoffers van die femme fatale waren kinderen, maar ook volwassen vrouwen en mannen. Daarnaast geloofden de verslaggevers dat lesbian-like vrouwen een gevaar vormden voor de maatschappij, waarbij ze een bedreiging vormden voor gezinnen en bijgevolg de toekomst van het land. Afhankelijk van de ideologie van de krant waarvoor ze werkten, haalden journalisten de censuur van fictieve werken met lesbian-like personages aan als oplossing voor de bedreiging van de lesbian-like vrouwen. Ten slotte benoemden journalisten lesbian-like vrouwen consequent als ‘de andere’. Zo werden ze vereenzelvigd met de oudheid, waarbij ze zelfs als oorzaak van de val van het Griekse Rijk benoemd werden. Lesbian-like vrouwen werden echter ook vaak geassocieerd met het buitenland, met Frankrijk en Duitsland in het bijzonder. Die associatie was wellicht het gevolg van de imago’s van Berlijn en Parijs als steden met een sterke homoseksuele subcultuur. Daarnaast maakte specifiek de socialistische pers de associatie van lesbian-like gedrag met de hoogste klasse, wat gekaderd kan worden binnen het idee van de klassenstrijd. Het onderzoek toonde aan dat er zowel sprake was van gelijkenissen als verschillen tussen de berichtgeving per ideologie. Daarbij was er vaak sprake van meningsverschillen tussen de katholieke en socialistische pers en nam de liberale pers een meer ambigu standpunt in. Daarnaast kan de berichtgeving van België vergeleken worden met die van andere Europese landen. Daarbij kwamen bredere trends op het continent, zoals het pathologisch discours, het nationalisme en de afkeur ten opzichte van garçonnes, ook terug in Belgische pers. Toch verschilde de Belgische casus ook van andere Europese landen, bijvoorbeeld wat betreft de ideologische verschillen in het land en het uitzonderlijk verbod op censuur.
Meer lezen

Welbevinden boosten bij anderstalige nieuwkomers in het lager onderwijs

Odisee Hogeschool
2024
Jolien
Van Hoey
Mijn bachelorproef heeft als doel een antwoord te vinden op volgende hoofdvraag: ‘Hoe kunnen leerkrachten op de Vrije Basisschool Sint-Jozef in Temse het welbevinden van anderstalige leerlingen in het eerste leerjaar verhogen?’ Daarnaast wou ik ook een antwoord vinden op enkele bijvragen, namelijk: ‘Wat houdt de term ‘welbevinden’ in?’,
‘Hoe kan een leerkracht op de Vrije Basisschool Sint-Jozef in Temse een laag niveau van welbevinden bij anderstalige leerlingen herkennen?’ en ‘Welke noden hebben anderstalige leerlingen in het eerste leerjaar en hun leerkracht op de Vrije Basisschool Sint-Jozef in Temse op vlak van welbevinden?’.

Mijn bachelorproef is gericht op een heel actueel thema. Als gevolg van de toenemende globalisering, migratie en humanitaire uitdagingen, krijgen steeds meer lagere scholen met anderstalige nieuwkomers te maken. De aanpassingsperiode waarin anderstalige nieuwkomers te maken krijgen met taalbarrières en culturele verschillen, vormt een cruciale fase. Het welbevinden kan flink onder druk komen te staan. Anderstalige leerlingen hierin bijstaan en zo goed mogelijk begeleiden is geen eenvoudige opdracht.

Door verschillende methoden toe te passen zocht ik een antwoord op mijn deelvragen en hoofdvraag. Om te beginnen heb ik mij verdiept in verschillende soorten bronnen binnen de literatuur. Mijn literatuuronderzoek onthulde de cruciale rol van welbevinden op het leerproces van een leerling. Volgens Heylen & Laevers (2019) is de
meest algemene definitie van welbevinden: Welbevinden is een toestand waarin kinderen zich bevinden wanneer ze zich op en top voelen. Op dat moment
genieten ze volop. Ze stellen zich daarbij open en ontvankelijk op voor wat op hen afkomt. Ze zijn spontaan en durven zichzelf te zijn. Ze stralen energie en tegelijk ontspanning en innerlijke rust uit. Het identificeren van de signalen van welbevinden kan een waardevolle leidraad bieden voor leerkrachten om het welbevinden van anderstalige leerlingen in te schatten, te begrijpen en er correct op te reageren.

Naast de literatuurstudie heb ik ook een beeldende bevraging, een interview en observaties gebruikt als onderzoeksmethoden. De resultaten daarvan heb ik verwerkt in deze bachelorproef. Ik ontwierp een eindproduct, een toolbox, waarmee ik leerkrachten wil ondersteunen bij het bevorderen van welbevinden bij anderstalige
leerlingen.
Meer lezen