Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Het bevat intussen al meer dan 8.000 artikels en volledige scripties van bachelor- en masterstudenten die sinds 2002 hebben deelgenomen aan de Vlaamse Scriptieprijs.

From resilience grows fruitfulness Verkenning van het concept occupational justice voor kwetsbare kinderen (5-11 jaar) in Khula Development Group, Zuid Afrika

Hogeschool PXL
2025
Gökçe
Karaman
De bachelorproef onderzoekt hoe de Khula Development Group (KDG) in Zuid-Afrika kan bijdragen aan occupational justice voor kwetsbare kinderen van 5 tot 11 jaar. Hiervoor werd een kindvriendelijke versie van de Occupational Justice Health Questionnaire (OJHQ) ontwikkeld, waarmee via creatieve en participatieve methodes zoals tekenen en spel de leefwereld van negen kinderen in kaart werd gebracht.

Het onderzoek identificeerde vijf centrale domeinen van het dagelijks leven: thuissituatie, woonomgeving, school, voeding en vrije tijd. Binnen deze domeinen kwamen zowel kansen als belemmeringen voor participatie naar voren. Positieve ervaringen omvatten veiligheid, steun van familie en school, en toegang tot ontspannende activiteiten, terwijl negatieve ervaringen onder andere voedselonzekerheid, gebrekkige infrastructuur, sociale isolatie en spanningen in het gezin betroffen.

De bevindingen tonen dat kinderen hun complexe ervaringen kunnen uiten wanneer methodes aansluiten bij hun leeftijd en context. Het onderzoek benadrukt het belang van toegankelijke, culturele en leeftijdssensitieve instrumenten voor het bevorderen van occupational justice en laat zien dat kinderen ondanks moeilijke omstandigheden veerkracht en hoop tonen.
Meer lezen

Bruggen bouwen tussen generaties: spelenderwijs verbinding creëren tijdens een intergenerationeel kamp

AP Hogeschool Antwerpen
2025
Joke
Lambrechts
Dit onderzoek richt zich op een intergenerationeel kamp dat werd uitgevoerd in woonzorgcentrum Verbert-Verrijdt, waarbij ouderen en kinderen samen diverse activiteiten uitvoerden. Het doel van het onderzoek was om te bekijken hoe de ergotherapeut het kamp zodanig kan organiseren dat de verbinding tussen deze generaties wordt versterkt. Er werden vier verschillende activiteiten geëvalueerd bij 17 ouderen en 6 kinderen. Uit de resultaten blijkt dat activiteiten met één-op-één interactie en activiteiten waarbij één kind samenwerkt met twee ouderen het contact het sterkst bevorderen.
Meer lezen

Stretch measurement for online quality control in a web processing machine using low-cost vision

Universiteit Gent
2025
Daan
Van Reepingen
Dit proefschrift onderzoekt het potentieel van goedkope, op beeldtechnologie gebaseerde technologie voor gebruik in
webverwerkingsmachines. Meer specifiek wordt onderzocht of dergelijke systemen een
betrouwbaar en nauwkeurig alternatief kunnen bieden voor traditionele rekvoelers. Het centrale doel is om
een systeem te ontwikkelen dat in staat is tot realtime vervormingsmonitoring, dat betaalbaar en eenvoudig
te integreren is en voldoende nauwkeurig voor praktisch gebruik in industriële omgevingen. Dit doel
speelt in op de groeiende vraag naar flexibele en kosteneffectieve oplossingen voor kwaliteitscontrole
binnen de bredere context van slimme productie.

De voorgestelde sensor wordt beoordeeld op zijn nauwkeurigheid, reactievermogen en robuustheid onder verschillende omstandigheden en voor verschillende materiaalsoorten. Hij wordt vergeleken met een commerciële ultrasone randsensor om de prestaties te beoordelen. De resultaten geven aan
dat de op beeld gebaseerde aanpak een nauwkeurigheid op micrometerniveau bereikt, met aanzienlijk
minder ruis en een verbeterde signaalstabiliteit. Bovendien toont de integratie ervan in een gesloten
regelsysteem het potentieel aan voor realtime spanningsaanpassing, wat bijdraagt aan
een verbeterde materiaaluniformiteit tijdens de productie.

Er blijven enkele beperkingen bestaan, met name op het gebied van verwerkingsvertraging en synchronisatie. Niettemin levert dit werk het bewijs dat goedkope ingebouwde beeldverwerkingssystemen
kwaliteitsbewaking en -controle in webverwerkingstoepassingen kunnen ondersteunen. De bevindingen
suggereren dat dergelijke systemen een levensvatbaar alternatief kunnen zijn in omgevingen waar
conventionele sensoren onpraktisch of onbetaalbaar zijn.
Meer lezen

Why Architects Wear Prada

Universiteit Gent
2025
Mira
Nietvelt
Flagship fashion stores zijn geëvolueerd van eenvoudige commerciële ruimtes tot meeslepende omgevingen waarin architectuur bepaalt hoe mode wordt ervaren, herinnerd en begrepen. Deze thesis onderzoekt hoe ruimtelijk ontwerp bijdraagt aan merkidentiteit door retail te transformeren tot een zintuiglijke en culturele ervaring. Via materiaalkeuze, licht, circulatie en sfeer fungeert architectuur als een narratief medium dat gedrag stuurt en betekenis versterkt.

Ondanks hun prominente aanwezigheid worden modieuze retailruimtes vaak over het hoofd gezien in academische architectuurprogramma’s. Dit onderzoek vult dat gat door flagship stores, ontworpen door architecten, te analyseren als scenografische platforms die storytelling verbinden met ruimtelijke beleving. Het volgt de ontwikkeling van meeslepende flagship-architectuur vanaf OMA’s Prada Epicenter (2001) in New York tot recente casestudy’s in Londen, Tokio, Parijs en Miami.

De methodologie combineert theoretisch onderzoek, het opstellen van een historische tijdslijn en veldwerk op locatie. Persoonlijke bezoeken en zintuiglijke observatie voeden de analyse van hoe ruimte emoties oproept, merkwaarden uitdrukt en gebruikerservaringen vormgeeft.

De bevindingen laten zien dat deze modespecifieke ruimtes de grenzen vervagen tussen publiek en privé, spektakel en intimiteit, economie en cultuur. Ze maken duidelijk dat architectuur niet ondergeschikt is aan mode, maar integraal deel uitmaakt van haar uitdrukking. Door identiteit te ensceneren en emotionele betrokkenheid uit te lokken, herdefiniëren flagship stores wat het betekent om te ontwerpen voor consumptie. De thesis pleit voor hun opname in architectuurtheorie als cruciale plekken waar culturele, symbolische en ervaringsgerichte krachten samenkomen.
Meer lezen

De rol van AI bij vroegtijdige ziektevoorspelling in de gezondheidszorg

Thomas More Hogeschool
2025
Kenneth
Punnewaert
Ik onderzocht hoe artificiële intelligentie longontsteking sneller en betrouwbaarder kan opsporen op borstkas-röntgenbeelden, en wat er nodig is om zo een systeem veilig, ethisch en juridisch verantwoord richting een ziekenhuis te ontwikkelen. De vraag kwam vanuit het AZ Sint-Maarten: er is nood aan ondersteuning bij triage van pneumoniedetectie.

Technisch bouwde ik een ResNet152-model en trainde dat op publieke Kaggle-datasets. De reality check volgde met geanonimiseerde pediatrische beelden uit AZ Sint-Maarten: door domain shift miste het eerste model te veel echte longontstekingen . Dat heb ik aangepakt met hertraining op pediatrische data, gericht croppen van het longveld en afstemming van helderheid/contrast. In de tweede evaluatie pikte het model alle echte positieve gevallen op.

Naast de prestaties besteed ik veel aandacht aan ethiek en regelgeving. Alle beelden zijn geanonimiseerd en lokaal verwerkt (GDPR). Met Grad-CAM-heatmaps maak ik beslissingen uitlegbaar. Het systeem ondersteunt artsen zij blijven eindverantwoordelijk. Qua regulering positioneer ik het als potentiële MDR-klasse IIa-software en situeer ik het project rond TRL 3→4: van labprototype naar testen in een relevante klinische omgeving. Ik bouwde ook een lokale Streamlit-interface die beelden uploadt, een voorspelling geeft en de heatmap toont. Conclusie: AI kan echt helpen bij triage en vroege detectie, maar robuuste praktijkinzet vraagt representatieve data, uitlegbaarheid, klinische validatie en moet ethisch verantwoord ontwikkeld worden.
Meer lezen

5G Man-in-the-Middle Research Tool

Universiteit Hasselt
2025
Jelle
Beerts
In deze scriptie onderzoeken we de mogelijkheden rond het ontwikkelen van een tool die onderzoekers moet helpen met het ontwikkelen van nieuwe aanvallen op 5G netwerken. Typisch vereisen aanvallen op dit soort netwerken dat de aanvaller zich tussen twee nietsvermoedende partijen plaatst en deze positie op een of andere manier misbruikt. Dit onderzoek tracht een generiek platform te maken om vanaf deze basis te starten met het ontdekken van nieuwe aanvallen, om zo dit essentiële onderzoek een duw in de rug te geven.
Meer lezen

Een verkennend onderzoek naar de tewerkstelling van jongeren met ASS: Factoren die bijdragen aan de huidige arbeidsparticipatie op de reguliere arbeidsmarkt

Hogeschool PXL
2025
Eveline
Corstjens
  • Luana
    Sedola
Abstract

Titel: Een verkennend onderzoek naar de tewerkstelling van jongeren met ASS: Factoren die bijdragen aan de huidige arbeidsparticipatie op de reguliere arbeidsmarkt

Door: Eveline Corstjens en Luana Sedola
Promotor: Myriam Westhovens
Inhoudsdeskunidge: Myrthe Logist

Inleiding: Jongeren met een autismespectrumstoornis (ASS) ondervinden vaak drempels bij het toetreden tot de reguliere arbeidsmarkt. Ondanks bestaande initiatieven blijft het werkloosheidscijfer opvallend hoog.
Doel: Deze bachelorproef heeft als doel te achterhalen welke factoren bijdragen aan een verlaagd arbeidsparticipatiepercentage bij jongeren met ASS binnen de reguliere arbeidscontext.

Methode: De methodologie bestaat uit twee onderdelen: literatuur- en praktijkgericht onderzoek. De literatuurstudie richtte zich op jongeren met ASS (17-26 jaar) in relatie tot arbeidsvaardigheden en executieve functies. Voor het praktijkonderzoek werden observaties uitgevoerd in het buitengewoon secundair onderwijs. Daarnaast werden vragenlijsten en interviews afgenomen bij jongeren, onderwijsprofessionals en personen die kennis hebben van de arbeidscontext.

Resultaten: De literatuur benadrukt de complexiteit van ASS. Gezien de hoge werkloosheidsgraad van meer dan 80% bij jongeren met ASS wordt duidelijk dat er een onbenut arbeidspotentieel aanwezig is. Tegelijk blijkt dat executieve functies versterkt kunnen worden, wat kan bijdragen aan het vergroten van de tewerkstellingskansen van jongeren met ASS binnen de reguliere arbeidsmarkt. Uit het praktijkonderzoek blijkt dat het gebruik van executieve functiekaarten in het buitengewoon secundair onderwijs ondersteuning kan bieden bij het herkennen van vaardigheden. Dit kan bijdragen aan een betere voorbereiding op arbeidsparticipatie.

Conclusie: De arbeidsparticipatie van jongeren met ASS wordt beïnvloed door factoren op individueel, omgevings- en maatschappelijk niveau (PEO-model). Uitdagingen in executieve functies, onvoldoende begeleiding en het ontbreken van een goede afstemming tussen onderwijs, arbeidsmarkt en overheidsregelgeving vormen barrières voor succesvolle arbeidsparticipatie. Gerichte ondersteuning en betere samenwerking tussen betrokken partijen zijn noodzakelijk om de overgang naar werk te verbeteren.
Meer lezen

What do children with autism need to function in the classroom/on the playground

Universiteit Gent
2025
Camille
Martens
  • Moira
    Chaerle
Kinderen met autisme willen, net zoals alle andere kinderen, graag meedoen op school, zich
goed voelen in de klas en erbij horen. Toch ervaren ze vaak obstakels die hen dat moeilijk
maken. Denk maar aan misverstanden in sociale situaties, onduidelijke communicatie of een
tekort aan de juiste ondersteuning. Deze drempels kunnen ervoor zorgen dat ze zich
onbegrepen of buitengesloten voelen.
In dit onderzoek gingen we in gesprek met kinderen met autisme, hun ouders en hun
leerkrachten. Door al deze stemmen samen te brengen, kregen we een duidelijk beeld van
wat participatie op school voor hen betekent. We ontdekten welke factoren helpen én welke
juist niet helpen om goed te kunnen meedraaien in het reguliere basisonderwijs en écht te
kunnen groeien op school.
Vijf elementen kwamen steeds terug als cruciaal voor een autismevriendelijke
schoolomgeving:
1. Ondersteuning op maat: Kinderen hebben nood aan duidelijke verwachtingen,
voorspelbaarheid en praktische hulp die inspeelt op hun individuele noden
2. Een veilig en verbonden gevoel: Emotionele veiligheid is essentieel. Alleen als
kinderen zich gerust en welkom voelen, kunnen ze zich openstellen en leren
3. Stimuleren van het zelfvertrouwen: Wanneer kinderen gezien worden in hun sterktes,
vertrouwen krijgen en autonomie mogen ervaren, groeit hun zelfvertrouwen
4. Open en eerlijke communicatie: Ouders voelen zich vaak verantwoordelijk voor de
afstemming, maar verlangen naar een echte samenwerking met de school.
Transparantie en wederzijds vertrouwen zijn hierbij onmisbaar
5. Waardering voor een andere manier van denken: Kinderen met autisme beleven de
wereld anders. Wanneer die unieke kijk wordt erkend, in plaats van aangepast of
afgevlakt, ontstaat er verbinding én leerrendement
De kernbooschap? Kinderen met autisme bloeien op in een schoolklimaat waar hun eigenheid
erkend wordt, waar leerkrachten, ouders en kinderen samenwerken, en waar meedoen niet
betekent ‘gelijk zijn aan de rest’ maar ‘aanvaard worden zoals je bent’
Meer lezen

Van visie naar impact: Het optimaliseren van gezinscoaching bij schoolverzuim

Hogeschool UCLL
2025
Evelyn
Slijters
In deze bachelorproef wordt onderzocht hoe gezinscoaches van De Plan-trekkers jongeren met schoolverzuim beter kunnen ondersteunen. Via literatuur over motivatie, weerstand en schoolverzuim, en praktijkonderzoek met jongeren, ouders en hulpverleners, wordt een krachtgerichte methodiek ontwikkeld: Steen voor steen sterker. Deze visuele tool helpt gezinscoaches om samen met het netwerk van de jongere in te zetten op herstel, motivatie en duurzame schoolbetrokkenheid.
Meer lezen

Samen lesgeven in de wetenschap: De perceptie van leerkrachten op co-teaching

Universiteit Gent
2025
Tim
De Bels
Co-teaching wint aan belang. Meer en meer leerkrachten gebruiken het als een tool om hun lessen interessanter te maken. Daarbuiten is het een perfecte manier om van je school een lerende organisatie te maken. (Larock et al., 2017)
Onderzoek naar co-teaching is niets nieuw, maar het onderzoek in Vlaamse context ontbreekt gedeeltelijk. Percepties zijn een goed beginpunt en werden al onderzocht voor zowel leerkrachten als leerlingen uit het beroepssecundair onderwijs in Vlaanderen door Gotelaere (2020). Er werd hierbij gekeken naar de perceptie over co-teaching in het algemeen, hun co-teachingpraktijken en de uitkomstvariabelen bij de leerlingen. De literatuur gaat niet verder waardoor er ruimte is om de vraag te stellen wat leerkrachten denken over co-teaching. Om het onderzoek te beperken, en omdat ik een educatieve master in een wetenschapsvak volg, wordt er enkel gekeken naar leerkrachten uit het secundair onderwijs die wetenschapsvakken geven.
De hoofdonderzoeksvraag voor deze masterpraktijkproef luidt daarom als volgt:
1)
Wat is de perceptie van leerkrachten van wetenschapsvakken ten opzichte van co-teaching in het secundair onderwijs in Vlaanderen?
Aangezien dit een heel breed gegeven is, probeer ik de vraag iets concreter te maken. Dit wordt gedaan door de vraag te leiden naar volgende deelonderzoeksvragen:
2)
Welke invloed heeft de schoolcultuur op de perceptie van leerkrachten van wetenschapsvakken ten opzichte van co-teaching in het secundair onderwijs in Vlaanderen?
3)
Welke invloed heeft de finaliteit op de perceptie van leerkrachten van wetenschapsvakken ten opzichte van co-teaching in het secundair onderwijs in Vlaanderen?
4)
Welke invloed heeft het vak op de perceptie van leerkrachten van wetenschapsvakken ten opzichte van co-teaching in het secundair onderwijs in Vlaanderen?
2
Dit onderzoek bestaat uit verschillende hoofdstukken. In de eerste plaats wordt er een literatuurstudie gedaan die het theoretische kader biedt voor de rest van het onderzoek. Het tweede hoofdstuk beschrijft hoe het onderzoek wordt uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek worden besproken in hoofdstuk 3 waarna hoofdstuk 4 deze resultaten bediscussieert.
Meer lezen

Actief luisteren naar de stad - Ontwikkeling van een nieuwe methode 'Soundvoice' via participatief actieonderzoek met stedelijke jongeren

Universiteit Antwerpen
2025
Lieven
Martens
Deze thesis onderzoekt een nieuwe methode ‘Soundvoice’ als instrument om te verkennen hoe jongeren in superdiverse stedelijke contexten de soundscape – het geheel van alle geluiden in hun omgeving – ervaren en interpreteren, en hoe deze ervaring verband houdt met hun persoonlijke leefwereld. Terwijl het dominante publieke discours de stedelijke soundscape vaak in binaire termen van ‘lawaai’ versus ‘stilte’ kadert, weerspiegelen dergelijke perspectieven vaak een beperkte, middenklasse en overwegend witte visie. Dit onderzoek wil ondererkende stemmen aan het woord laten door deelnemers te betrekken bij een creatief, participatief proces van opnemen, delen en bespreken van de geluiden van de stad en deze geluiden te relateren aan hun eigen persoonlijke verhaal.
Soundvoice verrijkt het sociaal werk met akoestische ecologie en soundscape studies en integreert principes van participatief actieonderzoek met zintuiglijke methoden zoals soundwalks en veldopnamen. Uit de bevindingen blijkt dat de methode jongeren op een actieve en reflectieve manier uitnodigt om hun omgeving te verkennen en specifieke geluiden te koppelen aan persoonlijke herinneringen, emoties en sociale contexten. Dit proces levert niet alleen genuanceerde inzichten op in de subjectieve en sociale dimensies van de stedelijke soundscape, maar bevordert ook dialoog.
De maatschappelijke waarde van Soundvoice ligt in het vermogen om jongeren op een laagdrempelige, creatieve manier te betrekken, waardoor hun ervaringen mogelijk hoorbaar worden binnen bredere stedelijke discoursen en mogelijk invloed kunnen uitoefenen op het beleid. De kleinschalige, contextspecifieke toepassing in deze studie beperkt echter de generaliseerbaarheid en verhindert een beoordeling van de impact op lange termijn. Toekomstig onderzoek moet de methode in diverse contexten, met verschillende groepen en over langere periodes testen om de validiteit ervan te versterken en het politiserende potentieel ervan te verkennen, vergelijkbaar met methoden als Photovoice.
Soundvoice lijkt een veelbelovend instrument voor sociaal werk, stadsstudies, jeugdwerk, armoedebeleid, gezondheidszorg en participatieve beleidsvorming – een instrument dat niet alleen met de oren luistert, maar ook openstaat voor de vele stemmen, verhalen en geleefde realiteiten die de hedendaagse stad vormgeven.
Meer lezen

Ontwerpen van B.Stim: Een TES-headset met focus op gebruiksvriendelijkheid en personalisatie

Universiteit Gent
2025
Rune
Vandekerckhove
In deze masterproef werd B.Stim ontwikkeld: een gebruiksvriendelijk en
personaliseerbaar apparaat voor transcraniële elektrische stimulatie (TES), bedoeld voor
thuisgebruik bij de behandeling van therapieresistente depressie (TRD). Traditionele
behandelmethoden zoals antidepressiva en therapie in klinische setting zijn vaak
onvoldoende effectief, moeilijk toegankelijk of financieel belastend. TES vormt een
veelbelovend alternatief door op een veilige en niet-invasieve manier hersenactiviteit te
beïnvloeden, maar bestaande apparaten zijn vaak te complex of te weinig afgestemd op
individuele gebruikersnoden.
Binnen dit project werd een headset ontworpen die modulair, intuïtief en aanpasbaar is.
Via iteratief prototypen en gebruikersonderzoek werd een oplossing ontwikkeld die zowel
medische richtlijnen volgt als een hoge mate van autonomie toelaat voor de gebruiker. De
elektroden zijn vrij positioneerbaar, het ontwerp is ergonomisch, en de
gebruikersinterface begeleidt de gebruiker stap voor stap door het behandelingsproces.
De ontwerpaanpak combineerde de Triple Diamond en Biodesign methodologieën om
noden vanuit zowel medische als gebruikerscontexten te integreren.
De werking en bruikbaarheid van het ontwerp werden gevalideerd via gebruikstesten met
leken. B.Stim toont zo aan dat het mogelijk is om complexe medische technologie
toegankelijk te maken voor thuisgebruik, met als doel de geestelijke gezondheidszorg te
verbeteren.
Meer lezen

Slimme Omgevingen voor Kleine Patiënten: De invloed van virtual reality (VR) op angst in de pediatrische spoed-box

Hogeschool PXL
2025
Wasim
Vandepoel
In deze bachelorproef wordt onderzocht hoe Virtual Reality (VR) ingezet kan worden om angst bij kinderen tussen 6 en 12 jaar te verminderen tijdens hun verblijf op de spoedgevallendienst. Het onderzoek vertrekt vanuit de vaststelling dat angst een veelvoorkomend probleem is bij pediatrische patiënten, en dat technologische hulpmiddelen zoals VR mogelijk een positieve invloed kunnen hebben op hun beleving van medische procedures.
Via een combinatie van literatuurstudie, een CAT-analyse en een praktijkgerichte interventie werd nagegaan hoe VR kan bijdragen aan kindvriendelijke zorg. Daarnaast werd onderzocht hoe zorgverleners – waaronder verpleegkundigen, artsen en gastvrouwen – staan tegenover het gebruik van VR in hun dagelijkse praktijk. Uit de resultaten blijkt dat passieve educatie onvoldoende is om gedragsverandering te stimuleren. Een interactieve workshop, waarbij het spoedteam zelf de VR-bril kon uitproberen, leidde tot een duidelijke toename in kennis en bereidheid tot toepassing.
Hoewel VR momenteel nog niet actief wordt gebruikt op de spoedafdeling, toont deze studie aan dat er potentieel is voor implementatie. De bachelorproef levert concrete aanbevelingen en materialen aan, waaronder een protocol, handleiding en educatieve poster, om de introductie van VR in de pediatrische spoedzorg te ondersteunen.
Meer lezen

De beleving van de partner van een transgender persoon na een genderbevestigende ingreep. Een kwalitatief onderzoek met de focus op relatie, intimiteit en seksualiteit.

KU Leuven
2025
Maximo
Meerschaut
In deze masterproef wordt de romantische en seksuele beleving van cisgender partners van een transgender persoon na het ondergaan van een genderbevestigende ingreep onderzocht. Eerder onderzoek toont aan dat er nog onvoldoende kennis is over de gevolgen hiervan op de partner en de partnerrelatie. Ook op andere levensdomeinen lijken nog enkele blinde vlekken, wat de nood aan onderzoek omtrent de beleving van de partners en diens specifieke noden en behoeften benadrukt. Deze masterproef werd opgezet met de ambitie meer inzicht te verwerven betreffende de beleving, noden en behoeften van deze partners, zodoende de toekomstige partnerzorg hierop beter kan worden afgestemd.
Dit onderzoek betreft een kwalitatieve studie middels zeven semigestructureerde interviews met cisgender partners van wie de trans partner de genderbevestigende operatie minimaal zes maanden geleden onderging. Alle interviews werden opgenomen, gepseudonimiseerd, getranscribeerd en handmatig geanalyseerd volgens het stappenplan van Braun en Clarke (2006) betreffende thematische analysemethode.
Deze thematische analyse resulteerde in vier centrale thema’s. Thema 1 benadrukt dat open communicatie een cruciaal aspect is binnen de relatie. De transitie werd als een emotionele rollercoaster ervaren, waarbij het opnemen van de verzorgende rol voor voldoening zorgde in een emotioneel belastende herstelperiode. Alle participanten vonden het vanzelfsprekend om er te zijn voor hun trans partner. Thema 2 gaat in op de gevolgen van de genderbevestigende ingreep, waarbij de partner soms een bijdrage kan leveren en een impact hebben op de operatiekeuze. Fertiliteit kwam af en toe ter sprake als een gevoelig thema, aangezien een natuurlijke zwangerschap meestal niet mogelijk is. In thema 3 wordt intimiteit gedefinieerd als “er voor elkaar zijn”, connectie, vertrouwen en samenzijn. Verschillende participanten gaven aan dat er geen veranderingen waren in emotionele intimiteit. Echter zijn er sommigen die aangeven dat dit geleid heeft tot een hechtere band. Seksualiteit werd dan weer benoemd als verlangen naar en het hebben van seks en genot. Postoperatieve seksualiteit werd ervaren als een ontdekkingstocht waarbij men met communicatie en voorzichtigheid het lichaam van de trans partner opnieuw gaat leren kennen. De verandering in seksueel script werd meermaals als positief ervaren. Thema 4 geeft de specifieke noden en behoeften doorheen de transitie aan, waarbij voornamelijk steun en betrokkenheid essentieel bleken. Uit de data bleek er ook een duidelijke informatiebehoefte, althans onmiddellijk na de ingreep, waarvoor een brochure werd gesuggereerd. Verder werd ook het gebrek aan lotgenotencontact beschreven, waarbij praatavonden als potentiële oplossing werden genoemd.
Deze bevindingen en terugkoppeling naar de literatuur zijn terug te vinden in de discussie sectie. Er kan geconcludeerd worden dat een genderbevestigende ingreep grote gevolgen heeft op diverse aspecten van de relatie, waaronder de relatiebeleving, fertiliteit en seksualiteit. In de periode onmiddellijk na de ingreep wordt een grote marge aan diverse gevoelens ervaren, waaronder angst, machteloosheid, maar ook dankbaarheid en een sterkere connectie. Echter kunnen deze gevoelens deels worden verlicht door het vervullen van de informatiebehoefte. Deze masterproef eindigt met een uiteenzetting van de beperkingen van het onderzoek, implicaties voor verder onderzoek en een samenvattende conclusie.
Meer lezen

Compensatie in Transnationale Infrastructuur - Een stedenbouwkundige lezing van de impact van de Brenner Basistunnel

KU Leuven
2025
Colomba
Guerzoni-Verschuere
De Alpen vervullen een dubbele rol: ze zijn tegelijk leverancier van water en energie voor een groot deel van Europa én een barrière in het hedendaagse verkeer van goederen en diensten. Vooral in doorgangen zoals de Brennerpas wordt dit zichtbaar. Jaarlijks passeren er meer dan twee miljoen vrachtwagens, waardoor de regio al begin jaren 2000 tot luchtsaneringsgebied werd uitgeroepen vanwege de hoge emissies en gezondheidsproblemen. Dit intensieve gebruik leidt niet alleen tot luchtvervuiling, maar ook tot aantasting van ecosystemen door de aanleg van steeds meer infrastructuur in het kader van handel en toerisme.
In een tijd waarin onze klimaatcrisis de nood aan duurzamere vervoersvormen benadrukt, wordt de spoorweg vaak naar voren geschoven als alternatief voor auto- en luchtverkeer. Zo ontstond ook de introductie van de Brenner Basistunnel (BBT), een 64 km lange spoorwegtunnel die Oostenrijk en Italië zal verbinden en het vrachtverkeer uit de Alpenvalleien wil halen. De BBT maakt deel uit van het algehele Europese TEN-T-netwerk dat een samenhangende, grensoverschrijdende infrastructuur moet creëren tegen 2050. Toch kampt het project met jarenlange vertragingen en hoge complexiteit en rijzen er fundamentele vragen op over de daadwerkelijke bijdrage aan ecologische en sociale vooruitgang, in vergelijking met politieke en economische belangen.
Hoewel spoorwegen vaak als ‘groen’ alternatief worden gepresenteerd, brengen megaprojecten als de BBT een enorme ecologische voetafdruk met zich mee. De bouw vraagt energie-intensieve materialen, breekt ecosystemen af en veroorzaakt fragmentatie van habitats. Ze lijken ingebed te zijn in een neoliberaal systeem waarin economische groei en snelheid vaak boven duurzaamheid en algemeen belang worden geplaatst. De belofte van emissiereductie staat dus tegenover de realiteit van natuurvernietiging, sociale spanningen en versterking van consumptie en toerisme, in een kwetsbare regio dat de gevolgen niet zal kunnen dragen.
Onderzoeken en interviews tonen aan dat de maatschappelijke aanvaarding van het project verdeeld is. Terwijl sommigen de tunnel zien als noodzakelijk voor duurzame mobiliteit, vrezen anderen een toename van toeristische druk, verlies van natuur en twijfels rond de modal shift. De paradox is er; een project dat ecologische versnippering wil vermijden, draagt er door zijn bouwproces zelf al decennialang aan bij.
De problematiek van de BBT overstijgt de Alpen en raakt aan bredere vraagstukken over hoe grootschalige infrastructuurprojecten onze leefomgeving vormgeven. Ze belichamen de spanning tussen restauratie en destructie, tussen economische ontwikkeling en ecologische draagkracht. Natuurcompensatie wordt in deze gevallen steeds vaker ingezet als strategisch instrument om maatschappelijke aanvaarding te verkrijgen. Deze ‘ruilhandel’ met landschappen roept echter de vraag op of natuur werkelijk vervangbaar is, en wat dit betekent voor mens én niet-menselijke actoren.
De casus van de BBT toont aan dat infrastructuur geen neutrale ingreep is, maar een ideologische praktijk die diep ingrijpt in ecologische, sociale en politieke structuren. Vergelijkbare projecten beloven elk een duurzamere toekomst via infrastructuur. Maar de kernvraag blijft; rechtvaardigt het doel de middelen? Kunnen we bouwen zonder af te breken?
Meer lezen

Hoe maken we scholen autismevriendelijk voor leerkrachten? Een interviewstudie met autistische leerkrachten uit het secundair onderwijs in Vlaanderen.

Universiteit Gent
2025
Wim
Delanoy
Er wordt veel geschreven over het lerarentekort en over diversiteit in de klas, maar zelden krijgen leerkrachten met autisme hierin een stem. Deze onzichtbare - en tegelijk onmisbare - groep neurodiverse leerkrachten houdt mee het Vlaamse onderwijs recht. Deze interviewstudie (uitgevoerd door een autistische leerkracht in opleiding) stelt daarom de vraag aan hen. Hoe kunnen we scholen meer autismevriendelijk maken voor leerkrachten? Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden nemen we een semigestructureerd interview af bij 8 leerkrachten met autisme, werkzaam in het Vlaamse secundair onderwijs. De thematische analyse van de interviews levert 5 grote thema’s op. Vooreerst verwoorden de geïnterviewde leerkrachten dat er in scholen nog steeds stereotiep gekeken wordt naar autisme, zowel bij leerkrachten als bij leerlingen, en dat het stigma hieromtrent bij deze leerkrachten leidt tot gevoelens van schuld, schaamte en angst. Ook type 9 scholen, waar de helft van de geïnterviewde leerkrachten werkt (of werkte), ontsnappen hier niet aan. Verder komt het les geven van deze leerkrachten opvallend weinig aan bod – dit loopt doorgaans goed. Wel zorgen de niet les gerelateerde activiteiten - zoals vergaderingen, toezichten, uitstappen - voor veel stress, en dit met een fatalistische ondertoon. Voorts geldt de uitspraak dat leerkracht zijn niet eindigt bij de laatste schoolbel nog meer voor leerkrachten met autisme. Enerzijds besteden deze leerkrachten veel privétijd aan ontprikkelen, en anderzijds zoeken zij professionele begeleiding in diezelfde privétijd, al dan niet gecombineerd met vooral prikkeldempende medicatie. Tenslotte geven de leerkrachten aan dat zij wel empathisch en creatief zijn, en dit volledig tegen de nog heersende stereotiepe kijk op autisme in. Ook zijn zij fier op hun sensorisch talent tot een volgehouden hyperfocus (monotropisme). Overeenkomstig het bovenstaande vragen de leerkrachten eerst en vooral een stigma doorbrekende beeldvorming – psycho-educatie – binnen de scholen omtrent autisme. Voorts is een bijzondere aandacht voor niet les gerelateerde activiteiten aangewezen, want het is daar waar de leerkrachten met autisme het meeste energie verspillen en zelfs kapot gaan. Ook vragen de leerkrachten om van scholen een meer prikkelluwe omgeving te maken, waarbij de vraag naar een stille lerarenkamer het luidst weerklinkt. Een vorm van structureel mentorschap binnen de schoolomgeving is eveneens belangrijk. Tenslotte vragen de leerkrachten ruimte voor en erkenning van hun bijzondere interesses en talenten. We hebben deze inzichten samengevat in vijf pijlers voor een autismevriendelijke school. We zijn ervan overtuigd dat het toepassen van deze vijf pijlers niet alleen ten goede komt aan leerkrachten en leerlingen met autisme, maar ook aan diegenen zonder. Sterker nog, we durven te stellen dat deze vijf pijlers essentieel zijn in alle organisaties waar mensen met en zonder autisme samenwerken, en bijdragen aan een meer inclusieve autismevriendelijke samenleving als geheel.
Meer lezen

Tastbare ruimtelijke representaties: 3D-maquettes in het bevorderen van mobiliteit en oriëntatie bij kinderen met een visuele beperking

Hogeschool West-Vlaanderen
2025
Femke
David
Deze studie onderzoekt de effectiviteit van 3D-maquettes bij het verbeteren van het ruimtelijk inzicht en de oriëntatie van kinderen met een visuele beperking in onbekende omgevingen. Het doel is om te onderzoeken hoe deze maquettes, die visuele informatie tastbaar maken, bijdragen aan de ontwikkeling van ruimtelijke vaardigheden bij kinderen met een visuele beperking.

Een kwalitatieve methodiek werd gehanteerd, waarbij systematische observaties plaatsvonden bij zes leerlingen tussen de 6 en 11 jaar oud, die onderwijs volgen aan BuBaO Spermalie Brugge. Er werden twee observatiemomenten uitgevoerd: aan het begin en einde van de studie. Tijdens deze observaties werden zowel de taststrategieën als de toepassing van ruimtelijke begrippen geëvalueerd. Individuele ergotherapeutische interventies met 3D-maquettes werden tussentijds toegepast.

De resultaten tonen aan dat 3D-maquettes een waardevol hulpmiddel kunnen zijn in het buitengewoon onderwijs en de ergotherapeutische praktijk, door het ruimtelijk inzicht en de oriëntatie van kinderen met een visuele beperking te verbeteren.
Meer lezen

Sustainable Tech Behaviour

Erasmushogeschool Brussel
2025
Tibo
Torrekens
  • Noor
    Dumont
  • Emma
    Van Camp
Dit rapport introduceert Sustainable Tech Behaviour (STB), een benadering die de bredere impact van technologie onderzoekt. Vaak worden technologische keuzes gedreven door efficiëntie, winstgevendheid en schaalbaarheid. De ecologische, economische, sociale en individuele gevolgen blijven echter vaak onderbelicht. Dit onderzoek brengt deze gevolgen in kaart en biedt praktische oplossingen voor een meer verantwoord technologisch beleid.

De literatuurstudie laat zien dat duurzaamheid en ethiek steeds belangrijker worden in technologische besluitvorming. Studies benadrukken de noodzaak van systemisch denken en multidisciplinaire samenwerking. Daarnaast tonen onderzoeken aan dat onbedoelde gevolgen van technologie vaak pas laat zichtbaar worden, wat proactieve strategieën vereist. Het STB-framework is gebaseerd op deze inzichten en helpt
organisaties technologie bewuster en duurzamer te benutten.

Het onderzoek introduceert het STB-framework, dat zich richt op vier impactgebieden: individueel, sociaal, economisch en ecologisch. Deze pijlers vormen samen een holistische benadering om de impact van technologie op verschillende niveaus te
begrijpen en te sturen.
Het framework biedt een gestructureerde aanpak om zowel de positieve als negatieve gevolgen van technologische innovaties te analyseren en hiermee bewuste keuzes te maken die bijdragen aan duurzaamheid en ethische verantwoordelijkheid.

Vervolgens benadrukt het rapport de noodzaak van bewustwording en biedt concrete tools om organisaties te helpen verantwoorde keuzes te maken. Een kernpunt is het STB-framework, een visueel en interactief model waarmee decision-makers de onbedoelde gevolgen van technologie kunnen identificeren en evalueren. Dit framework helpt bij het systematisch analyseren van technologische keuzes en hun bredere implicaties. Hierdoor kunnen organisaties technologie inzetten op een manier die zowel economisch rendabel als maatschappelijk verantwoord is.

Naast het STB-framework bevat het rapport aanbevelingen zoals het bevorderen van systemisch denken, regulering en het aanmoedigen van ethische innovatie. Verder worden strategieën aangereikt om binnen bedrijven en instellingen draagvlak te creëren voor duurzame technologische transities.

Het eindresultaat is een toolkit in workshopvorm met methodieken die organisaties ondersteunen bij het maken van duurzame en ethisch verantwoorde technologische keuzes. Deze toolkit kan worden ingezet in strategische besluitvorming, beleidsontwikkeling en bewustwordingscampagnes binnen bedrijven en instellingen.

Door concrete handvatten te bieden, draagt dit rapport bij aan een toekomst
waarin technologie niet alleen een drijvende kracht is achter economische groei, maar ook bijdraagt aan een eerlijke, duurzame en inclusieve samenleving
Meer lezen

OPERATION ENDURING FREEDOM: MILITARY POWER AND POLITICAL LIMITS AN INTERNAL AND EXTERNAL ANALYSIS OF THE U.S. INTERVENTION IN AFGHANISTAN (2001–2014)

Universiteit Gent
2025
Emile
Bourgoignie
Deze masterproef evalueert Operation Enduring Freedom (OEF) in Afghanistan (2001–2014) aan de hand van een vierdelig beoordelingskader: intern doelbereik en interne geschiktheid (militair/operationeel), en extern doelbereik en externe geschiktheid (legitimiteit, internationale omgeving). Op basis van uitgebreide secundaire literatuur en beleidsbronnen worden drie fasen onderscheiden.

Fase 1 (2001–2005): snelle militaire successen (val Taliban), start Bonn-proces, grondwet en verkiezingen. De winst blijft fragiel door patronage, zwakke staatscapaciteit en hergroepering van de Taliban.
Fase 2 (2006–2010): verschuiving naar escalatie en counterinsurgency; overlap tussen OEF (counterterrorism) en ISAF (stabilisatie) vergroot complexiteit. De surge levert tijdelijke veiligheidswinsten, maar verkiezingen (2009/2010) lijden onder fraude en lage legitimiteit; regionale safe havens (Pakistan) blijven conflict voeden.
Fase 3 (2011–2014): gecontroleerde overdracht en afbouw; Bilateral Security Agreement borgt beperkte vervolgaanwezigheid. De staat blijft financieel en militair afhankelijk; de National Unity Government (2014) voorkomt crisis maar verdiept elite-machtendeling. Burgerslachtoffers bereiken piekniveaus, wat externe legitimiteit verder ondermijnt.

Conclusie: OEF boekt gedeeltelijke interne resultaten, maar faalt extern door aanhoudende legitimiteitsproblemen, regionaal spillover-effect en ontoereikende civiel-militaire integratie. De operatie kan in aggregaat niet als succesvol gelden.

Aanbevelingen benadrukken: geïntegreerde strategie (veiligheid–bestuur–ontwikkeling), versterking van de ANP en lokale legitimiteit, en duurzame regionale diplomatie (met name t.a.v. Pakistan). Methodologische beperking: onvolledige scheiding van OEF/ISAF-data bemoeilijkt causale toerekening.
Meer lezen

Beyond Self-Assessment: Exploring Student-Teacher Agreement on Social and Emotional Skills (SEMS) Using the Too Little/Too Much (TLTM) Scale

Universiteit Gent
2025
Jana
De Smedt
Context
De sociaal-emotionele vaardigheden (SEMS) van leerkrachten worden steeds vaker erkend als essentieel voor het creëren van een positieve klasdynamiek. Toch baseert onderzoek zich doorgaans op zelfrapportage door leerkrachten om deze vaardigheden te meten.

Nieuwheid
Deze scriptie introduceert een leerlinggebaseerde evaluatie met behulp van de ‘Too Little/Too Much’-schaal (TLTM) en onderzoekt de mate van overeenstemming (self-other agreement, SOA) tussen SEMS beoordelingen door leerlingen en leerkrachten. Daarnaast wordt nagegaan in hoeverre deze overeenstemming – of het gebrek daaraan – verband houdt met de houding van leerkrachten ten aanzien van ontvangen feedback.

Methode
Gegevens werden verzameld bij 65 leerkrachten en 866 leerlingen uit het secundair onderwijs in Vlaanderen, verspreid over twee meetmomenten. Via exploratieve factoranalyse (EFA) werd de structuur van de TLTM-schaal onderzocht. Vervolgens werden correlaties en multilevel regressiemodellen gebruikt om de overeenstemming tussen leerkracht- en leerlingbeoordelingen van SEMS in kaart te brengen. Tot slot werd met lineaire regressiemodellen nagegaan in welke mate waargenomen discrepanties samenhangen met de feedbackattitude van leerkrachten.

Belangrijkste Bevindingen
Sommige TLTM-subschalen vertoonden een aanvaardbare betrouwbaarheid, terwijl andere meer variabiliteit lieten zien. De overeenstemming tussen leerkrachten en leerlingen was het sterkst voor expressieve, observeerbare gedragingen zoals het gebruik van persoonlijke anekdotes en/of humor in de klas. De verschillen tussen zelfbeoordelingen en leerlingbeoordelingen bleven over het algemeen beperkt. Leerkrachten stonden bovendien overwegend positief tegenover de ontvangen feedback.

Conclusie
Deze bevindingen onderstrepen het potentieel van door leerlingen geïnformeerde feedback om de professionele ontwikkeling van leerkrachten te versterken, vooral wanneer die feedback op een constructieve en contextgebonden manier wordt aangeboden. Dat leerkrachten over het algemeen positief reageerden, suggereert dat volledige overeenstemming geen voorwaarde is voor het ervaren van feedback als zinvol. De studie biedt voorlopige aanwijzingen dat genuanceerde, leerlinggebaseerde beoordelingen – zoals de TLTM-schaal – reflectie kunnen verdiepen en bijdragen aan een meer participatieve feedbackcultuur in het onderwijs.
Meer lezen

De eerste 1000 dagen met 1000 verwachtingen

KU Leuven
2025
Charlotte
Wong
Het discours rond de eerste 1000 dagen (van conceptie tot 2 jaar) geldt internationaal en in Vlaanderen als een cruciale periode voor kindontwikkeling. Het wil preventief werken door vroege zorg te promoten, maar legt impliciet ook veel verantwoordelijkheid bij ouders, vooral moeders. De focus ligt sterk op kinduitkomsten, terwijl ouderervaringen onderbelicht blijven. In Vlaanderen groeit kritiek op het deterministische karakter, de individualisering van verantwoordelijkheid en het gebrek aan structurele steun. Dit onderzoek verkent via diepte-interviews met negen koppels hoe ouders het discours beleven, welke invloed het heeft op hun ouderschap en welke rol gender speelt. Weinig ouders kennen de term expliciet, maar herkennen de principes (hechting, nabijheid). Informatie wordt als versnipperd en tegenstrijdig ervaren. Sommigen voelen zich gesteund, anderen onder druk gezet door hoge verwachtingen. Moeders ervaren meer druk en nemen vaker het voortouw; vaders hebben vaker een ondersteunende rol, mede door ongelijk verlof en sociale normen. Ouders filteren adviezen en zoeken aansluiting bij eigen waarden, maar de nadruk op individuele verantwoordelijkheid bemoeilijkt dit.
Het discours blijkt paradoxaal: het wil steun bieden, maar versterkt ook druk en ongelijkheid. Aanbeveling: een inclusiever beleid dat ook het welzijn en de leefwereld van ouders centraal zet.
Meer lezen

De beoordelingsvrijheid van de jeugdrechter en het belang van de minderjarige in het jeugddelinquentierecht

Vrije Universiteit Brussel
2025
Damra
Citak
Mijn masterproef onderzoekt de beoordelingsvrijheid van Vlaamse jeugdrechters onder het Jeugddelinquentiedecreet van 15 februari 2019 en de wijze waarop het belang van de minderjarige in hun beslissingen doorweegt. Het decreet markeert een paradigmaverschuiving van een beschermingsgericht model naar een benadering waarin vooral responsabilisering centraal staat, naast herstel, beveiliging en sanctionering.

De ruime discretionaire bevoegdheid van jeugdrechters laat zowel juridische (legale) als buiten-juridische (extralegale) factoren toe in de besluitvorming, zoals leeftijd, geslacht, etnisch-culturele achtergrond, sociale context, gezinsstructuur, het gedrag van de minderjarige en de persoonlijkheid van de jeugdrechter. Ook praktische factoren, zoals de beschikbaarheid van voorzieningen, beïnvloeden de uiteindelijke sancties en maatregelen.

Het onderzoek combineert een juridische analyse van nationale en internationale regelgeving, rechtsleer en rechtspraak met een empirisch luik via interviews met zes Vlaamse jeugdrechters. Hierbij worden onder meer de interpretatie van het belang van de minderjarige, de toepassing van proces- en rechtswaarborgen en de rol van juridische en extralegale factoren onderzocht.

De bevindingen tonen dat jeugdrechters sterk rekening houden met de context van de minderjarige, maar dat de ruime beoordelingsvrijheid ook leidt tot variatie in beslissingen. De studie levert zowel een wetenschappelijke als praktijkgerichte bijdrage aan het begrip van de toepassing van het Jeugddelinquentiedecreet en benadrukt het spanningsveld tussen responsabilisering, bescherming en kindvriendelijkheid.
Meer lezen

Differentiatie en autonomie tijdens de les fysica

Odisee Hogeschool
2025
Niels
De Kerf
In dit werk heb ik gezocht naar een efficiënte differentiatieaanpak om de leerontwikkeling en groeicurve van leerlingen tijdens de lessen fysica te optimaliseren. Op basis van diverse wetenschappelijke en betrouwbare bronnen heb ik de brede betekenis van differentiatie onderzocht, evenals de veelvoorkomende vormen waarin dit in de praktijk wordt georganiseerd. Hieruit blijkt dat differentiatie niet alleen een proces is dat in de les kan geïntegreerd worden, maar dat het ook actief bespreekbaar moet worden gemaakt met de leerlingen. Verder heb ik door mijn literatuurstudie geleerd dat differentiatie niet alleen in de leerinhouden kan worden toegepast, maar ook in de fysieke leeromgeving en via structurele aanpassingen die voor elke leerling voordelig zijn. Vooral differentiatie op procesgericht niveau kan daarbij leiden tot persoonlijke successen van individuele leerlingen in de klas.

De vragen die ik mezelf stelde, waren onder andere: Welke interventies kan een leerkracht inzetten om individuele ondersteuningsmiddelen te bieden, terwijl alle leerlingen naar dezelfde doelstellingen toewerken? Differentiatie betekent dus niet zomaar het aanpassen van lessen of het geven van extra oefeningen, maar ook het afstemmen, observeren en erover in gesprek gaan met de leerlingen.

Uit de literatuur is gebleken dat werken in niveaugroepen de meest voorkomende vorm van differentiatie is, maar hoe maak je deze aanpak succesvol? Er bestaan verschillende vormen van differentiatie, en het is van belang om deze goed af te stemmen op het onderwerp en de doelstellingen van de les. Daarnaast spelen factoren zoals de juiste voorbereiding, flexibele communicatie en een goede band met de leerlingen een grote rol in het slagen van niveaugroepering. Aan de hand van de literatuur heb ik een differentiatieproject (IGDI) uitgewerkt, gebaseerd op bekrachtigende factoren die het leerproces van leerlingen ondersteunen.

Om te bepalen of differentiatie in de lesaanpak daadwerkelijk een effect heeft op de leerontwikkeling en de groeicurve van leerlingen, heb ik dit gedurende vijf weken getest door middel van een praktijkonderzoek. Ik heb al het benodigde leermateriaal zelf ontwikkeld en ik was als onderzoeker ook zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van het project. Zo kon ik als leerkracht zelf ervaren wat differentiatie inhoudt en welke meerwaarde het kan bieden voor leerlingen. De resultaten van het onderzoek zijn verzameld via verschillende dataverzamelingsmethoden, waaronder individuele interviews met de leerlingen, observaties door de vaste klasleerkracht en een productgerichte schriftelijke evaluatie met zelfreflectie in de vorm van een toets. Hieruit blijkt dat differentiatie in de lesaanpak een duidelijke positieve invloed kan hebben op de leerontwikkeling en de groeicurve van leerlingen. Door differentiatie te koppelen aan keuzevrijheid en zelfselectie, ondervinden leerlingen tal van voordelen, die ze zelf ook ervaren. Er is dus zeker potentieel voor het toepassen van differentiatie in lesaanpak met behulp van niveaugroepen in het secundair onderwijs.
Meer lezen

Afstammelingen van de polders

KU Leuven
2025
Frauke
Soetewey
Ik, Frauke Soetewey, navigeer tijdens deze masterproef door het ontdekken van een familiegeschiedenis die me eerder nog onbekend was. Het horen over een kerk in de haven van Antwerpen zette dit proces op gang, en hoewel die kerk me in eerste instantie aansprak door de absurde situatie waar die zich in bevindt, bleek later dat die veel meer betekenis draagt over mij en mijn familie. Vier polderdorpen moesten verdwijnen voor de uitbreiding van de haven waardoor 4500 inwoners werden onteigend, onder wie mijn grootouders.
Mijn positie als afstammeling en drie andere rollen werden de leidraad doorheen dit project.
Ten eerste ik als voyeur. Ik onderzocht de hele historie van de polders door het gebruik van verschillende bronnen binnen en buiten mijn familie. Ik bestudeerde de polders door op verschillende manieren te (blijven) kijken naar objecten en architectuur die nog bestaan. Het gaat over alledaagse architectuur te midden van haar absurde omgeving.
Ten tweede ik als tekenaar. Ik liet de architectuur aan het woord door middel van het visualiseren van geschreven getuigenissen van inwoners en afstammelingen. Het tekenen werkt als een verwerkingsproces om vervolgens er mee aan te slag te gaan als ontwerper.
En ten derde ik als ontwerper, waar ik architectuur gebruik om te spreken. Door middel van de ontwerpen geef ik kritiek op de verstoring van de haven en zijn problematieken via de nieuwe ruimtelijkheid. Hierbij gebruik ik bestaande elementen in een ongewone combinatie.
Meer lezen

Persoonlijkheden bij kinderen in de lagere school

Hogeschool UCLL
2025
Maarten
Coeckelberghs
Wat als we de persoonlijkheid van een kind niet in hokjes moeten stoppen, maar kunnen laten bloeien zoals een bloem? Gewapend met observaties in verschillende klassen, zomerscholen, kampen enz. en met mijn vraag: Hoe kan een leerkracht de persoonlijkheid van een kind benutten zodat dit sneller en beter tot leren komt?, ging ik op pad naar een antwoord.

Aan de hand van het wetenschappelijk onderbouwde Big Five-model ontwikkelde ik een speelse en visuele metafoor: de persoonlijkheidsbloem. Dit model laat kinderen (6 tot 12 jaar) op een laagdrempelige manier ontdekken wie ze zijn, terwijl leerkrachten een krachtig hulpmiddel krijgen om het gedrag en de noden van dit kind beter te begrijpen. Het onderzoek combineert de inschattingen van klasleerkrachten met een spel waarin kinderen zichzelf al spelend plaatsen binnen de vijf persoonlijkheidsdimensies.

Wat blijkt? Deze bloem werkt. Ze maakt persoonlijkheid bespreekbaar, zichtbaar en bruikbaar in de klas.
Zo kan ik stellen dat wie inzet op persoonlijkheidsontwikkeling, investeert in diepgaander en inclusiever onderwijs. Want pas als je weet hoe een kind groeit, weet je hoe je het kan laten bloeien.
Meer lezen

Kunsteducatief aanbod voor een museumbezoek met kleuters

Hogeschool UCLL
2025
Hanne
Hollanders
  • Maïté
    Kleynen
  • Safae
    El Houfi
Deze bachelorproef ontwikkelt een kunsteducatief museumaanbod voor kleuters, vertrekkend vanuit verwondering en actieve beleving, inclusief voorbereiding in de klas, activiteiten in het museum en verwerking nadien, met specifieke aandacht voor kleuterparticipatie, muzisch leren en samenwerking tussen leerkrachten en museummedewerkers.
Meer lezen

Vezelversterkt alkalisch geactiveerd materiaal op basis van bouw- en slooppuin Invloed op de verse en mechanische eigenschappen

KU Leuven
2025
Thibault
Decuyper
Deze masterproef onderzoekt hoe vezelversterking het broze karakter van alkalisch geactiveerde materialen (AAM) kan verbeteren. AAM wordt beschouwd als een duurzaam alternatief voor Portlandcement, dat verantwoordelijk is voor een aanzienlijke CO₂-uitstoot. In lijn met de Europese Green Deal wordt nagegaan in hoeverre AAM cement deels kan vervangen in bouwtoepassingen.
Meer lezen

Trapped gold, flashy dyes: Taking advantage of zeolitic imidazolate framework-8’s weakness

KU Leuven
2025
Manu
Donders
In dit werk wordt het zuurgevoelige gedrag van zeolitic imidazolate framework‑8 (ZIF‑8) onderzocht en benut voor de ontwikkeling van een nieuwe aanpak voor de zuivering, hantering en dosering van goudnanodeeltjes (AuNPs). Daartoe worden AuNPs ingekapseld in ZIF‑8, waardoor hybride AuNP@ZIF‑8‑poeders ontstaan. Deze poeders vergemakkelijken het werken met AuNPs, maken efficiënte zuivering mogelijk via centrifugatie bij lage g‑krachten, en vertonen uitstekende resuspensie na zuur‑geïnduceerde afbraak van ZIF‑8. De inkapselingsstrategie bleek zeer effectief: na drie zuiveringscycli werd meer dan 80 % van het goud behouden, terwijl dit voor niet‑ingekapselde AuNPs slechts 25 % was. Bovendien maakt de inkapseling het mogelijk om ongezuiverde colloïdale AuNP‑systemen om te zetten in robuuste, resuspendeerbare poeders die geschikt zijn voor transport en langdurige opslag.
Meer lezen

Deselectie counteren: onderzoek naar arbeidsoriëntatie van gedeselecteerde RSCA-jeugdvoetballers

Vrije Universiteit Brussel
2025
Junior Nziza
Nzabonimpa
Deze masterproef onderzoekt deselectie binnen de jeugdacademie van voetbalclub RSC Anderlecht. Enerzijds onderzoekt het hoe deselectie (lees: weggestuurd worden of zelf de club verlaten) ervaren wordt door jeugdspelers van Anderlecht. Anderzijds onderzoekt het hoe RSCA hierop inspeelt of anticipeert via initiatieven zoals het Purple Talents-programma.
Meer lezen

Design and implementation of a sustainable solution for upgrading and distributing biogas in rural Tanzania.

Universiteit Hasselt
2025
Louis
Macours
  • Kenneth
    Dries
Toegang tot duurzame energie blijft een uitdaging in Tanzania, waar het gebruik van traditionele biomassa zoals hout en houtskool bijdraagt aan gezondheidsrisico’s en milieudegradatie. Biogas uit organisch afval biedt een alternatief, maar moet gezuiverd en gecomprimeerd worden om de kook efficiëntie te verbeteren en distributie mogelijk te maken. Deze thesis ontwikkelt een systeem om biogas, geproduceerd in Kimbiji, te zuiveren en te comprimeren. Daar produceert een anaerobe vergister ongeveer 100 l gas per dag met 35 % kooldioxide (CO2) en 260 ppm waterstofsulfide (H2S), wat moet reduceren tot 25 % CO2 en 5 ppm H2S.

Een testopstelling aan Ardhi University bood de mogelijkheid om verschillende zuiveringstechnieken te vergelijken. Twee CO2-verwijderingsmethoden werden getest: absorptie met calciumhydroxide (Ca(OH)2) en waterscrubbing. Voor de H2S-verwijdering werden vier lokale absorberende materialen getest.

Voor de opstelling in Kimbiji zijn Ca(OH)2-absorptie en verroeste ijzerwol voor CO2- en H2S-verwijdering gekozen. De CO2 concetratie bereikt 16% en het H2S-gehalte daalt tot 2 ppm. Om distributie te realiseren, wordt het gas gecomprimeerd tot 8 bar met zonne-energie en opgeslagen in LPG-tanks.

Een techno-economische analyse toont dat kleinschalige biogaszuivering leidt tot een genivelleerde kostprijs van 1 572 TZS/kWh, wat niet rendabel is. Voor een groter systeem, in dit werk voorgesteld om 6 500 l biogas per dag te verwerken, bleek de kost slechts 241 TZS/kWh. Dit evenaart de lokale alternatieven.
Meer lezen