Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de

Is de strijd tegen ondermijnende criminaliteit nu écht begonnen?

Universiteit Gent
2024
Olivia
Van Overmeire
Deze masterproef onderzoekt de rol van lokale overheden in de strijd tegen ondermijnende criminaliteit. Het onderzoek was voornamelijk van belang om de noodzaak van een geïntegreerde duale aanpak in België te
benadrukken en de impact van de recente Wet betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en de oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen van 15 januari 2024 (DIOB-wet)1, te duiden.

De aanpak van georganiseerde of ondermijnende criminaliteit is van vrij recente datum. De Amerikanen alarmeerden het concept voor het eerst, maar het duurde even vooraleer diezelfde verontrusting België bereikte. Dit kan worden toegeschreven aan twee belangrijke factoren: ten eerste de verborgen aard van ondermijnende criminaliteit die zich vermengt met legale activiteiten en ten tweede de het ingewikkelde
karakter van het sociaal complex fenomeen, waardoor het moeilijk te begrijpen en aan te pakken is. Dergelijke onbekendheid kan soms leiden tot een ontkenning van het probleem.

Vooraleer het rechtskader onderzocht wordt, wordt de nadruk gelegd op het onderscheid tussen georganiseerde criminaliteit en ondermijnende criminaliteit. Enerzijds is er de term georganiseerde criminaliteit die zich situeert binnen de gerechtelijke sfeer van de aanpak. Daar houdt men zich voornamelijk
bezig met het blootleggen van het fenomeen en het repressief vervolgen van de criminelen. Anderzijds bestaat de nieuw geïntroduceerde term ondermijnende criminaliteit die zich plaatst binnen de bestuurlijke
aanpak. Daarbij gaat het specifiek om de gevolgen die dergelijke criminaliteit meebrengt voor onze maatschappij, namelijk de ondermijning van het gezag van de staat en de veiligheid in de samenleving. Door middel van de bestuurlijke aanpak zal men het fenomeen preventief en repressief proberen weren uit de
gemeenten. Nadien onderzoeken we het rechtskader, bestaande uit de de GAS-wet2 en art. 134ter, 134quater, 134quinquies en art. 135, §2 NGW3. En sinds 15 januari 2024 ook uit de DIOB-wetgeving. De zwakke punten van lokale overheden worden belicht, maar tegelijkertijd is er ook oog voor de positieve evoluties die we
reeds kunnen waarnemen. In de conclusie wordt een antwoord gezocht op de vraag hoe we lokale besturen kunnen versterken of stimuleren in de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Daarbij zal uitdrukkelijk gepleit
worden voor het stimuleren van de duale aanpak in België. Bovendien zal geconcludeerd worden dat het nog afwachten is hoe de nieuwe wetgeving in de praktijk zal worden toegepast de komende jaren. Dit zal helpen om te bepalen waar verdere verbeteringen nodig zijn om de effectiviteit van de aanpak tegen
ondermijnende criminaliteit te vergroten.
Meer lezen

Scholen van verandering: de vernieuwing van schoolgebouwen door een verkenning van het ontwikkelingspotentieel op onderbenutte Vlaamse schoolterreinen

Universiteit Gent
2024
Toon
Van de Voorde
  • Julie
    Vandermersch
Vlaanderen telt ongeveer 20.000 schoolgebouwen, waarvan meer dan de helft vóór 1970 is gebouwd. Deze gebouwen zijn, ondanks hun belangrijke rol, nauwelijks vernieuwd, wat heeft geleid tot verouderde infrastructuur. Deze masterproef onderzoekt een alternatieve financieringsmethode vanwege lange wachttijden voor overheidssubsidies. Scholen werken hierbij samen met investeerders en projectontwikkelaars om commerciële en residentiële functies op hun terrein toe te voegen, als onderdeel van een duurzaam verdichtingsproject. De huurinkomsten kunnen vervolgens worden geïnvesteerd in de vernieuwing van de schoolgebouwen. Dit model stelt scholen in staat hun infrastructuur te vernieuwen zonder afhankelijk te zijn van overheidssubsidies, waardoor de druk op publieke middelen afneemt.
Meer lezen

Remediëring hoger onderwijs aan de fac ARK

Universiteit Hasselt
2024
Sander
Panis
  • Axelle
    Stulens
Genomineerde longlist Klasseprijs
Naar aanleiding van de vele studenten die aangeven niet te weten hoe om te gaan met feedback, blijkend uit het eigen onderzoek (observatie en bevraging), richt deze scriptie zich bijgevolg op hoe studenten getraind kunnen worden om op een effectieve manier om te gaan met deze feedback. Hieraan gekoppeld volgt het ontwerpen (en daarna ook het inzetten) van een remediëringstool en wordt er besproken wat de eventuele bijkomende mogelijkheden naar andere opleidingen in het hoger en secundair onderwijs toe zijn.

Dit onderzoek spitst zich uit over de nood aan remediëring in het hoger onderwijs in de eerste bacheloropleiding interieurarchitectuur. Er wordt dieper ingegaan op de verwachtingen van ontwerpdocenten (die eveneens begeleiding en juryleden vormen in het eerste opleidingsjaar) binnen het opleidingsonderdeel Ontwerpstudio.
Er wordt gezocht naar een manier waarop er kan achterhaald worden op welke vlakken er remediëring nodig is bij elk individu en waar als groep op getraind kan worden. In dit proces worden ook de rollen van zowel studenten als docenten binnen de remediëring van een individu onder de loep genomen.

Daar bestaande bronnen in de literatuurstudie omtrent remediëring voornamelijk over inhoudelijke remediëring spreekt, de cognitieve kennis, en onze eigen ervaring in zowel de ontwerpopleiding als de lerarenopleiding alsook een gesprek met de huidige ontwerpdocenten ons getoond hebben dat een ontwerpvak meer skills nodig heeft dan enkel het ‘weten’, ontwikkelen we een visuele samenvatting van de nodige kennisdimensies. Dit leidt naar het resultaat van een creatief product: het radardiagram van kennisdimensies als remediëringstool.

Dit onderzoek vormt de aanleiding voor meerdere vervolgonderzoeken zoals het uittesten van de ontworpen tools en het inzetten van deze tools in andere opleidingen in het hoger alsook secundair onderwijs.
Meer lezen

"AI en productaansprakelijkheid – Last en vooruitgang?"

KU Leuven
2024
Erika
Rogojina
Mijn bachelorproef behandelt de juridische uitdagingen die ontstaan door de opkomst van kunstmatige intelligentie (AI) en de tekortkomingen van de huidige wetgeving rond productaansprakelijkheid. Het werk biedt een diepgaande analyse van de bestaande en toekomstige Europese en Belgische regelgeving en de manier waarop deze omgaat met de complexe en unieke aspecten van AI-systemen.

De scriptie begint met een overzicht van het huidige juridische kader voor productaansprakelijkheid op Europees en Belgisch niveau. Hieruit blijkt dat de huidige wetgeving, hoewel effectief voor traditionele producten, tekortschiet bij het reguleren van AI-toepassingen. AI wordt vaak niet als een product beschouwd, waardoor het moeilijk is de juridische verantwoordelijkheid vast te stellen.

Een belangrijk thema in mijn scriptie is de moeilijkheid voor consumenten om de bewijslast te dragen wanneer AI-systemen defecten vertonen. Het is vaak onmogelijk voor consumenten om aan te tonen dat een fout in een AI-systeem schade heeft veroorzaakt. Om deze reden wordt gesuggereerd in de rechtsleer dat de bewijslast in sommige gevallen zou moeten worden omgekeerd, waarbij de producent moet aantonen dat hun AI-product correct functioneerde.

Toch, speelt de "black-box"-problematiek dan ook een rol. AI-systemen functioneren vaak als een "black box", wat betekent dat zelfs de ontwikkelaars niet volledig kunnen verklaren hoe beslissingen tot stand komen. Dit gebrek aan transparantie bemoeilijkt de vaststelling van aansprakelijkheid, wat de positie van consumenten verzwakt.

In het context van de snelle ontwikkeling van AI heeft de Europese Commissie een nieuw voorstel gepubliceerd om de productaansprakelijkheidsrichtlijn te moderniseren en AI expliciet te reguleren. Dit zou leiden tot een grotere verantwoordelijkheid voor producenten, die verplicht zouden zijn om op verzoek van de rechtbank technische details over AI-systemen vrij te geven. Deze veranderingen zouden de informatiestroom tussen producenten en consumenten verbeteren, waardoor consumenten beter in staat zijn om hun zaak de onderbouwen.

In mijn werkstuk wordt ook een vergelijking gemaakt tussen de ontwikkelingen in België en andere landen zoals Nederland en Duitsland, waar al verdergaande stappen zijn gezet om AI-wetgeving aan te passen. Deze landen bieden waardevolle voorbeelden van hoe productaansprakelijkheid kan evolueren in een tijdperk van snelle technologische vooruitgang.
Meer lezen

The United States - Colombia Free Trade Agreement: Beneficial for Colombian firms? Analysis investigating the impact on firm dynamics of Colombian exporting firms

KU Leuven
2024
Evelien
Van Depoele
This dissertation investigates the impact of the United States - Colombia Free Trade Agreement (May 15th, 2012) on the export performance, product innovativeness and entry-exit rates of Colombian firms active in the US export market. Two different analyses have been conducted using a comprehensive dataset spanning from 2008 to 2016, covering 715,157 observations and employing three quantitative econometric techniques (Difference-in-Difference Estimator, Propensity Score Matching and Synthetic Control Method). The main analysis, on firm-product level, a rather novel approach, reveals significant negative average results for both export performance (measured in terms of export sales and product portfolio) and product innovation. Colombian firms exporting to the United States experience on average a decline of 10.9% in export sales, a 3.6% reduction in their product portfolio and introduce 0.13 fewer products in comparison to the situation where they benefited from the unilateral ATPA/ATPDEA agreement. While some non-fuel-related industries and small-sized companies benefit from the implementation of the agreement, the majority of medium-sized firms experience a negative impact. The secondary analysis, on country-level, whilst not being conclusive, indicates that Colombian firms were overall stimulated to enter the US export market. However, this trend was particularly driven by the high entry rates of the smallest firms. In general, the results underscore asymmetries in the FTA. This research contributes to understanding the impact of trade agreements on firm dynamics, highlighting sectoral and firm-size variations in response to trade liberalization and indicates that FTAs do not necessarily lead to average positive impacts on firm dynamics for both parties.
Meer lezen

Hoe ervaren interculturele koppels in Vlaanderen hun samenleven? Kwalitatief onderzoek naar perspectieven op cultuur(verschillen), culturele onderhandelingsprocessen en (in)formeel netwerk

Universiteit Gent
2024
Eva
Cornelus
Onder invloed van globalisering en processen zoals migratie worden samenlevingen steeds diverser, wat in Vlaanderen gepaard gaat met een stijging aan interculturele relaties. Deze masterproef gaat na wat voor deze koppels de betekenis is van cultuur, hoe koppels omgaan met cultuurverschillen en/of gelijkenissen en hoe ze hun contacten met het (in)formeel netwerk ervaren. Het doel van deze masterproef is om bij te dragen aan de wetenschappelijke kennis over hoe divers samengestelde gezinnen hun gezinsleven ervaren zodat pedagogische praktijken zo goed mogelijk op hun noden afgestemd kunnen worden. Om een antwoord te bieden op de onderzoeksvragen werd er gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek. Er werden semi-gestructureerde interviews afgenomen bij negentien participanten die zichzelf identificeren als intercultureel koppel en minstens één kind hebben. Op basis van de resultaten kunnen er vragen gesteld worden bij de validiteit en bruikbaarheid van het concept ‘cultuur’ voor het aanduiden van de assen van diversiteit en identiteit die partners in een interculturele relatie bij zichzelf en elkaar ervaren. Daarnaast levert deze masterproef evidentie op voor het feit dat een interculturele relatie een facilitator kan zijn voor persoonlijke groei in de partners en dat koppels gebruik maken van interne en externe krachtbronnen/strategieën. Ten derde bevestigt deze masterproef de resultaten van eerder onderzoek waaruit bleek dat interculturele koppels vooroordelen en discriminatie ervaren. Ten laatste wijzen de resultaten naar het formeel netwerk toe op twee aandachtspunten: enerzijds meertaligheid en anderzijds sensitiviteit ten aanzien van zowel de culturele identiteit als ten aanzien van mogelijke verschillen in maatschappelijke achtergrond.
Meer lezen

De Digitale Spiegel: Exploratie van zelfstigma in online eetstoornisgemeenschappen - Een kwalitatieve verkenning van stigma binnen digitale omgevingen

KU Leuven
2024
Artemis
Devaux
Het onderzoeken van zelfstigma in online eetstoornisgemeenschappen is relevant vanwege de toenemende invloed van digitale platforms, waar mensen steun en erkenning zoeken. Het is essentieel om te begrijpen hoe zelfstigma zich ontwikkelt in deze online omgevingen, om effectieve interventies en ondersteuningsmechanismen te ontwikkelen die kunnen leiden tot stigmareductie. Deze studie maakt gebruik van een kwalitatieve, fenomenologische benadering om te onderzoeken hoe zelfstigma zich manifesteert in online eetstoornisgemeenschappen. Door middel van diepgaande interviews met leden van deze gemeenschappen en thematische analyse, werden patronen en thema's in hun ervaringen geïdentificeerd. Het onderzoek richtte zich op persoonlijke ervaringen met eetstoornissen, percepties van publieke stigma, sociaal isolement en de invloed van online gemeenschappen. De fenomenologische methode werd gekozen om subjectieve ervaringen vast te leggen en te begrijpen hoe individuen stigma waarnemen en internaliseren. De studie concludeert dat zelfstigma in online eetstoornisgemeenschappen een complex fenomeen is dat wordt beïnvloed door verschillende factoren zoals publieke stigma, trauma en de dynamiek van online interacties. Deze gemeenschappen spelen een dubbele rol, zowel steun biedend als mogelijk schade veroorzakend, afhankelijk van de aard van de interacties binnen deze platforms. De bevindingen suggereren dat interventies gericht op het verminderen van zelfstigma rekening moeten houden met de specifieke dynamiek van online gemeenschappen. Strategieën zouden het bevorderen van positieve, op herstel gerichte interacties kunnen omvatten en hulpmiddelen kunnen bieden om individuen te helpen kritisch om te gaan met online inhoud. Uiteindelijk kan een beter begrip van hoe zelfstigma zich ontwikkelt en wordt versterkt, leiden tot betere ondersteuningssystemen en het herstel van mensen met eetstoornissen bevorderen.
Meer lezen

Unmasking in een neurotypische samenleving: de invloed van sociale contexten op authentieke zelfpresentatie bij queer autistische personen

KU Leuven
2024
Mirre
Verhoeven
Deze thesis onderzoekt de ervaringen van queer autistische personen met authentieke zelfpresentatie of unmasking in sociale contexten om inzicht te krijgen in de manieren waarop sociale omgevingen personen op het autismespectrum faciliteren of net belemmeren zichzelf te zijn. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van een kritisch-constructivistische versie van Grounded Theory om (intersectionele) machtsrelaties en betekenisgeving in deze situaties bloot te leggen.
Een stijging in het aantal diagnoses resulteerde nog niet in een algemene aanvaarding van autistische personen in de samenleving. Stigmatisering en discriminatie vormen dan ook een grote oorzaak voor camouflerend of ‘masking’ gedrag bij personen met autisme. Dit resulteert vaak in een slechtere mentale gezondheid vanwege de continue stress, de verhoogde alertheid en het identiteitsverlies die masking veroorzaakt. Dit onderzoek exploreert daarom of ‘unmasking’, of het terug opbergen van zo’n camouflerende persona, een oplossing biedt in een nog steeds stigmatiserende samenleving.
De literatuurstudie van deze thesis bespreekt de historische context van het concept autisme en masking en gaat dieper in op de aanwezigheid van neurotypische normen en hun (intersectioneel) effect op autistische personen. Ook het potentieel van unmasking wordt hierin besproken. De opvallende afwezigheid van onderzoek over autisme dat door en voor autistische personen werd gevoerd is een belangrijke drijfveer geweest om dit onderzoek participatief en emancipatief uit te voeren.
Een analyse van dagboekfragmenten en interviews met queer autistische personen over hun ervaringen met unmasking resulteerde in drie soorten bevindingen. Enerzijds viel het op dat partcipanten zelf vaak weerstand bieden tegen het algemeen ableist narratief rond autisme als ze over hun ervaringen en identiteit spreken. Ze stellen niet alleen het medisch discours rond autisme in vraag, maar voelen in het algemeen vaak weerstand tegenover sociale normen en linken dit ook aan hun queer identiteit. Ten tweede bleek unmasking vaak nog te kwetsbaar in heel wat sociale omgevingen door een neurotypische hegemonie, die eveneens doorwerkt in de zorgsector. Heel wat participanten linken deze beperkingen bovendien aan een vrouwelijke socialisatie die hen sowieso beperkt in het zichzelf zijn en die niet overeenkomt met autistische gedragingen. Toch is unmasking wel wenselijk en ook mogelijk. De mogelijkheidsvoorwaarden zijn hierbij een gevoel van veiligheid, blijdschap of enthousiasme, het willen opkomen voor een hoger doel en sterke vermoeidheid.
Vernieuwende bevindingen waren onder andere dat masking ook in neurodiverse contexten gebeurt en dus niet uitsluitend bij neurotypische mensen. Daarnaast bleek unmasking voor participanten ook vermoeiend te zijn waardoor masking soms geprefereerd werd. Dit bleek niet alleen vanwege de stigmatiserende omgeving zo, maar ook vanwege de sterk aangeleerde gewoonte om continu te masken die veel participanten eigen is.
Deze resultaten van deze thesis benadrukken het belang van inclusiviteit en het betrekken van autistische stemmen (maar ook andere communicatievormen) in het maatschappelijk en wetenschappelijk debat over autisme. De thesis hoopt met de reflectieve dagboeken van waarde geweest te zijn voor de participanten, maar ook voor de bredere (queer) autistische community door bewustzijn bij hun omgevingen te creëren rond de gevolgen van stigmatisering en discriminatie.
Meer lezen

Wat is de effectiviteit van het gebruik van likelihood ratios (LR) ten opzichte van het aantal loci bij het onderscheiden van DNA-matches in en rond de 'grijze zone' tussen High 7, High 8-9 en High 10 in forensische DNA-analyses?

Erasmushogeschool Brussel
2024
Hannah
Decloedt
Mijn scriptie richt zich op het optimaliseren van forensische DNA-databanken, specifiek hoe DNA-matches beter kunnen worden beoordeeld in gevallen waar de overeenkomst niet volledig duidelijk is, oftewel de ‘grijze zone’. Er werd onderzocht of de toepassing van likelihood ratios (LR) als een alternatieve methode gebruikt kan worden om de betrouwbaarheid van DNA-matches te verbeteren.







Meer lezen

Fiets je Vrij

Thomas More Hogeschool
2024
Sulekha
Salah
Fiets plan voor kansarme jongeren in Den Haag
Meer lezen

Deep learning-based scoring of erosive osteoarthritis of the IP finger joints

Universiteit Gent
2024
Zakaria
Oubbi
In deze studie wordt met behulp van convolutionele neurale netwerken (CNN’s) een geautomatiseerd scoresysteem ontwikkeld dat radiologen ondersteunt in het opsporen en opvolgen van erosieve artrose.
Meer lezen

Kunst op Verwijzing Piloot Leuven - een prospectieve studie over het inzetten van kunst in de eerstelijnsgezondheidszorg

KU Leuven
2024
Lieve
Nagels
  • Annemie
    Voets
Kunst heeft een heilzaam effect op de mens. In tegenstelling tot het buitenland, met koplopers de Angelsaksische en Scandinavische landen, is er in België een grote achterstand in onderzoek en praktijkervaring met Kunst op Verwijzing (KOV), een eerstelijn gezondheidsbevorderende tool met kunst. In maart 2023 beslisten vertegenwoordigers uit de Leuvense zorg-, welzijns- en cultuursector en de academische wereld om samen vorm te geven aan een KOV-pilootproject, gericht op volwassenen met langdurig bestaande milde tot matige psychosociale klachten. Zeven vrouwen tussen 25 en 71 jaar doorliepen begin 2024 het KOV-traject van acht wekelijkse sessies van tweeënhalf uur in museum Parcum. Het hele proces werd uitgebreid gedocumenteerd, van concept over praktische uitrol tot de wetenschappelijke analyse, door twee master studenten Kunstwetenschappen (KU Leuven). Ze gebruikten een gemengde methodologie met zowel kwantitatief (vragenlijsten) als kwalitatief onderzoek (diepte-interviews, focusgroepen en participatieve observatie). Een eerste onderzoeksvraag betrof een procesevaluatie: is KOV een haalbare interventie in de Belgische/Vlaamse eerstelijnszorg? Uit de ervaring met het Leuvense pilootproject kan besloten worden dat een traject met kunst een werkbare niet-medische interventie is die de gezondheid en levenskwaliteit kan bevorderen mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Een performant samenwerkingsplan tussen de cultuur- en zorgsector, een ethische gedragscode en richtlijnen voor goede KOV-praktijkvoering, en de opleiding van professionals in Kunst voor Welzijn zijn essentieel. Een tweede onderzoeksvraag polste naar de impact op de kunstbeleving van de deelnemers, op het museum en de medewerkers en op de gezondheid van de deelnemers.   In lijn met internationaal onderzoek werd een verhoogd sociaal en mentaal welbevinden en activatie vastgesteld bij de deelnemers. Externe negatieve gebeurtenissen kunnen die positieve impact compromitteren. Een discrete vermindering in het beroep doen op de eerstelijn werd vastgesteld. Ook het mentaal welbevinden van de begeleiders kreeg een boost. Aanbevelingen werden geformuleerd voor het organiseren van toekomstige KOV-trajecten en voor voortgezet onderzoek. Het belang van de Kunstwetenschappen voor de nieuwe wetenschapsdiscipline Kunst voor Welzijn/ Arts in Health werd toegelicht.
Meer lezen

Defending democracy: what explains the EU’s response to backsliding member states?

Universiteit Gent
2024
Loren
Vermeire
De thesis, getiteld Defending Democracy: What Explains the EU’s Response to Backsliding Member States?, onderzoekt hoe de Europese Unie reageert op democratic backsliding bij lidstaten en welke factoren deze respons sturen. In het onderzoek wordt democratic backsliding geanalyseerd aan de hand van casestudies van Hongarije en Polen, die vaak als voorbeeld worden genoemd van landen waar de rechtsstaat en democratische normen stelselmatig onder druk staan.

De thesis is opgebouwd rond een aantal kernonderdelen:

Conceptueel Kader: Hierin worden de basisconcepten van democratie en democratic backsliding uiteengezet, waarbij Vermeire ingaat op hoe deze concepten toegepast worden in de context van de EU.

Theoretisch Kader: Dit hoofdstuk onderzoekt bestaande theoretische benaderingen die helpen verklaren waarom de EU reageert zoals ze doet. Hierin wordt bijvoorbeeld de logica van ‘consequenties’ en ‘gepastheid’ besproken, oftewel hoe politieke en institutionele factoren de beslissingen van de EU sturen.

Methodologie: Vermeire gebruikt een kwalitatieve benadering met casestudieanalyse van de situaties in Hongarije en Polen, en interviews met EU-functionarissen en betrokkenen uit het maatschappelijk middenveld. Dit moet inzicht geven in de factoren die aan de basis liggen van de EU’s respons op democratic backsliding.

Analyse van Casestudies: De thesis gaat gedetailleerd in op de specifieke gevallen van democratic backsliding in Hongarije en Polen. De respons van de EU op elk van deze landen wordt vergeleken en geanalyseerd om patronen te ontdekken in de EU's aanpak.

Resultaten en Discussie: Hier worden vier factoren geïdentificeerd die de reactie van de EU verklaren: (1) juridische en procedurele mechanismen, (2) interinstitutionele dynamieken binnen de EU, (3) politieke overwegingen, en (4) de invloed van de lidstaten zelf.

Conclusie: Tot slot biedt de thesis een samenvattende conclusie en aanbevelingen voor verder onderzoek, waarbij ook beperkingen van de huidige aanpak van de EU worden benoemd.

De thesis levert hiermee een bijdrage aan het wetenschappelijk debat door inzicht te bieden in hoe de EU omgaat met relevante interne uitdagingen voor haar kernwaarden en welke obstakels in de weg staan voor een eenduidige en doeltreffende aanpak van democratic backsliding. Het biedt ook een hedendaagse update aan de bestaande literatuur.
Meer lezen

Leven binnen planetaire grenzen op de Herkenrode site

Universiteit Hasselt
2024
Laura
Claes
  • Fien
    Aerts
  • Kelly
    Meessen
  • Lynn
    Vandenbrande
  • Milan
    Claessens
  • Robbe
    Wuyts
  • Steven
    Lux
  • Tine
    Depae
  • Tom
    Verhemeldonck
Willen we de toekomst leefbaar houden, dan moeten we evolueren naar een maatschappij die de klimaatverandering beperkt tot een stijging van max. 1,5°C en die ook de andere planetaire grenzen niet overschrijdt en dit op een manier die een goed leven biedt voor iedereen (het beeld van een donuteconomie). We proberen op dit moment aan deze toekomst te werken (met wisselend succes), maar vaak voelt het aan alsof we vooral moeten inleveren, minderen, opgeven en hebben we minder aandacht voor wat er in de plaats kan komen. Bovendien krijgen we vaak doembeelden voorgeschoteld van hoe de toekomst er zal uitzien als we er niet in slagen om het tij te keren, maar zelden wordt er verbeeld hoe deze toekomst er zou kunnen uitzien, als we er wel in slagen. In die zin zijn we met z’n allen op weg, zonder te weten waar we willen geraken.

Het doel van de samenwerking van het seminarie circulair bouwen en de masterstudio is om dit (radicale én positieve) toekomstbeeld proberen te verbeelden, zonder ons op dit moment af te vragen hoe we daar geraken. We willen vooral onderzoeken hoe een gemeenschap er zou kunnen uitzien die al haar leden (menselijke en niet-menselijke) laat floreren én de planetaire grenzen respecteert. We willen dit onderzoek doen op de behapbare schaal van de Herkenrode abdijsite. Dat abdijen en kloosters vroeger al samen met hun directe omgeving regeneratieve gemeenschappen vormden, is daarbij een pluspunt.
Meer lezen

Trainen met ketonen in de benen

KU Leuven
2024
Nicolas
Timmermans
Recent onderzoek heeft aangetoond dat het innemen van ketonen na het sporten en voor het
slapengaan tijdens een intensief trainingsprogramma, symptomen van overbelasting vermindert, de
tolereerbare trainingsbelasting aan het einde van het programma verhoogt en de uithoudingsprestatie
met 15% verbetert. Maar kunnen ketonen ook de prestaties verbeteren tijdens een gebalanceerd
trainingsprogramma zonder overbelastingssymptomen?
Een nieuwe studie onderzocht deze vraag door 28 recreatief getrainde mannelijke wielrenners te laten
deelnemen aan een acht weken durend duurtrainingsprogramma. Ze kregen hierbij ofwel een ketonen
supplement ofwel een placebosupplement onmiddellijk na het sporten en 30 minuten voor het
slapengaan. Gedurende de studie werden op vier momenten, namelijk voor de trainingsperiode, na
drie weken, na zeven weken, en na de trainingsperiode, experimentele testen uitgevoerd, waaronder
een 30-minuten durende tijdrit en verschillende bloed- en spierstalen.
De resultaten tonen aan dat het innemen van ketonen leidt tot een duidelijke toename van ketonen
concentraties in het bloed. De deelnemers die ketonen innamen presteerden hierdoor 4% beter op de
30-minuten durende tijdrit dan de placebogroep en vertoonden daarbij ook een grotere stijging in de
maximale zuurstofopnamecapaciteit. Deze verbeteringen gingen gepaard met een toename in de
enzymactiviteit van citraatsynthase, een cruciaal enzyme voor de energieproductie in de
mitochondriën van de spieren.
We kunnen vervolgens concluderen dat, in afwezigheid van overbelastingssymptomen, ketonen
supplementatie de prestaties bij duurtraining verbetert door positieve veranderingen in de
mitochondriale inhoud te bewerkstelligen. Ketonen zijn daarmee een waardevolle aanvulling voor
atleten die hun uithoudingsprestatie willen verbeteren.
Meer lezen

Syntactische priming als middel om een nieuwe grammaticale constructie te leren?

Universiteit Antwerpen
2024
Lara
Baert
Deze scriptie legde zich toe op het aanleren van een grammaticale constructie in een vreemde taal aan leerlingen die die constructie nog niet eerder hebben geleerd. Het gaat meer bepaald om de Franse passiefconstructie. Via een computerexperiment met syntactische priming (i.e., de neiging om grammaticale constructies te herhalen) lukte het Vlaamse leerlingen om die Franse passief zelf te produceren, en dat op een onbewuste manier. Al slaagden wel enkel de iets vaardigere scholieren hierin.
Meer lezen

Markerless Augmented Reality Guidance System for Maxillofacial Surgery

KU Leuven
2024
Ewald
Ury
Deze studie presenteert een nieuw, eenvoudig te gebruiken augmented reality (AR)-systeem dat chirurgen begeleidt tijdens kaakchirurgie. In tegenstelling tot de huidige methoden, die fysieke gidsen gebruiken en vaak kostbaar en tijdrovend zijn, maakt dit systeem gebruik van digitale hologrammen en de Microsoft HoloLens 2-headset. Het volgt de kaak van de patiënt in real-time, zonder dat fysieke markeringen nodig zijn. Tests met vier chirurgen toonden aan dat dit AR-systeem zeer nauwkeurig is, met een foutmarge van minder dan 1,08 mm. Deze nieuwe benadering kan een kosteneffectievere, eenvoudigere en minder ingrijpende manier bieden om de precisie van de chirurgie te verbeteren.
Meer lezen

NAAR EEN GEBRUIKSGESCHIEDENIS VAN DE VROEGMODERNE GENTSE ALMANAK: AUTEURS, GEBRUIKERS EN DE NOOD AAN CENSUURMAATREGELEN.

Universiteit Gent
2024
Lisa
Michiels
Mijn scriptie onderzoekt de rol van astrologische almanakken in het dagelijks leven van de Gentenaar in de 16e en 17e eeuw. Deze kalenders, bevatten astrologische voorspellingen, en waren destijds enorm populair. Mijn onderzoek kijkt naar de sociale status en opleiding van de auteurs, de afnemers (individuen, gilden, ambachten en de overheden), en de vormen van censuur die erop werden toegepast. De kerk en staat probeerden de almanakken te reguleren vanwege hun invloed op het volk, maar ook commerciële censuur door drukkers speelde een rol. Mijn scriptie wil tonen hoe diep astrologie geworteld was in de Gentse samenleving.
Meer lezen

HATE THE PLAYER, NOT THE GAME. Exploring extremist and terrorist use of games, gaming platforms and gamification strategies for propaganda purposes.

Andere
2024
Olivier
Cauberghs
This dissertation explores how video games, gaming culture, and gamification
strategies are employed by (violent) extremist and terrorist individuals and organisations to disseminate propaganda. The literature review commences by providing the current state of knowledge on the topic, including the correlation between video games and violence, and why extremist and terrorist content in the gaming community demands our undivided
attention.

Thereafter, the study delves into the historical context of online extremism, tracing
its evolution from the digital pioneers of the 1980s to the modern challenges faced today. It further investigates the strategies employed by (violent) extremist and terrorist organisations in video games, including the modification of existing games to disseminate violent extremist messages, and the use of in-game communication for recruitment and radicalisation.

This dissertation also examines online gaming and gaming adjacent platforms like
Steam, Twitch, Discord, etc. and their potential role in this context. Furthermore, it will
investigate the extent to which they are utilised and whether their usage is restricted to
specific ideologies.

Finally, it examines gaming culture references, both visual and linguistic, in the
communication strategies employed by (violent) extremist and terrorist people and
organisations.

This dissertation will conclude that (violent) extremist and terrorist individuals and
organisations fully exploit video games and modifications to spread their ideology, gaming (adjacent) platforms for community building and communication and gamification strategies to recruit and radicalise individuals. It is not confined to far-right and Jihadist ideology but encompasses a broad range of ideologies. Gamification techniques are commonly used to disseminate their respective ideologies, build communities, and recruit and radicalise individuals.
Meer lezen

Spatiotemporal modelling of air temperature over European cities using machine learning

Universiteit Gent
2024
Jonas
Blancke
Klimaatmodellen voorspellen dat de temperatuur wereldwijd zal blijven stijgen, samen met een toename van de intensiteit en frequentie van hittegolven. Daarbovenop krijgen steden te maken met extra opwarming door het stedelijk hitte-eilandeffect. Met een groeiende stedelijke bevolking, waaronder veel kwetsbare mensen, is het van cruciaal belang om effectieve mitigatiemaatregelen te implementeren om hittestress te verminderen. Hiervoor is temperatuurdata op hoge resolutie noodzakelijk.

Vaak worden numerieke modellen gebruikt om deze data te verkrijgen, maar deze zijn
computationeel zeer intensief, waardoor het moeilijk is om hoge resolutie data te verkrijgen over lange periodes en grote gebieden. Een computationeel goedkoop alternatief voor numerieke modellen zijn statistische modellen, vaak gebaseerd op machine learning technieken. Deze simuleren de temperatuur op basis van datagedreven relaties. De huidige machine learning modellen zijn echter meestal afgestemd op een enkele stad of een beperkte regio, wat resulteert in slechte prestaties voor steden met verschillende karakteristieken. Deze thesis onderzoekt de mogelijkheden om een machine learning model te ontwikkelen dat kan worden toegepast op steden over heel Europa.

De studie gebruikt ruimtelijke en temporele variabelen om een machine learning emulator van het numerieke UrbClim model te construeren. Daarnaast wordt het effect van het aantal steden in de trainingsset bestudeerd. Dit is cruciaal omdat grote datasets met numerieke trainingsdata, zoals die beschikbaar zijn gesteld voor UrbClim, vaak ontoegankelijk of rekenkundig te duur zijn om te verkrijgen
Meer lezen

Deconstructing ‘Belgian’ chocolate: From Colonial Delicacy to a Symbol of National Identity

KU Leuven
2024
Fleur
Van de Walle
Dit onderzoek belicht de huidige disconnectie tussen de beroemde nationale identiteit van Belgische chocolade en zijn koloniale verleden. Het onderzoekt hoe chocolade, aanvankelijk een koloniaal consumptieartikel, geëvolueerd is tot een symbool van de Belgische cultuur en identiteit. Door de representatie van Belgische chocolade op de Wereldtentoonstellingen van Brussel (1897, 1910, 1935 en 1958) te analyseren, belicht het onderzoek de complexe processen van toe-eigening en betekenisgeving die chocolade hebben verankerd als een integraal onderdeel van de Belgische cultuur. Door gebruik te maken van kritische discoursanalyse en visuele analyse van documentatiemateriaal van deze tentoonstellingen, onderzoekt de studie zowel het officiële discours als de beeldtaal van Belgische chocolade. De historische analyse van de Wereldtentoonstellingen onthult een bewuste inspanning om chocolade te positioneren als een nationaal symbool door middel van nationalistische representatie. Het geconstrueerde nationale verhaal vermeed vaak de koloniale oorsprong van chocolade, wat wijst op een selectieve herinnering dat de Belgische verwezenlijkingen in de verf zet en de koloniale uitbuiting die aan de basis ligt van de cacao-industrie negeert. De manier waarop Belgische chocolade in de loop der jaren werd voorgesteld, heeft een cruciale rol gespeeld in de beeldvorming ervan. Aanvankelijk werd het geassocieerd met koloniale inspanningen, maar geleidelijk verschoof de aandacht naar de Belgische productie, waarbij de nadruk werd gelegd op vakmanschap, kwaliteit, technologische innovatie en traditie. Hoewel de koloniale oorsprong van cacao bijdroeg aan de exotische aantrekkingskracht van chocolade, werd dit aspect na verloop van tijd minder benadrukt. Bijgevolg werd chocolade steeds meer een symbool van de Belgische identiteit en cultuur, los van zijn koloniale context. De resultaten onderstrepen de rol van culturele en nationale representatie in het proces van vererfgoeding. De transformatie van Belgische chocolade van een koloniaal consumptieproduct tot een nationaal symbool illustreert hoe culturele identiteit in de loop van de tijd wordt geconstrueerd en onderhandeld, waarbij bepaalde verhalen naar voren worden geschoven en andere worden gemarginaliseerd.
Meer lezen

DE ADMINISTRATIEF ASSISTENT ALS COPILOOT VAN DE HOOFDVERPLEEGKUNDIGE

Universiteit Gent
2024
Els
Beerens
Achtergrond
In een context van toenemende druk op de zorg raken ook vacatures voor hoofdverpleegkundigen steeds moeilijker ingevuld. Uit eerder onderzoek is gebleken hoe hoofdverpleegkundigen gebukt gaan onder administratieve werklast. ‘Taakuitzuivering’ wordt herhaaldelijk aangehaald als mogelijke oplossing. In dit proces wordt de focus op de kerntaken van de verschillende actoren met als doel het takenpakket terug tot de essentie van de desbetreffende beroepsgroep te brengen. Het aantal onderzoeken rond administratieve ondersteuning van hoofdverpleegkundigen met als doel hun takenpakket uit te zuiveren is schaars.

Doelstelling
In dit onderzoek wordt nagegaan of de administratief assistent een rol kan spelen in het wegnemen van de administratieve ballast en hoe deze administratieve ondersteuning bij hoofdverpleegkundigen ervaren wordt. Inzicht wordt verkregen in de samenwerking tussen de administratief assistent en de hoofdverpleegkundigen en wat de effecten van deze samenwerking zijn.

Methodologie
Een kwalitatief evaluatie-onderzoek van de beleidsbeslissing, waarbij administratief assistenten hoofdverpleegkundigen doelgericht assisteren bij hun administratieve taken wordt uitgevoerd. Diepte-interviews (11), het takenpakket van de administratief assistenten, verslaggeving van teamvergaderingen (18) en intervisiemomenten (11) worden geanalyseerd met behulp van het softwarepakket Nvivo.

Resultaten
Het onderzoek brengt inzicht in het takenpakket van de administratief assistent, geeft duidelijkheid over basisvoorwaarden en aandachtspunten van de samenwerking en stelt effecten van de samenwerking vast op verschillende niveaus. De effecten op niveau van de hoofdverpleegkundige, ten aanzien van het team, over diensten heen en op ziekenhuisniveau zijn duidelijk.

Conclusie
Administratieve ondersteuning voor de hoofdverpleegkundigen met taakuitzuivering als oplossing voor de administratieve overlast van hoofdverpleegkundigen is een concept dat perspectief biedt. De vastgestelde bijkomende effecten versterken deze conclusie. Verdere analyse is nodig om de invloed van het administratief assistententeam op de jobtevredenheid bij hoofdverpleegkundigen in kaart te brengen.

Praktische implicaties
Specifieke administratieve ondersteuning zorgt voor verlichting van de administratieve werklast van hoofdverpleegkundigen; hierdoor kunnen zij zich concentreren op hun kerntaken en hun team.
Meer lezen

Stalin door de lens van Nikita Michalkov de Burnt By The Sun-films als case study voor de veranderende geheugenpolitiek rond het stalinisme

Universiteit Gent
2024
Leander
Hanssen
Nikita Michalkovs 'Burnt by the Sun'-films als case study voor de veranderde geheugenpolitiek rond het stalinisme.
Meer lezen

3D-printen van een gezonde snack met eendenkroos-eiwit

Erasmushogeschool Brussel
2024
Jorinde
Verschueren
Genomineerde shortlist Eosprijs
Deze bachelorproef onderzoekt het op maat 3D-printen van een gezonde snack op basis van eendenkroos, een eiwitrijk en duurzaam ingrediënt. Het onderzoek richt zich op het ontwikkelen van een personaliseerbaar recept dat kan worden aangepast aan de voedingsbehoeften van de consument. Het doel is een innovatieve snack te creëren die zowel voedzaam, milieuvriendelijk als afgestemd op individuele voorkeuren is.
Meer lezen

Een STEMmige bachelorproef

Arteveldehogeschool Gent
2024
Daan
Tirry
  • Mel
    Van Rompay
Genomineerde longlist Bachelorprijs
Deze paper draagt bij aan het leerling gestuurd onderwijs binnen STEM. Tijdens het verloop van onze opleiding ontdekten we veel mooie en kwaliteitsvolle STEM-projecten, maar deze waren voornamelijk leerkracht gestuurd. De leerlingen missen in deze projecten eigenaarschap, vooral in de eerste fasen van de projecten. Deze paper geeft antwoord op de vraag: “Hoe kunnen we leerkrachten ondersteunen bij de eerste fases van een leerling gestuurd STEM-project?”

In deze zoektocht werd KLOOV (Kit om van Leerling tot Onderzoek en Ontwerp Vraag te komen) ontworpen die leerkrachten voldoende materiaal en ondersteuning biedt. Tijdens het ontwerpen van KLOOV was er steeds een wisselwerking van prototypes en feedbackmomenten dat beëindigd werd door enkele veldtesten met een bijhorende analyse. Op deze manier kwam het product iteratief tot stand. De belangrijkste onderdelen van KLOOV zijn: een box met tools, een lessenpakket en een handleiding die de leerkracht eenvoudig op weg zet.
KLOOV zorgt ervoor dat leerlingen op een voornamelijk zelfstandige wijze een context in vraag kunnen stellen. Dit doen de leerlingen aan de hand van tools. Zodra ze genoeg vragen hebben verzameld, moeten de leerlingen deze vragen omvormen naar onderzoek -en ontwerpvragen. Uiteindelijk kan uit deze bekomen vragen een project gestart worden.
Uit ons onderzoek blijkt dat leerlingen door het gebruik van KLOOV hun vraagstelling aanpassen en dat er veel meer vragen voldoen aan de criteria van een goede onderzoek- of ontwerpvraag.
Meer lezen

De verborgen lagen van belle époque sgraffito: een Gentse casestudy

Universiteit Gent
2024
Febe
Buysse
De decoratietechniek sgraffito siert talloze gevels in Belgische steden en biedt hedendaagse wandelaars een blik op het straatbeeld van de belle époque. Deze prachtige decoraties vereisen echter aanzienlijke zorg om hun schoonheid te behouden, maar blijven vaak onderbelicht. Dit onderzoek richt zich op Gent als casestudy, met als doel de ontwikkeling van sgraffiti in de bloeiperiode van 1895 tot 1914 in kaart te brengen.

De centrale onderzoeksvraag luidt: Hoe heeft sgraffito zich in Gent ontwikkeld en wat maakt deze decoraties uniek op het gebied van stijl en techniek? Binnen een straal van 3 km worden specifiek 38 gebouwen en gebouwen-ensembles onderzocht. Deze selectie omvat ook sgraffiti uit het interbellum, gezien de directe invloeden van de sgraffito-techniek uit de belle époque. Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, worden de decoraties en ontwerpers voornamelijk geanalyseerd via bronnenonderzoek, visuele analyse en archiefonderzoek. Dit leidt tot een indeling in vier groepen: sgraffito-pioniers, sgraffito-meesters, sgraffito-verkenners en sgraffito-erfgenamen, die samen de ontwikkeling van Gentse sgraffiti in kaart brengen.
Meer lezen

Inburgering, Taalverplichtingen & Sociale Prestaties voor Derdelanders: een juridische kijk op 'Taalwelvaartschauvinisme'

KU Leuven
2024
Simon
Venmans
Hoe kijkt het Belgische en Europese recht naar het ontnemen van sociale uitkeringen aan derdelanders wegens hun gebrek aan Nederlands? Deze politieke trend, wat ik ‘taalwelvaartschauvinisme’ noem, stoot bij haar omzetting in wetgeving op verschillende juridische, maar ook praktische bezwaren.
Meer lezen

Help! My character is non-binary: A English-Dutch translation informed by a survey of young Flemish readers’ comprehension of and preferences for the Dutch non-binary pronouns die/diens, hen/hun and die/hun

KU Leuven
2024
Lisa
Van Poucke
Deze masterproef is ontworpen als een hulpmiddel voor vertalers Engels-Nederlands bij het beslissen hoe non-binaire voornaamwoorden te vertalen. Een deel bestaat uit een reader-response vragenlijst van een cohort van zestien- tot negentien-jarigen waarvan gevraagd werd om een door mij vertaald fragment uit een verhaal met een non-binair personage te begrijpen en hun voorkeuren daaromtrent te uiten. De resultaten werden dan gebruikt om een geïnformeerde beslissing te maken voor de uiteindelijke vertaling, wat het tweede, praktische deel van de thesis inhield. Er zijn in het Nederlands tot op heden geen officiële richtlijnen omtrent non-binaire voornaamwoorden en vertalers worden zo geregeld geconfronteerd met onduidelijkheid rond het vertalen van een tekst met non-binaire voornaamwoorden. Dit onderzoek is aanvullend onderzoek bij het werk van Vos en Nutters (2022), maar verschilt in dat het zich focust op Nederlandstalige jongeren in België. Door middel van de reader-response vragenlijst werd onderzocht hoe de respondenten scoorden op vlak van ‘narrative engagement’ en ‘mental imagery’ tijdens het lezen van mijn vertaling van het eerste hoofdstuk uit de novelle The Empress of Salt and Fortune van Nghi Vo (2020).

In de kritische literatuurstudie wordt een overzicht gegeven van strategieën en inzichten uit andere talen of uit de strijd voor inclusief taalgebruik, onder andere uit het werk van Blaubergs (1980), Gustafsson Sendén et al. (2015), Waszink (2022) en Wehle (2020). Daarnaast werd er ook gekeken hoe literatuur een hulpmiddel kan zijn bij het verbeteren van real-life houdingen tegenover non-binaire en genderqueer mensen door het ‘mere exposure’ effect (Zajonc, 1968) en de transportation theorie (Green & Brock; 2000).

De enquête was gebaseerd op de vragenlijst gebruikt door Vos en Nutters (2022) en bevatte de narrative engagement-schaal ontwikkeld en getest door Buselle en Bilandzic (2009) en een onderdeel rond mental imagery van Kuijpers et al. (2014). De enquête werd verstuurd naar scholen in Vlaanderen en 100 volledig ingevulde enquêtes werden teruggestuurd en geanalyseerd. De deelnemers werden gevraagd het eerste hoofdstuk van The Empress of Salt and Fortune te lezen en beantwoordden daarna de vragen gebaseerd op hun leeservaring. Om het verschil in begrip te onderzoeken, werden drie identieke teksten waar enkel de voornaamwoorden verschilden willekeurig onder de respondenten verspreid. De non-binaire voornaamwoorden die gebruikt werden voor dit onderzoek waren die/hen/hun, die/die/diens en hen/hen/hun. De voornaamwoorden die het hoogst scoorden op reading engagement en mental imagery werden gebruikt in de uiteindelijke vertaling aangezien ervan uit gegaan wordt dat deze het meest kans maken om door een Nederlandstalig leespubliek geaccepteerd te worden. Verschillende subgroepen gebaseerd op bepaalde demografische gegevens, zoals provincie, werden ook onderzocht om de impact van deze factoren op het begrip van non-binaire voornaamwoorden te bestuderen.

De resultaten wijzen uit dat er slechts minieme verschillen in begrip waren tussen de drie verschillende groepen non-binaire voornaamwoorden. Alle teksten scoorden slecht op vlak van transportation, maar het begrip lag met die/die/diens voornaamwoorden algemeen iets hoger. Bijgevolg werd de volledige vertaling van de eerste vijf hoofdstukken van de novelle vertaald met die/die/diens voornaamwoorden.
Meer lezen

Afleidingen en interrupties in de hybride operatiezaal met behulp van de zwarte doos

Universiteit Gent
2024
Eline
Bonte
  • Jasemin
    Kaya
Het operatiekwartier is een complexe omgeving waarin chirurgen aan heel wat afleidingen worden blootgesteld. Als de aandacht van de chirurg verslapt, kan dit desastreuze gevolgen hebben. Jaarlijks worden miljoenen patiënten geconfronteerd met de fysieke en emotionele gevolgen van een chirurgische complicatie. Ook de bijkomende druk op de gezondheidssector en financiële belasting voor de maatschappij zijn niet te onderschatten. Onderzoekers haalden inspiratie uit de luchtvaart toen ze voor het eerst een zwarte doos in een operatiekwartier installeerden. Net als het exemplaar in een vliegtuig legt deze datarecorder gegevens vast die later herbeluisterd of -bekeken kunnen worden om te evalueren wat er goed, minder goed of slecht liep en hoe dit in de toekomst kan worden vermeden of verbeterd.

Deze masterproef trachtte afleidingen in het operatiekwartier zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven op basis van beelden gemaakt met een zwarte doos in het Universitair Ziekenhuis Gent. Er deden zich in dit onderzoek 81 afleidingen per uur voor, waarvan vooral het aantal deuropeningen (32 per uur) en verplaatsingen van het personeel in en uit de operatiezaal (36 per uur) in het oog sprongen. Ook telefoontjes en gesprekken die niets met de patiënt te maken hadden, werden frequent vastgesteld. Statistische analyse wees uit dat er opvallend meer afleidingen plaatsvonden tijdens het laatste, minder cruciale, deel van de ingreep. Deze studie kon de postoperatieve situatie van de patiënt niet linken aan deze intraoperatieve afleidingen. Verder grootschalig onderzoek dringt zich dan ook op.

Het in kaart brengen van afleidingen in het operatiekwartier onthulde wel belangrijke knelpunten, die als basis kunnen dienen voor het ontwikkelen van maatregelen met als doel een veiligere operatieomgeving creëren. Zo werd bijvoorbeeld al de sterile cockpit rule geopperd, opnieuw naar analogie met de luchtvaart. Hierbij communiceert de bemanning tijdens de kritische fasen van de vlucht louter over de veiligheid en vluchtuitvoering om zo afleidingen tot een minimum te beperken. Dergelijke maatregelen en andere initiatieven moeten nog verder onderzocht en uitgerold worden, opdat men de hoogste kwaliteit van zorg kan leveren.
Meer lezen

Reducing exposure to particulate matter in the indoor environment through filter application

Universiteit Gent
2024
Lisa
Corneillie
In deze scriptie wordt de effectiviteit van een filter als strategie voor het verbeteren van de binnenluchtkwaliteit tegen fijnstof onderzocht met behulp van simulaties in Dymola. Hiervoor is er een nieuwe indeling voor fijnstofdeeltjes ontwikkeld, gebaseerd op de toxiciteit van verschillende deeltjesgroottes en afgeleid uit de literatuur. Deze nieuwe indeling heeft als doel de tekortkomingen van de bestaande grootte-indelingen te vervangen die de grootte- en bronafhankelijke toxiciteit van fijnstof generaliseren. Na het ontwikkelen van een filtercomponent en het aanpassen van een bestaand multi-zone model, werd de schadelijkheid van de fijnstofconcentratie die de binnenomgeving bereikt en het vermogen van filters om dit te voorkomen, onderzocht in verschillende scenario's. De invloed op de algehele binnenluchtconcentratie van PM werd waargenomen voor verschillende buitenomgevingen en verschillende filters. Daarnaast werden ook de invloed van PM dat door koken wordt uitgestoten, het verschil tussen 100% ventilatie en vraaggestuurde ventilatie en de implementatie van open ramen gesimuleerd. Bovendien werden de invloed van variatie in filterefficiëntie, de levensduur van het filter en het daaropvolgende energieverbruik onderzocht. De resultaten tonen aan dat een HEPA-filter de binnenluchtconcentratie van PM voor alle schadelijke deeltjesgroottefractie voldoende kan verlagen, terwijl een grof en fijn filter dit niet kunnun. Koken en het openen van ramen ondermijnen echter de effectiviteit van het filter in zodanige mate dat een gezonde binnenomgeving niet langer kan worden gegarandeerd. Een voorlopige analyse van het energieverbruik en de levensduur van het filter toont aanzienlijke extra energiekosten aan bij het gebruik van filters, evenals een levensduur die aanpassing vereist van het bereik dat door fabrikanten wordt voorgesteld. Analyse van de huidige testnormen voor filters laat zien dat deze niet voldoende zijn om een goede vergelijking tussen verschillende filters te waarborgen. Het aantal DALY's voor blootstelling aan PM2.5 was in alle scenario's minstens vier keer kleiner wanneer er een HEPA-filter aanwezig was. PM bleef echter de meest schadelijke verontreinigende stof, vóór stikstofdioxide, ozon en formaldehyde.
Meer lezen