Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Het bevat intussen al meer dan 8.000 artikels en volledige scripties van bachelor- en masterstudenten die sinds 2002 hebben deelgenomen aan de Vlaamse Scriptieprijs.

Het besparingspotentieel van een Energie Management Systeem (EMS)

AP Hogeschool Antwerpen
2025
Walter
D'Amico
‘Het besparingspotentieel van een Energie Management Systeem (EMS)’
Student: Walter D’Amico – AP Hogeschool Antwerpen
Stageplaats: VEKA – Vlaams Energie- en Klimaatagentschap
Opleiding: Professionele bachelor Energiemanagement (2024-2025)
In een energiemarkt gekenmerkt door prijsschommelingen, capaciteitsheffingen en digitalisering, worden huishoudens en KMO’s uitgedaagd om hun verbruik slimmer te beheren. Energie Management Systemen (EMS’en) vormen hierbij een sleuteltechnologie: ze sturen het verbruik automatisch op basis van realtime prijs- en netdata. Toch blijft de rendabiliteit ervan voor veel gebruikers onduidelijk. Deze bachelorproef brengt daar verandering in.
Ik ontwikkelde een interactieve rekenmodule die op basis van gebruikersinput – zoals woningtype, toestellen, gedrag en contractvorm – de Total Cost of Ownership (TCO) en de Terugverdientijd (TVT) van een EMS berekent. Via Google Sheets en Apps Script wordt automatisch een gepersonaliseerd rapport gegenereerd, inclusief scenariovergelijking, besparingsgrafieken en benchmarkanalyse.
De tool werd ontworpen met reproduceerbare logica, gevoeligheids- en correctiefactoren, en werd getest op meer dan 550 realistische scenario’s. De resultaten tonen dat voor gebruikers met meerdere regelbare toestellen en een dynamisch of een contract bij een Flexibility Service Provider of aggregator, de jaarlijkse besparing kan oplopen tot honderden euro’s, met een gemiddelde terugverdientijd van net boven de 5 jaar. Daartegenover staan profielen waar de investering minder loont – wat de nood aan maatwerk aantoont.
Het project is technisch en beleidsmatig relevant. VEKA gaat deze rekenmodule zeker verder bespreken om te integreren in de website www.maakjemeterslim.be en zal dan worden ingezet in campagnes van VEKA als extra stimulans om potentiële gebruikers te overtuigen. Daarnaast is het inzetbaar als simulatie-instrument bij energieloketten, netbeheerders of leveranciers die contractoptimalisatie en flexibiliteitsdiensten willen ondersteunen. De methodiek is uitbreidbaar naar andere technologieën (zoals warmtepompen of batterijen) en types aansluitingen (zoals AMR).
Deze bachelorproef koppelt praktijkervaring, innovatie en systeeminzicht met een breed maatschappelijk nut. Het biedt gebruikers helderheid, en beleidsmakers een onderbouwde basis om het potentieel van EMS’en gericht te stimuleren in het kader van de energietransitie.
Meer lezen

Reframing Security in the Age of CLIMATE REfugees, A Comparative Study of Syria and Bangladesh Through Security Perspectives

Universiteit Gent
2025
ilkay
kesebir
This thesis examines how climate change reshapes security and mobility by comparing two distinct pathways of climate-related displacement: rapid-onset drought and agricultural collapse in Syria, and slow-onset sea-level rise and salinization in Bangladesh. Building on Environmental Security, Human Security, and Securitization Theory, the study argues that these frameworks illuminate important mechanisms—such as climate change as a “threat multiplier” and the political construction of (in)security—but remain limited by state- and anthropocentric assumptions. To address these limits, the thesis advances a Green Theory–informed perspective that centers ecological integrity and climate justice as core security referents. Methodologically, the research employs a comparative case design with process-tracing and pattern-matching across secondary data (peer-reviewed studies, attribution science, displacement statistics, and policy reports). The Syria case links multi-year drought, rural–urban migration, and governance failures to heightened social unrest and onward displacement. The Bangladesh case shows how chronic inundation, salinity intrusion, and livelihood erosion generate primarily internal, incremental mobility with long-term human security risks. Cross-case synthesis demonstrates convergent vulnerabilities (exposure, adaptive capacity, and institutional response) alongside divergent temporal dynamics and policy needs. The thesis contributes in two ways: empirically, by integrating visual and quantitative evidence on climate impacts and mobility patterns across contrasting contexts; and normatively, by proposing elements of a sui generis protection regime for climatedisplaced persons (eligibility criteria for planned relocation, responsibility-sharing formula, and dedicated financing and monitoring). Overall, it reframes security in the Anthropocene toward ecocentric and justice-oriented protection that better aligns with the lived realities of climate-affected populations.
Meer lezen

The effects of probiotic treatments on Laminaria ochroleuca Assessing their potential to enhance kelp resilience under heat stress

Universiteit Gent
2025
Axelle
Defossez
Kelpwouden – de weelderige onderwaterbossen die kustlijnen beschermen, CO₂ opslaan en onderdak bieden aan talloze zeeorganismen – staan onder druk door klimaatverandering en steeds hittegolven in de oceanen die alsmaar toenemen. Maar gelukkig is er hoop te vinden in de wateren van de oceanen. Nieuw onderzoek laat zien dat probiotische, oftewel “goede”, bacteriën kelp kunnen helpen om beter bestand te zijn tegen warmte en stress. Door samen te werken met deze natuurlijke microben versterken we de veerkracht van kelpwouden – van binnenuit, met de kracht van het leven zelf.

Verandering kunnen we helaas niet meer tegenhouden. Wat we wel kunnen doen? We kunnen leren ermee mee te bewegen. In de samenwerking tussen kelp en zijn microscopische bondgenoten schuilt misschien wel een blauwdruk voor hoe mens en natuur sámen de toekomst kunnen trotseren.
Meer lezen

Een goed leven binnen planetaire grenzen in genk: focus op Warm Waterschei

Universiteit Hasselt
2025
Jade
Daems
Hoe kan het concept van coöperatieve en collectieve wijkwarmte specifiek worden toegepast in Waterschei, vertrekkende vanuit een milieu- en mensbewuste visie? Vanuit deze centrale vraagstelling vertrekt dit onderzoek.
De gedachtegang van Daniel Christian Wahl, waarbij het stellen van de juiste vragen vóór het handelen centraal staat, vormt de rode draad doorheen dit onderzoek. Volgens deze filosofie wijzen vragen, meer nog dan antwoorden, de weg naar collectieve wijsheid. Daarom worden vraagstellingen van verschillende auteurs gebruikt om elk hoofdstuk in te leiden en fungeren ze als leidraad bij het zoeken naar antwoorden.
Het bewuste gebruik van deze vragen heeft geleid tot diepere reflectie over ontwerpbeslissingen en tot een grondiger onderbouwd onderzoek.
Deze masterthesis is opgedeeld in drie grote delen. Het eerste deel begint met een korte situering om de lezer wegwijs te maken. Hierin worden de probleemstelling, onderzoeksvraag, gehanteerde methodologie, de geschiedenis van de locatie, het station van Waterschei en de relevantie binnen het masterplan toegelicht.

Het tweede deel is de ruggengraat van dit onderzoek en wordt gevormd door de literatuurstudie. Deze bestaat uit een theoretisch en een praktisch denkkader. Het theoretisch denkkader bundelt diverse boeken en wetenschappelijke artikels die het onderzoek onderbouwen. De literatuur wordt besproken in een logische volgorde van een brede visie naar een steeds specifiekere focus. Vertrekkende vanuit het boek The Good Ancestor: How to Think Long-Term in a Short-Term World van Roman Krznaric, wordt een eerste denkkader geschetst rond langetermijndenken en intergenerationele
verantwoordelijkheid. Vervolgens wordt de filosofie van Bruno Latour besproken aan de hand van Waar kunnen we landen. Latour toont aan dat er vandaag een gemeenschappelijke visie ontbreekt en dat menselijke en niet-menselijke actoren onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Hierna wordt dieper ingezoomd op regeneratief denken via Designing Regenerative Cultures van Daniel Christian Wahl. Dit
boek nodigt uit om verder te denken dan duurzaamheid en moedigt aan om de juiste vragen te stellen in plaats van vluchtige antwoorden te zoeken. Het theoretisch denkkader sluit af met het boek Postcapitalist Countrysides – From Commoning to Community Wealth Building dat bestaat uit een verzameling van essays. Hierbinnen wordt de essay Unpacking the energy commons geschreven door Thomas Bauwens and Robert Wade (pagina 327 tot 351) bestudeerd. Deze essay beschrijft specifiek hoe energie als gemeengoed kan beschouwd worden.

Het praktisch denkkader vertrekt vanuit het concept van coöperatieve en collectieve wijkwarmte. Deze worden toegelicht waarna er kenmerken voor coöperatieve en collectieve wijkwarmte worden gedefinieerd. Vervolgens worden verschillende relevante referentieprojecten onderzocht. Deze zijn onderverdeeld in twee categorieën: enerzijds warmtenetten, waarbij warmte netwerken als model worden bekeken, en
anderzijds energiestations, waarbij specifiek naar gebouwen wordt gekeken die functioneren als opslagen distributiesysteem. Beide categorieën worden geanalyseerd op basis van de eerder gedefinieerde kenmerken van coöperatieve wijkwarmte.
Het derde deel omvat de ontwerpstudie, deze vertrekt eveneens vanuit het concept van coöperatieve en collectieve wijkwarmte. Op stedelijke schaal wordt eerst de situatie in Genk onderzocht, waarna de focus verschuift naar de wijk Waterschei. In waterschei wordt een coöperatief en collectief warmtenet ontworpen dat werkt op basis van mijnwater. Het uitgangspunt is de herbestemming van het voormalige station tot
een energiestation met bijhorende botanische tuin. Beide functies worden inhoudelijk onderzocht en er wordt toegelicht hoe ze relevant kunnen zijn voor de gemeenschap.
Vanuit de hoofdfunctie van een energiestation wordt de technische werking uiteengezet, gevolgd door enkele basisberekeningen die nodig zijn om de dimensionering te bepalen, zoals de grootte van het warmteopslagtanks. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een overzicht van de noodzakelijke installaties. Voor de bijhorende botanische tuin wordt de typologie van botanische tuinarchitectuur onderzocht. Daarnaast bevat dit onderdeel een analyse van plantensoorten die bijdragen aan het binnenklimaat en de beleving van de ruimte versterken. Het architecturale ontwerp vertrekt vanuit het idee dat technische elementen integraal deel uitmaken van de beleefde ruimte. Aangezien het programma van een energiestation uitbreiding vraagt wordt het bestaande stationsgebouw als uitgangspunt genomen voor het verdere ontwerp. De herbestemming en uitbreiding van het gebouw worden benaderd vanuit een duurzaam perspectief. Het ontwerp baseert zich op drie samenhangende strategieën: ‘Trias Energetica’, ‘Trias Materia’ en ‘Trias
Aquatica’. Elk van deze strategieën wordt toegelicht wat betreft de betekenis en de doelstelling, waarna wordt verduidelijkt hoe ze concreet zijn toegepast in het ontwerp.

De conclusie bundelt de resultaten van het onderzoek en formuleert een mogelijke oplossing voor de oorspronkelijke onderzoeksvraag.
Meer lezen

EVALUATING DISINFECTION STRATEGIES FOR SUSTAINABLE REUSE OF MEDICAL DRUG ADMINISTRATION CUPS: A LIFE CYCLE ASSESSMENT

Universiteit Gent
2025
Camille
Masselis
Deze thesis vergelijkt de milieu-impact van drie alternatieve systemen die de dienst van geneesmiddelentoediening met een niet-kritisch medisch hulpmiddel leveren, met name een plastic geneesmiddelentoedieningsbekertje. Het doel is om de hypothese te toetsen of het vervangen van het huidige wegwerpsysteem in het Universitair Ziekenhuis Gent door een hergebruikssysteem via desinfectie van het bekertje leidt tot een lagere milieu-impact. Voor het herbruikbare systeem worden twee types desinfectie geëvalueerd en vergeleken met het wegwerpsysteem aan de hand van een attributionele milieugerichte Levenscyclusanalyse (LCA). De eerste vorm van desinfectie gebeurt met een gebruiksklare desinfecterende polyesterdoek van Clinell®. De tweede methode betreft geautomatiseerd wassen en desinfecteren in een thermodesinfector van Miele®. Primaire data zijn verzameld in nauwe samenwerking met het Universitair Ziekenhuis Gent en aangevuld met secundaire data, zoals uit de ecoinvent-database. De impacten zijn beoordeeld met behulp van de software SimaPro 9.5.0.1 en de ReCiPe2016 v1.07-methode. In het basisscenario (gemiddeld 270 keer hergebruikt) vertoont het systeem met het herbruikbare bekertje dat wordt gedesinfecteerd in de thermodesinfector de laagste netto-impact op vier van de zeven hotspot-middenindicatoren en op alle drie de eindpuntindicatoren. Daarentegen blijkt het herbruikbare systeem met natte doekjes minder gunstig, voornamelijk omdat het gebruik van wegwerpdoekjes voor herbruikbare bekertjes de milieulast verschuift van het ene product naar het andere. Bovendien worden de doekjes geproduceerd in China, wat extra impact veroorzaakt door transport. Wel kunnen gewijzigde aannames over de productie en de afvalverwerking van de thermodesinfector, evenals het aantal keren hergebruik de voorkeur voor dit systeem verminderen.
Meer lezen

Meer-Dan-Menselijk Ontwerp: zes exploraties van groenblauw ontwerpend onderzoek in Zwartberg, Genk

Universiteit Hasselt
2025
Merel
Dessent
  • Estée
    Scavone
  • Ruth
    Ubachs
  • Dilara
    Ayvaz
  • Lore
    Gijsenberg
  • Jitte
    Jansen
Deze masterscriptie verkent hoe architecturaal ontwerp zich kan
verhouden tot een ‘more-than-human’-perspectief, waarbij niet alleen de mens,
maar ook andere levende en niet-levende entiteiten zoals dieren, planten, water,
bodem en energie als actoren in het ontwerp worden beschouwd. Vanuit een
kritische reflectie op het antropoceen en de ecologische crisis, onderzoeken we hoe
ontwerppraktijken kunnen bijdragen aan een wederkerige relatie tussen mens en de
meer-dan-menselijke wereld. Deze benadering wordt theoretisch onderbouwd aan
de hand van posthumanistische en ecologisch-filosofische kaders, zoals Haraway
en Latour, en vertaald naar ruimtelijke praktijken in de context van Zwartberg,
Genk. Door middel van zes ontwerpend-onderzoekende exploraties brengen we
verschillende manieren in kaart waarop verbondenheid met natuur, water, dieren
en energie ruimtelijk versterkt kan worden. De scriptie pleit voor een relationele en
zorgzame ontwerppraktijk, waarin menselijke en niet-menselijke noden in samenhang
worden benaderd. Zo beoogt deze scriptie bij te dragen aan een ecologisch en ethisch
bewustzijn binnen de ruimtelijke disciplines en aan nieuwe vormen van samenleven
in een gedeeld leefmilieu.
Meer lezen

Design for recycling of electric machines

Universiteit Gent
2025
Vincent
Van de Peer
Mijn masterproef onderzoekt hoe elektrische machines, in het bijzonder permanent-magneet-synchrone motoren (PMSM), recycleerbaar kunnen worden ontworpen zonder prestatieverlies. Vandaag worden deze motoren meestal versnipperd, waardoor waardevolle materialen zoals koper en zeldzame aardmetalen verloren gaan. Het grootste obstakel is het gebruik van lijmen en thermohardende harsen, die demontage onmogelijk maken. In mijn onderzoek ontwikkelde ik een rotorconcept waarin magneten mechanisch worden gefixeerd met bouten in plaats van lijm. Dit ontwerp werd gevalideerd via elektromagnetische en mechanische simulaties en vervolgens gerealiseerd in een prototype. De lijmloze rotor bleek structureel robuust en presteerde vergelijkbaar met conventionele motoren, terwijl hij volledig demonteerbaar is. Daarnaast werd een opschalingsstudie uitgevoerd, waaruit bleek dat radiale bouten geschikt zijn voor grotere motoren zoals in elektrische voertuigen. Dit werk toont aan dat design-for-recycling haalbaar is en een belangrijke stap vormt naar circulaire elektrische aandrijfsystemen.
Meer lezen

Hoe kunnen klanten eenvoudig bouwmaterialen met een lage milieu-impact kiezen voor houten bijgebouwen?

HOGENT
2025
Peter
Vanduffel
Deze bachelorproef onderzoekt hoe klanten van Ostyn, een producent van houtskeletconstructies voor bijgebouwen, op een eenvoudige manier bewust kunnen kiezen voor duurzame bouwmaterialen op basis van levenscyclusanalyses (LCA’s). Aangezien voor bijgebouwen geen normering bestaat rond milieu-impact, is er behoefte aan een eenvoudige methode die transparantie biedt met betrekking tot de duurzaamheid van materialen. Dit werk richt zich op het onderzoeken van een manier waarop Ostyn klanten kan ondersteunen in hun materiaalkeuzes.

De methodologie omvat een vergelijkende analyse van bestaande tools voor milieu-impactberekening, waaronder de Nederlandse Nationale Milieudatabase (NMD) en de Belgische tool TOTEM (Tool to Optimise the Total Environmental impact of Materials). Hierbij wordt gekeken naar hun toepasbaarheid voor Ostyn’s constructies, met aandacht voor de beschikbaarheid van data en de nauwkeurigheid van de resultaten.

Uit het onderzoek blijkt dat een vergelijking op productniveau binnen een element, zoals gevelbekleding en isolatie, relevanter is dan een analyse op constructieniveau vanwege de standaardisatie van veel onderdelen. Een belangrijke bevinding is dat de beperkte beschikbaarheid van productspecifieke data de betrouwbaarheid van de vergelijkingen beïnvloedt.

De conclusie luidt dat Ostyn met tools als TOTEM de mogelijkheid heeft om klanten te informeren over duurzame opties, mits er geïnvesteerd wordt in betere dataverzameling en heldere communicatie. Verdere ontwikkeling van databases en tools is essentieel om de keuze voor duurzame bouwmaterialen verder te reguleren en normaliseren.

Meer lezen

Erfgoediseren van digitale cultuur: door musea en andere erfgoedinstellingen

KU Leuven
2025
Floor
Arnauts
Digitale cultuur ontwikkelt zich in een ongekend tempo en wordt gekenmerkt door zowel overvloed als kwetsbaarheid. De vluchtigheid van digitale creaties, van interactieve installaties tot websites, sociale mediaplatformen en andere databestanden, stelt musea en erfgoedinstellingen voor fundamentele vragen. Hoe kan born-digital erfgoed worden geïdentificeerd als cultureel waardevol, duurzaam worden vastgelegd en vervolgens toegankelijk en betekenisvol worden gepresenteerd? Dit onderzoek benadert deze uitdaging vanuit het proces van erfgoedisering, waarbij de vier kernfuncties waarderen, verzamelen, bewaren en presenteren centraal staan. In de digitale context blijken deze functies niet los van elkaar te opereren, maar voortdurend op elkaar in te grijpen. Door middel van beleidsanalyse, theoretische kaders en casestudies van Vlaamse erfgoedinstellingen, waaronder Design Museum Gent, Amsab, de Hendrik Conscience Bibliotheek en KADOC, wordt zichtbaar hoe technische, juridische en beleidsmatige drempels een structurele inbedding van born-digital erfgoed bemoeilijken. Tegelijkertijd tonen innovatieve praktijken aan dat interdisciplinariteit, het gebruik van open standaarden en samenwerking met makers en publiek effectieve strategieën kunnen opleveren. De bevindingen wijzen erop dat een geïntegreerde en structureel verankerde aanpak onontbeerlijk is om digitale cultuur niet alleen te bewaren, maar ook haar betekenis te behouden voor toekomstige generaties.
Meer lezen

Van Uniformiteit naar Veelzijdigheid: Een Ruimtelijk Renovatiekader voor de Adaptieve Transformatie van Kantoorgebouwen

KU Leuven
2025
Nathan
Verstappen
Stedelijke kantoorgebouwen uit de vorige eeuw bereiken massaal het einde van hun levenscyclus. Slopen lijkt vanzelfsprekend, maar is dat wel zo slim? Een samengestelde strategie die renovatie-ontwerp en kwantificatie van milieu-impact combineert, toont dat behoud niet alleen beter is voor onze klimaatdoelstellingen, maar ook een kans biedt om woningen, publieke ruimte en levendigheid terug te brengen in de stad.
Meer lezen

Vergeten kennis: wat zeventiende- en achttiende eeuwse medicinale recepten onthullen over de impact van botanica op de geneeskunde in de Zuidelijke Nederlanden.

Universiteit Gent
2025
Lien
Vandenbroucke
In mijn scriptie ben ik via een vergelijkende analyse van zeventiende- en achttiende-eeuwse medicinale recepten en hun ingrediënten, gefocust op medicinale planten, nagegaan welke impact de globalisering van botanica had op de geneeskunde in de Zuidelijke Nederlanden. De scriptie is opgedeeld in twee grote delen.

In het eerste deel bespreek ik de bestaande literatuur of historiografie en schets ik aan de hand van een literatuurstudie de zeventiende- en achttiende eeuwse situatie in Italië, de Noordelijke Nederlanden en de Atlantische Wereld. Vervolgens heb ik een eigen studie gedaan van huishoudboeken en archiefstukken uit familiearchieven om zo te achterhalen welke nieuwe plantensoorten, medicinale recepten en aandoeningen zijn toegevoegd of verdwenen; Hierbinnen heb ik ook aandacht voor de dierlijke en minerale ingrediënten die voorkwamen in recepten om op die manier ook de impact van chemische geneeskunde te kunnen schetsen. Vervolgens onderzocht ik de oorzaken die aan de basis lagen van deze veranderingen. Ik heb me hierbij afgevraagd welke trends en individuen een impact hadden op de evolutie binnen medicinale recepten, hoe nieuwe kennis werd verspreid en in welke mate apothekers en medicinale instituties hier verantwoordelijk voor waren.

Om af te sluiten maakte ik een vergelijkende analyse tussen de situatie in de Zuidelijke Nederlanden en de regio's die voorkwamen in de literatuurstudie (Italië, de Noordelijke Nederlanden en de Atlantische Wereld). Op deze manier kon ik bijdragen aan de debatten omtrent de impact die de val van Antwerpen al dan niet had op het intellectuele leven in de Zuidelijke Nederlanden alsook mijn casus terugplaatsen in zijn bredere context.

Meer lezen

The shadow of coloniality over Namibia's green hydrogen rush

Universiteit Gent
2025
Kirsten
Masil
Deze thesis onderzoekt de transitie naar groene waterstof in Namibië door een dekoloniaal perspectief, met een focus op hoe het concept coloniality zich manifesteert in het Namibische waterstofdiscours. Door gebruik te maken van Critical Discourse Analysis (CDA) en de dekoloniale theorie, verkent het onderzoek welke ideeën in het narratief van de Namibische overheid wijzen op coloniality of power, knowledge en being. De analyse brengt vier belangrijke thema’s aan het licht: de nadruk op economische groei, de afhankelijkheid van buitenlandse investeringen en kapitaal met als hoofddoel de export van waterstof, het geloof dat industrialisatie de enige weg is naar sociaal-economische welvaart, en de framing van Namibië als een wereldwijde voorloper op het gebied van waterstof. Deze thema’s tonen patronen van ecologisch imperialisme, waarbij Namibië’s toekomst wordt vormgegeven door externe actoren en neoliberale economische structuren. De bevindingen laten zien dat Namibië’s strategie historische afhankelijkheidspatronen versterkt, waarbij exportgerichte beleidsmaatregelen en buitenlandse investeerders voorrang krijgen boven lokale energie-soevereiniteit. Het discours negeert alternatieve kennissystemen, wat duidt op coloniality of knowledge. Daarnaast weerspiegelt het discours coloniality of being door Namibië voornamelijk te positioneren als leverancier van grondstoffen, waarbij de toekomstvisie sterk wordt afgestemd op westerse modellen. Dit onderzoek draagt bij aan de dekoloniale energietransitie-studies door empirische inzichten te bieden in de koloniale invloeden binnen Namibië’s groene waterstofnarratief. De studie pleit voor een rechtvaardigere en meer inclusieve energietransitie die bestaande machtsstructuren doorbreekt en ruimte maakt voor diverse epistemologieën. Het roept op tot kritische reflectie over hoe koloniale erfenissen nog steeds het energiebeleid in het mondiale Zuiden beïnvloeden.
Meer lezen

EEN ‘GROENE’ FAST-FASHION WAARDEKETEN: UTOPIE OF OPTIE?

KU Leuven
2025
Anna
Sato
Deze thesis met als titel “Een ‘groene’ fast-fashion waardeketen: utopie of optie?” heeft als overkoepelend onderwerp de ecologische duurzaamheid van de fast-fashion waardeketen. Het onderzoekt meer specifiek of het huidig juridisch kader van de Europese Unie een transparante en duurzame fast-fashion waardeketen mogelijk maakt. Het onderzoek focust zich hierbij op drie onderscheiden fases in de waardeketen, namelijk de productie-, communicatie- en afdankfase, waarrond ook de structuur van de thesis is opgebouwd. De keuze hiervoor is ingegeven door de situering in deze fases van de drie problemen uit de probleemstelling.

In de productiefase wordt meer bepaald gekeken naar het materiaal waarmee kleding geproduceerd wordt en de ecologische gevolgen ervan. In de communicatiefase krijgen greenwashing en misleidende groene claims vervolgens bijzondere aandacht. Ten slotte in de afdankfase staan kleding- en textielafval en de verwerking ervan of het gebrek eraan centraal. Voor elk van deze drie fases worden verschillende (nieuwe) Europese instrumenten nader besproken en wordt er vergeleken met de aanpak door Frankrijk, een koploper op het vlak van regelgeving over mode en duurzaamheid. Er wordt meer specifiek nagegaan of de EU- regelgeving ervoor zorgt dat de consument uiteindelijk verzekerd kan zijn dat hij een kledingstuk heeft aangekocht dat gemaakt is van recycleerbare materialen, zonder greenwashing claims op de markt is gebracht en op het einde van zijn levensduur niet op een afvalberg belandt. De evaluatiecriteria die hierbij de rode draad vormen, zijn: duurzaamheid, bescherming van de consument en rechtszekerheid. Door de verschillende instrumenten te beschrijven en daarna te evalueren, hoopt deze thesis zowel de successen als lacunes ervan in kaart te kunnen brengen. De evaluatie zal duidelijk maken dat ondanks stappen in de goede richting, er in elke fase nog tekortkomingen bestaan waardoor het lineaire bedrijfsmodel te weinig uitgedaagd wordt en de transitie naar een duurzamer model bemoeilijkt wordt.

Ten slotte heeft deze thesis als doel om op basis van de beoordelingsresultaten faseoverstijgende aanbevelingen te doen aan het huidig Europees regelgevend kader om het performanter te maken. Hoewel de werkelijke impact afhangt van de gedelegeerde handelingen, de effectieve implementatie en de kwaliteit van toezicht kunnen toch enkele suggesties gegeven worden.
Meer lezen

Naar een territoriaal verankerde landbouw: De rol van slachthuisinfrastructuur als gedeelde en strategische voorziening

Universiteit Gent
2025
Basiel
Van Rillaer
Deze masterproef onderzoekt de rol van slachthuisinfrastructuur in de territoriale verankering van landbouw. Slachthuizen worden doorgaans gezien als technische voorzieningen, maar in werkelijkheid bepalen ze in hoge mate hoe voedselproductie georganiseerd wordt, wie toegang heeft tot verwerking en hoe producenten en consumenten met elkaar verbonden blijven. De centrale onderzoeksvraag luidt: hoe hebben slachthuisinfrastructuren bijgedragen aan de verankering van landbouw in haar territorium, welke transformaties hebben geleid tot hun ontkoppeling, en onder welke voorwaarden kan herterritorialisering plaatsvinden?
De relevantie van dit onderzoek ligt in de hedendaagse context. Terwijl de vraag naar korte ketens, dierenwelzijn en duurzame voedselvoorziening groeit, verdwijnen kleinschalige slachthuizen of worden ze opgeschaald tot industriële complexen. Dit creëert knelpunten voor boeren die niet in dat grootschalige model passen en ondermijnt de veerkracht van lokale voedselnetwerken. Slachthuizen vormen zo een vaak vergeten, maar cruciale schakel in de transitie naar duurzamere landbouwsystemen.
Methodologisch steunt de studie op vijf casestudy’s die verschillende vormen van slachthuisinfrastructuur in beeld brengen: de thuisslachter Erik De Vogelaere, Slagerij Vande Walle, het private slachthuis Matanza, de coöperatie WAPICOWP en de mobiele slachtunit voor pluimvee. Via interviews, historische analyse en beleidskaders worden deze praktijken onderzocht. De vergelijking resulteert in een typologie met vier hoofdtypes: geïntegreerd ambachtelijke infrastructuur, private slachthuizen met gedeeld gebruik, mobiele slachtunits en coöperatieve modellen. Deze typologie toont dat slachthuisinfrastructuren zich bewegen in een spanningsveld tussen schaalvergroting en lokale verankering, privaat ondernemerschap en collectieve organisatie, formele regelgeving en informele praktijken.
De cases laten zien dat kleinschalige infrastructuur kan overleven wanneer bepaalde randvoorwaarden aanwezig zijn, zoals familiale opvolging, ondernemerschap, sterke lokale netwerken of gedeeld eigenaarschap. Tegelijkertijd blijkt dat deze voorwaarden uitzonderlijk zijn en niet vanzelfsprekend reproduceerbaar. Beleidsmatig betekent dit dat de toekomst van kleinschalige infrastructuur niet enkel kan afhangen van toeval of familiale continuïteit, maar dat actieve ondersteuning noodzakelijk is. Herterritorialisering vraagt om randvoorwaarden zoals regelgeving op maat, institutionele steun en maatschappelijke herwaardering van voedselproductie.
Het besluit van deze masterproef is dat slachthuisinfrastructuur méér is dan een technische schakel: ze is een strategische en gedeelde voorziening die bepaalt hoe landbouw lokaal verankerd kan blijven. Herterritorialisering is daarbij geen terugkeer naar het verleden, maar een hedendaagse strategie om landbouwsystemen veerkrachtiger, duurzamer en sociaal rechtvaardiger te maken.
Meer lezen

Decentralised Motion Planning for Holonomic Multi-Agent Systems Using a Hybrid ADMM-CBF Approach: Application to Industrial Magnetic Levitation Platforms

KU Leuven
2025
Bavo
Tistaert
  • Stan
    Servaes
Genomineerde longlist mtech+prijs
De industrie vereist elke dag complexere processen en logistiek, wat heeft geleid tot de opkomst van multi-agent systemen. Hierbij werken meerdere robots, voertuigen of machines in dezelfde omgeving. Dit stimuleert de behoefte aan multi-agent bewegingsplanners die de bewegingen van deze agents op een efficiënte en veilige manier coördineren en plannen.

Daarom presenteert deze scriptie een nieuwe, op model predictieve controle (MPC) gebaseerde bewegingsplanner voor holonomische multi-agent systemen, door een gedecentraliseerde formulering van de alternating direction method of multipliers (ADMM) te combineren met een gecentraliseerde formulering van control barrier functions (CBF's). De methode is ontwikkeld met het oog op, maar niet beperkt tot, industriële magnetische levitatieplatforms zoals het Beckhoff XPlanar-systeem.

De klassieke gecentraliseerde MPC-benadering blijkt te schalen met ∼ O(N^2,96), waardoor de methode onuitvoerbaar wordt bij een toenemend aantal agents. Hoewel gedecentraliseerde ADMM de tijdcomplexiteit aanzienlijk vermindert, kan deze de veiligheid niet garanderen, d.w.z. er bestaat een risico op botsingen. Daarom wordt de methode aangevuld met een extra optimalisatieprobleem waarin CBF's zijn opgenomen. Het resultaat is een veilige methode die schaalt met ∼ O(N^1,82). Deze veiligheidsgarantie stelt ons in staat om het aantal ADMM-iteraties vast te leggen, waarbij een afweging wordt gemaakt tussen prestaties en rekenkracht.

Om de realtimeprestaties verder te verbeteren, biedt dit werk een C++-implementatie van de hybride methode, die gebruikmaakt van de gedecentraliseerde ADMM-structuur door de code te parallelliseren. Dit vermindert de rekentijd voor 5 en 10 agents met respectievelijk 90,1% en 60,5%. De hybride methode wordt vervolgens kwalitatief en kwantitatief vergeleken met de gecentraliseerde MPC-methode. Ten slotte wordt een proof of concept gepresenteerd door de algoritmen te implementeren en te testen op het XPlanar-systeem.
Meer lezen

Tussen erkenning en onbegrip: een kwalitatieve studie naar het diagnosticeringstraject van vrouwen met endometriose

Universiteit Antwerpen
2025
Elena
De Munck
Deze studie onderzoekt hoe vrouwen hun wegbanen door het diagnosticeringsproces van endometriose in Vlaanderen. Via diepte-interviews wordt duidelijk hoe zij omgaan met medische onzekerheid, erkenning proberen te krijgen en soms zelf de regie over hun zorgtraject nemen.
Meer lezen

Evaluating the Impact of Environmental Award Criteria in EU Construction Public Procurement: Assessing the Alignment of GPP with the Principles of Non-Discrimination and Competition

Universiteit Hasselt
2025
Lucas
Ricour
Deze masterproef onderzoekt hoe milieucriteria in publieke aanbestedingen de werking van de bouwmarkt binnen de Europese Unie beïnvloeden. Sinds de invoering van de Europese aanbestedingsrichtlijn van 2014 kunnen overheden bouwprojecten niet alleen op prijs, maar ook op duurzaamheid selecteren. Dat klinkt positief, maar de vraag is of dit systeem wel samenvalt met de Europese principes van eerlijke concurrentie en non-discriminatie.

Met behulp van gegevens uit de Europese aanbestedingsdatabank Tenders Electronic Daily (TED) analyseerde het onderzoek duizenden bouwopdrachten tussen 2012 en 2023. Daaruit blijkt dat wanneer milieueisen worden toegevoegd, het aantal inschrijvingen gemiddeld met 15 tot 24 procent daalt. Met andere woorden: minder bedrijven wagen zich aan zo’n “groene” aanbesteding. Daarnaast blijken projecten met milieueisen vaak duurder te zijn, gemiddeld 5 tot 17 procent, afhankelijk van hoe consequent de criteria worden toegepast.

De resultaten tonen aan dat duurzaamheidcriteria, hoewel goed bedoeld, onbedoeld de concurrentie binnen de Europese bouwsector kunnen beperken. De studie roept daarom op om de Europese regels rond groene aanbestedingen te herzien, zodat ecologische doelstellingen beter worden afgestemd op de basisprincipes van een eerlijke en open markt.
Meer lezen

Circulair gebruik van natuurmaaisel: Een case study voor veengebied De Zegge

Universiteit Antwerpen
2025
Lien
Van Breda
Het beheer van veengebied De Zegge genereert jaarlijks een aanzienlijke hoeveelheid natuurmaaisel, die tegen hoge kosten wordt afgevoerd naar composteringsinstallaties. Tegelijkertijd wordt natuurmaaisel in Vlaanderen erkend als biomassareststroom met circulair potentieel. Deze masterproef onderzoekt welke circulaire waardeketens toepasbaar en rendabel zijn voor De Zegge.
De jaarlijkse maaiselopbrengst wordt geschat op 94,5 ton droge stof. Een brede inventarisatie brengt tien mogelijke waardeketens rond natuurmaaisel in beeld, waarbij de ketens rond veenvrije potgrond, grasisolatie en graspapier het meeste perspectief bieden. Ook is er toekomstpotentieel voor boerderijcompostering, zodra het nieuwe wettelijk kader hiervoor wordt uitgerold. Belangrijke knelpunten voor circulaire inzet van natuurmaaisel zijn biologische stabilisatie, een efficiënte logistiek en de ontwikkeling van verdienmodellen die aantrekkelijk zijn voor alle partijen binnen een strikt en complex regelgevend kader. De vier geselecteerde waardeketens demonstreren echter voldoende technologische maturiteit, ecologische meerwaarde en economisch potentieel om deze knelpunten te overkomen.
Meer lezen

Een niet-farmacologische interventie gericht op pijn, angst en stress bij kinderen op de spoedgevallendienst tussen zes en twaalf jaar.

Odisee Hogeschool
2025
Donatella
Polizzi
  • /
    /
In dit praktijkonderzoek werd nagegaan of een niet-farmacologische interventie, namelijk het gebruik van een zelfgemaakte pop, een effect heeft op de pijn, angst en stresservaringen van kinderen tussen 6 en 12 jaar die een medische handeling moeten ondergaan op de spoedgevallendienst van een algemeen Vlaams ziekenhuis. Het onderzoek werd uitgevoerd met 20 kinderen, waarvan 10 zonder en 10 met gebruik van de pop. De metingen werden verricht met behulp van verschillende gevalideerde meetschalen. De resultaten bieden inzichten in de mogelijke meerwaarde van eenvoudige, kindvriendelijke interventies om de zorgervaring op spoed voor kinderen aangenamer te maken.
Meer lezen

De Financiële en Ecologische Impact van Renovatiestrategieën Voor Vlaamse Eengezinswoningen

Universiteit Gent
2025
Jordi
Buseyne
Deze scriptie onderzocht 2160 renovatie strategieën op typische Vlaamse woningen. Het huidige renovatiedebat legt te veel nadruk op financieel rendement, terwijl het echte doel ecologische winst is: minder CO₂-uitstoot, minder energieverspilling en een gezonder binnenklimaat. Kostenefficiënte maatregelen zoals spouwmuur- en dakisolatie zijn economisch aantrekkelijk, maar hebben beperkt effect op de uitstoot. Alleen doorgedreven renovaties naar energielabel A, inclusief warmtepomp, leveren een structurele CO₂-reductie op. Mijn onderzoek toont dat het gedrag van bewoners de grootste invloed heeft op het klimaat. Een eerlijk systeem zou een betaalbaar basisverbruik garanderen, terwijl de grote verbruikers de volledige meerkost dragen, zodat duurzaamheid zowel effectief als sociaal rechtvaardig wordt.
Meer lezen

Meer-dan-Menselijk ontwerp, zes exploraties van groenblauw ontwerpend onderzoek in Zwartberg, Genk

Universiteit Hasselt
2025
Estée
Scavone
  • Ruth
    Ubachs
  • Jitte
    Jansen
  • Merel
    Dessent
  • Lore
    Gijsenberg
  • Dilara
    Ayvaz
De collectieve masterscriptie vertrekt vanuit ‘More-than-human-ontwerpen’: een visie waarin mens, natuur en energie samen onze leefomgeving vormgeven. Ze verkent hoe architectuur en ruimtelijke ordening kunnen bijdragen aan een rechtvaardige en duurzame toekomst.

Het onderzoek situeert zich in Zwartberg (Genk), een voormalige mijnsite waar natuur, erfgoed en diverse gemeenschappen samenkomen. Vanuit een gezamenlijke contextanalyse en theoretisch kader werd een masterplan ontwikkeld dat inzet op groenblauwe netwerken als dragers voor een klimaatbestendig en sociaal inclusief Genk.

Binnen dit masterplan werden zes individuele cases uitgewerkt, elk met een eigen focus op de relatie tussen mens en meer-dan-mens. Mijn case ‘De energieke wijk’ onderzoekt hoe de energietransitie in een tuinwijk van Zwartberg collectiever en inclusiever kan worden aangepakt. De energietransitie is een van de grootste maatschappelijke uitdagingen van onze tijd. In Europa is 40% van het energieverbruik afkomstig van gebouwen. Toch blijft de renovatiegraad laag en wordt de energietransitie vaak gezien als een individuele verantwoordelijkheid, wat leidt tot ongelijkheid. Immers, wie geld, kennis of eigenaarschap mist, blijft achter. In sociaal kwetsbare wijken, zoals de Zuiderwijk in Zwartberg, is die kloof bijzonder voelbaar. De energietransitie is meer dan een technische operatie en een individuele verantwoordelijkheid. Het is een hefboom voor sociale rechtvaardigheid, ruimte om te delen en collectieve veerkracht. Mijn case toont hoe een kwetsbare wijk een pionier kan worden. Niet door te isoleren, maar door te verbinden.
Meer lezen

Propere was, vuile oceaan

Universiteit Gent
2025
Yanice
Walraevens
Tijdens het wassen van kleding komen microscopisch kleine plasticvezels vrij, microplastics die uiteindelijk in het milieu terechtkomen. In mijn onderzoek werd de vrijgave van deze microvezels onderzocht bij verschillende geweven polyesterstoffen, met aandacht voor het effect van materiaaltype en het aantal wasbeurten.

De resultaten toonden aan dat de grootste hoeveelheid vezels vrijkomt tijdens de eerste wasbeurten. Daarna daalde de vrijgave duidelijk, wat erop wijst dat vooral de eerste cycli verantwoordelijk zijn voor het grootste deel van de vervuiling. Deze bevindingen benadrukken hoe belangrijk het is om zowel bij de productie als bij het gebruik van textiel bewuster om te gaan met microvezeluitstoot, van mogelijke industriële oplossingen tot duurzamer consumentengedrag.
Meer lezen

The ecological impact of rock climbing on cliff-face vegetation: Diversity, functional traits, and microclimate in Freyr, Belgium

Universiteit Antwerpen
2025
Sarane
Coen
Deze thesis onderzoekt de invloed van rotsklimmen en abiotische kenmerken op de vegetatie van kalksteenrotsen van Freyr in België, een ecosysteem dat ondanks zijn hoge biodiversiteit weinig wetenschappelijke aandacht krijgt. Vegetatiegegevens werden verzameld op 248 subplots van 1 m² verspreid over 13 transecten met verschillende klimintensiteiten. De studie analyseert zowel soortenrijkdom, bedekking en diversiteit als functionele eigenschappen van planten (Grime CSR-strategieën, pH- en temperatuuraffiniteit) en meet microklimaatverschillen tussen noord- en zuidgerichte kliffen.

De resultaten tonen dat vegetatiepatronen vooral worden bepaald door abiotische kenmerken van de rotsen, met hogere soortenrijkdom op kliffen met lage klimintensiteit en veel microtopografische variatie. Klimmen leidt tot een vermindering van competitieve soorten en een verschuiving naar meer ruderale soorten, terwijl stress-tolerante soorten dominant blijven. Noordgerichte kliffen hebben over het algemeen hogere bedekking en diversiteit, maar temperatuurvoorkeuren van de vegetatie veranderen niet ondanks microklimaatverschillen.
Meer lezen

Isoleren of Isoleren? Een analyse van conflicterende belangen tussen energie-renovatie en huur(betaal)baarheid

Universiteit Gent
2025
Gaëlle
Detrooz
Naarmate Europa richting een duurzame toekomst beweegt, herschept een groeiende golf aan groene beleidsmaatregelen het woonlandschap en ontstaan er kansen voor een meer rechtvaardige samenleving. De weg vooruit kent echter ook uitdagingen, vooral op het vlak van woonbetaalbaarheid.

Energiezuinige renovaties vragen vaak aanzienlijke investeringen vooraf, meestal gedragen door verhuurders, terwijl de resulterende energiebesparing bij de huurders terechtkomt. Die misalignment tussen kosten en baten staat bekend als het “split-incentive”-probleem. Het roept kritische vragen op over de manier waarop de renovatieagenda de huurprijzen en de beschikbaarheid van betaalbare woningen beïnvloedt. Al vóór deze groene transitie stonden huurders vaak op achterstand ten opzichte van eigenaars. Vandaag dringt zich een urgente vraag op: zal de golf van energierenovaties bestaande ongelijkheden vergroten?

Om dit aan te pakken biedt het concept van “just resilience” een zinvol kader. Het pleit voor benaderingen die ervoor zorgen dat de kosten van duurzame vooruitgang eerlijk worden verdeeld, in het bijzonder dat mensen met beperkte middelen niet onevenredig worden belast. In deze context wil rechtvaardige veerkracht de noden van de huurders van vandaag verzoenen met de langetermijndoelstellingen van het klimaatbeleid.

Deze thesis onderzoekt het kruispunt van ambitieuze renovatiepolitiek en woonrechtvaardigheid, en nodigt uit tot reflectie over hoe we deze transitie kunnen vormgeven op een manier die zowel ecologisch doeltreffend als sociaal rechtvaardig is.
Meer lezen

Hoe komt Just Resilience aan bod in klimaatadaptatiebeleid? Een analyse van procedurele rechtvaardigheid in Belgisch waterbeheerbeleid

Universiteit Gent
2025
Eva
Shaw
Naarmate de klimaatverandering toeneemt, wint het concept Just Resilience aan terrein als een benadering die rechtvaardigheid wil integreren in klimaatadaptatie. Deze thesis onderzoekt één belangrijke dimensie van Just Resilience: procedurele rechtvaardigheid, die betrekking heeft op de eerlijkheid en inclusiviteit van beleidsprocessen.

Met België als casus, een land dat geconfronteerd wordt met toenemende, aan water gerelateerde klimaatuitdagingen, onderzoekt de studie in welke mate procedurele rechtvaardigheid is ingebed in het waterbeheerbeleid, met bijzondere aandacht voor twee kwetsbare groepen: landbouwers en personen met een lage sociaaleconomische status.

Via een mixed-methods benadering, die documentanalyse combineert met semigestructureerde interviews op verschillende bestuursniveaus, beoordeelt het onderzoek hoe de belangrijkste indicatoren van procedurele rechtvaardigheid (i.e, participatie, inclusie, transparantie, consistentie, ethiek/vertrouwen en erkenning van impact) zowel in theorie als in de praktijk worden toegepast.

De bevindingen tonen aan dat, hoewel beleidskaders en -documenten procedurele rechtvaardigheid soms in principe erkennen, de feitelijke uitvoering beperkt en gefragmenteerd blijft. Kwetsbare groepen worden onvoldoende betrokken bij het vormgeven van het beleid dat hen het meest raakt. Deze beperkte betrokkenheid neemt vaak de vorm aan van symbolische of eenmalige consultaties, zonder wezenlijke invloed of blijvende deelname.
Daardoor ontstaat een kloof tussen formele toezeggingen rond participatie en de daadwerkelijke ervaringen van de meest getroffen groepen, wat wijst op een blijvende procedurele lacune binnen het waterbeheer en, ruimer gezien, binnen het klimaatadaptatiebeleid.

De thesis concludeert dat het dichten van deze kloof vraagt om sterkere participatiestructuren en een betekenisvollere betrokkenheid van kwetsbare groepen gedurende het volledige beleidsproces. Ze eindigt met een oproep tot een diepere ethische en politieke inzet voor werkelijk inclusieve klimaatadaptatie.
Meer lezen

Alcohol als koopwaar en anti-koopwaar. Inzicht in voedselsoevereiniteit en culturele duurzaamheid op het Lassithiplateau, Griekenland.

KU Leuven
2025
John Paul
Jose
Deze thesis onderzoekt de rol van het traditionele rakimaken bij het in stand houden van voedselsoevereiniteit en culturele continuïteit op het Lassithiplateau op Kreta. In deze rurale, bergachtige regio, bekend om haar sterke gemeenschapsbanden en seizoensgebonden landbouwritmes, gaat de praktijk van rakidistillatie verder dan alcoholproductie. Zij fungeert als een culturele instelling waar sociale banden worden vernieuwd, ecologische kennis wordt doorgegeven en de gemeenschapsidentiteit wordt versterkt. De rakiproductie in Lassithi werkt als een vorm van anti-koopwaar: het primaire doel is niet winst, maar het onderhouden van een gedeelde levenswijze geworteld in samenwerking, zorg en circulair gebruik van natuurlijke hulpbronnen.

De bevindingen tonen aan dat raki van buitenaf vaak wordt gezien als een eenvoudig product, maar in werkelijkheid een levendige traditie vertegenwoordigt die diep is ingebed in de cultuur en natuur van de lokale gemeenschap. Tegelijkertijd ontstaan er uitdagingen door regelgevingskaders die raki behandelen als een industrieel goed en zo de diepgaande culturele functies en gemeenschapswaarden achter de productie over het hoofd zien. Vergunningsstelsels, belastingregels en geografische aanduidingen houden geen rekening met het unieke, niet-commerciële karakter van deze praktijk. Deze regulatoire druk dreigt zowel het product als de cultuur te beperken in hun vermogen om zich te ontwikkelen, aan te passen en de gemeenschap te blijven dienen.

Bovendien wijst het onderzoek op een fundamentele kloof tussen top-down marktlogica en de geleefde culturele realiteit van plattelandsgemeenschappen. Terwijl beleidsmakers vaak focussen op output en naleving, richten locals zich eerder op het bewaren van traditie, het handhaven van ecologische balans en het waarborgen dat culturele praktijken betekenisvol blijven voor toekomstige generaties. Deze spanning weerspiegelt bredere tegenstellingen tussen uniforme beleidslijnen en diverse, plaatsgebonden levenswijzen.

De thesis laat zien dat de bescherming van traditionele praktijken zoals rakimaken een verschuiving vergt in hoe we cultureel ontstane producten waarderen en besturen. Het erkennen van de eigen herkomst, functie en evolutie van dergelijke praktijken is essentieel om duurzame en rechtvaardige plattelandsontwikkeling te ondersteunen. Door de culturele processen te beschermen—niet alleen het eindproduct—behouden we ecologische wijsheid, sociale cohesie en door de gemeenschap gedreven innovatie. Tradities zoals rakimaken kunnen stilletjes verzet bieden tegen homogenisering en waardevolle lessen aanreiken om duurzaamheid, veerkracht en vooruitgang in een snel veranderende wereld te herdenken. Deze studie onderstreept dat landbouwproducten fungeren als een instrument om cultuur te tonen en te bewaren, waarbij in een plaats verankerde culturele activiteiten laten zien hoe complexe culturele systemen van gemeenschappen werken.
Meer lezen

Over dikke dozen op gevoelige grond

Universiteit Gent
2025
Senne
De Ridder
  • Cas
    Neels
Charleroi is een stad gevormd door haar industriële verleden en getekend door socio-economische breuken. Deze thesis onderzoekt hoe de industriële kavels – restanten van een cyclisch patroon van gebruik en verwaarlozing – opnieuw betekenis kunnen krijgen in het stedelijk weefsel. Via de lens van fytoremediatie, successie en typologisch onderzoek groeit een voorstel: de dikke doos. Deze grote vorm balanceert tussen industriële robuustheid en historische verfijning. Zo tekent zich een nieuw landschap af waarin vergeten gronden, architectuur en sociale relaties elkaar ontmoeten.
Meer lezen

Altijd in twee woorden. Erfgoed en verval volgens Caitlin DeSilvey

Universiteit Gent
2025
Fay
De Maesschalck
Deze masterproef onderzoekt hoe erfgoedtheoretica Caitlin DeSilvey met behulp van paradoxaal taalgebruik en oxymorons een alternatief discours over erfgoed en verval heeft ontwikkeld. In plaats van het behoud en de fixatie van objecten centraal te stellen, pleit DeSilvey voor een ‘postpreservation paradigm’, waarin vergankelijkheid, transformatie en zelfs verdwijnen worden erkend als volwaardige erfgoedprocessen. De thesis is opgebouwd als een essaybundel rond vier paradoxen: ‘ephemeral commemoration’, ‘mutable matter’, ‘experimental preservation’ en ‘ruin porn’. Elk essay bespreekt DeSilveys concepten in dialoog met literatuur, filosofie en concrete casussen, en wordt vergezeld van vier lexicons waarin sleuteltermen staan gedefinieerd. De centrale vraag is hoe erfgoedpraktijken kunnen verschuiven van statisch en objectgericht naar fluïde en procesmatig. Wat betekent het om architectuur te ontwerpen of conserveren met oog voor verandering, verval en onvermijdelijke fragmentatie? DeSilveys vocabulaire toont aan dat taal zelf richtinggevend is: haar tweeledige begrippen creëren ruimte om voorbij binaire tegenstellingen te denken. Deze thesis wil geen alternatieve doctrine formuleren, maar eerder een reflectieve ruimte openen waarin ontwerp en erfgoedzorg zich kunnen positioneren tegenover fragiliteit en eindigheid.
Meer lezen

Improving RNA interference-based pest control using cationic polymethacrylate polymers: a case study in Spodoptera frugiperda and Leptinotarsa decemlineata

Universiteit Gent
2025
Simon
Vermeulen
Biotische factoren, zoals landbouwplagen, dragen wereldwijd aanzienlijk bij aan oogst- en voedselverliezen. Momenteel worden synthetische pesticiden nog vaak ingezet om deze organismen te bestrijden. Vanwege problemen met persistente residuvorming, risico’s voor de volksgezondheid en het ontstaan van resistentie, gecombineerd met een toenemende stimulans voor geïntegreerde plaagbeheersing, is een geleidelijke vervanging door nieuwe, veilige bestrijdingsstrategieën, zoals RNAi, noodzakelijk. Om complicaties met genetische modificatie te vermijden, kan een sproei-gebaseerde aanpak worden toegepast. Echter, hierbij blijft er onwetendheid bestaan. Deze scriptie onderzocht de potentie van de polymeren PAEMA en PGUMA, in verschillende configuraties, om deze uitdagingen te helpen overwinnen aan de hand van vier functionele parameters: de stabiliteit van dsRNA in larvale darmextracten via ex vivo degradatie-assays, niet-doelwit toxiciteit via in vitro assays, en cellulaire opname alsook polyplexvrijgave middels confocale microscopie.
Meer lezen

Silent Spread: Using a digital serious game on Phytophthora cinnamomi to facilitate cognitive thinking processes and inspire the creation of a cognitive sustainability compass

Universiteit Gent
2025
Charl Justine
Darapisa
Deze studie onderzoekt het gebruik van serious games in het bevorderen van kennisverwerving over Phytophthora cinnamomi (Pc), een invasieve bodemaandoening die het Mediterrane eikecosysteem in Spanje bedreigt. Gebaseerd op de cognitieve taxonomie van Bloom heeft het onderzoek als doel te evalueren welke specifieke spelelementen (trivia, quiz, spelbeheer en spelsituaties) de vijf cognitieve denkprocessen ondersteunen, en of serious games kunnen dienen als effectieve hulpmiddelen om via de Cognitive Sustainability Compass reflectie over duurzaamheid te stimuleren.

Silent Spread, een digitaal bordspel, werd ontwikkeld en gespeeld door 35 studenten op universitair niveau. De PLS-SEM-analyse toont aan dat Silent Spread middelhoge tot hogere denkvaardigheden bevordert, waarbij analyseren de sterkste rol speelt in het aanleren van verspreidingsmechanismen.

De sessies met de Cognitive Sustainability Compass tonen aan dat vooral de sociale pijler van duurzaamheid werd benadrukt, met thema’s als samenwerkend leren en een sterkere verbondenheid met rurale realiteiten. De studie onderstreept dat serious games vooral het toepassen van kennis stimuleren in plaats van enkel het onthouden van feiten. Daarom moet toekomstig onderzoek nagaan hoe deze spellen het leren binnen én buiten de virtuele omgeving kunnen versterken. Daarnaast stelt de studie het hiërarchisch model van Bloom in vraag en benadrukt ze dat de 21e eeuw nood heeft aan vaardigheden zoals samenwerking, probleemoplossend denken en systeemdenken, die spelers met succes hebben aangetoond.
Meer lezen