Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de

The Effect of a Handwriting Co-teaching Program "Samen Aan de Slag met Schrijven (SASS)": a controlled study

Universiteit Gent
2024
Lynn
Van Malderen
  • Jolan
    De Smet
  • Michelle
    Van Holm
Achtergrond: Schrijven blijft een cruciale vaardigheid ondanks de toenemende digitalisering. Uit onderzoek blijkt dat schrijvend leren effectiever is voor het aanleren van spelling en letterherkenning dan typend leren. Omdat steeds meer leerlingen moeite hebben met schrijven en leerbehoeften steeds diverser worden, zijn er verschillende handschriftoefenprogramma's ontwikkeld om schrijfproblemen aan te pakken, waarbij de focus ligt op het verbeteren van de leesbaarheid, snelheid en schrijfvaardigheid.
Doel: Deze studie onderzocht de impact van het co-teaching handschriftprogramma “Samen Aan de Slag met Schrijven” (SASS) op de leesbaarheid van het handschrift bij typisch ontwikkelende Belgische kinderen uit het tweede leerjaar.
Onderzoeksdesign: Niet-gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek.
Methode: Vier klassen van het tweede leerjaar (n = 58 leerlingen, leeftijd 7.2 tot 8.4 jaar), van twee scholen en bijhorende leerkrachten (n=5), namen deel aan het onderzoek. Per school werd één klas toegewezen aan de interventie- en één klas aan de controlegroep. Twee kinderkinesitherapeuten werden gerekruteerd als co-teachers nadat ze 37 uur training hadden gekregen over het SASS-programma. De co-teachers gaven gedurende zes weken eenmaal per week schrijfondersteuning in de interventieklassen, waarbij ze extra aandacht besteedden aan een subgroep van 4-6 kinderen. De controlegroep ontving geen co-teaching. De leesbaarheid en schrijfervaring werden bij alle kinderen twee weken pre-interventie en onmiddellijk post-interventie beoordeeld met respectievelijk de aangepaste Systematische Opsporing Schrijfproblemen (SOS-2-VL) en een Smileyometer. De selectie van de kinderen voor de subgroep was gebaseerd op de Quickscan en de Schoolvragenlijst voor Leerkrachten (SQT). De Quickscan en SOS-2-VL werden ook post-interventie beoordeeld.
Resultaten: De schrijfleesbaarheid verbeterde significant meer in de interventiegroep vergeleken met de controlegroep (gemiddelde SD-verandering interventie = ±2.17, gemiddelde SD-verandering controle = ±2, p = 0.01). Dit was globaal gezien te danken aan een grote verbetering in de subgroep die extra ondersteuning kreeg (pre = 8.09 versus post = 6.18, p < 0.01) en niet aan verandering bij de niet-subgroep van de interventiegroep (pre = 6.47 versus post = 5.63, p = 0.18). Terwijl er bij aanvang een significant verschil in leesbaarheid was tussen de subgroep en de niet-subgroep van de interventiegroep (p = 0.02), konden de kinderen in de subgroep na de interventie hun niet-subgroep klasgenoten bijbenen (p = 0.48). Kinderen in de interventiegroep verbeterden ook significant (p = 0.03) in de categorisatie van de Quickscan, terwijl de kinderen in de controlegroep dat niet deden (p = 0.48). Volgens de Smileyometer ervaarden de kinderen in de controlegroep meer pijn en vermoeidheid tijdens het schrijven post-interventie (p = 0.01), terwijl de kinderen in de interventiegroep gelijk bleven (p = 0,41). Leerkrachten rapporteerden subjectief meer motivatie in de interventiegroep.
Conclusies: Het SASS-programma bleek een gunstig effect te hebben op de leesbaarheid van het handschrift van leerlingen in het tweede leerjaar. Leerkrachten merkten ook verbetering in het schrijven van kinderen in de interventiegroep maar niet tot de subgroep behoorden. Dit effect kan waarschijnlijk worden toegeschreven aan verbeterde schrijfinstructie door de leerkracht na implementatie van tips en tricks van de co-teacher.
Meer lezen

De invloed van de wiskundige thuisomgeving op de voorbereidende wiskundige vaardigheden van kleuters uit de tweede kleuterklas.

KU Leuven
2024
Angie
De Lamper
  • Stien
    Callens
Om kinderen zo goed mogelijk voor te bereiden op de basisschool, wordt er in het Vlaamse kleuteronderwijs belang gehecht aan de voorschoolse vaardigheden van kinderen. De voorbije jaren werd reeds veel onderzoek verricht naar de invloed van de talige thuisomgeving op de lees- en taalvaardigheden van kleuters. Onderzoeken die de invloed van de wiskundige thuisomgeving op de voorbereidende wiskundige vaardigheden nagingen waren eerder schaars. We wilden met de huidige studie dan ook graag bijdragen aan dit onderzoeksdomein.
Dit interventieonderzoek had als doel na te gaan of het aanbieden van een wiskunde interventie in de thuisomgeving leidde tot een verbetering van de voorbereidende wiskundige vaardigheden bij kleuters. In het huidige onderzoek werden 114 kleuters uit de tweede kleuterklas en hun ouders gerekruteerd. De kleuters werden, na hiërarchische matching, willekeurig toegewezen aan de wiskundeconditie (experimentele conditie) of aan de taalconditie (controleconditie). De wiskundige vaardigheden van de kleuters werden voor en na de interventie gemeten aan de hand van vijf wiskunde metingen (wiskundetaal, object tellen, cijferherkenning, ordenen van getallen en rekenen) en één controlemeting (matrix redeneren). We onderzochten eveneens of er een verband bestond tussen de wiskundige thuisomgevingsvariabelen (wiskunde activiteiten, verwachtingen en attitudes van de ouders ten opzichte van wiskunde; gemeten aan de hand van vragenlijsten) en de scores van de kleuters op elk van de wiskunde metingen voorafgaand aan de interventie. Hierbij aansluitend, bekeken we of de interventie veranderingen teweegbracht in de wiskundige thuisomgevingsvariabelen. Tot slot, werd nagegaan of de effecten van de wiskunde interventie gemodereerd werden door het aantal wiskunde activiteiten die ouders en kinderen uitvoerden voorafgaand aan de interventie en het aantal wiskunde activiteiten dat ze deden tijdens de interventie.
In dit onderzoek kon worden vastgesteld dat de wiskunde interventie een invloed had op cijferherkenning en ordenen van getallen. Daarnaast was er van voor- naar nameting een verandering merkbaar in de verwachtingen van de ouders ten opzichte van wiskunde, ongeacht de conditie. Verder werden er geen veranderingen in de overige wiskundige thuisomgevingsvariabelen teruggevonden. Activiteiten voorafgaand aan de interventie en activiteiten tijdens de interventie bleken het interventie-effect niet te modereren. In vervolgonderzoek kan men onder andere uitgebreider onderzoek verrichten naar het wiskundig taalaanbod van ouders en deelnemers trachtten te rekruteren met een meer diverse SES.
Meer lezen

Syntactische priming als middel om een nieuwe grammaticale constructie te leren?

Universiteit Antwerpen
2024
Lara
Baert
Deze scriptie legde zich toe op het aanleren van een grammaticale constructie in een vreemde taal aan leerlingen die die constructie nog niet eerder hebben geleerd. Het gaat meer bepaald om de Franse passiefconstructie. Via een computerexperiment met syntactische priming (i.e., de neiging om grammaticale constructies te herhalen) lukte het Vlaamse leerlingen om die Franse passief zelf te produceren, en dat op een onbewuste manier. Al slaagden wel enkel de iets vaardigere scholieren hierin.
Meer lezen

De Dekaloog van Krzysztof Kieslowski door de lens van de adaptatiestudies en intertekstualiteit

Universiteit Antwerpen
2024
Justine
Decoster
De Dekaloog-serie van Krzysztof Kieslowski is gebaseerd op de Tien Geboden, wat de indruk wekt dat het een adaptatie is van de Geboden. Aan de hand van de geschiedenis van de adaptatiestudies wordt onderzocht hoe we inzicht kunnen krijgen in adaptaties en wordt het begrip gedefinieerd om na te gaan of de Dekaloog als een adaptatie kan worden beschouwd. Binnen de adaptatiestudies is er een stroming die adaptaties verbinden met intertekstualiteit. Laatstgenoemde concept verwijst naar de manier waarop teksten met elkaar verweven zijn. Een tekst kan immers meerdere interpretaties en betekenissen in zich dragen en op die manier bewust of onbewust verwijzen naar andere teksten. Die betekenis en verwijzingen kunnen bewust door de maker van de tekst in de tekst verwerkt worden, maar zij kunnen ook onbewust in de tekst sluipen. Daarnaast is er voor de lezer/kijker een grote rol weggelegd. Die kan immers aan de hand van het eigen referentiekader andere werken herkennen in de tekst en op die manier nieuwe en/of andere inzichten krijgen in de tekst. In deze scriptie zal beargumenteerd wordt dat de Dekaloog een adaptatie is en dat adaptaties zich omwille van hun specifieke aard lenen tot een intertekstuele analyse. Er wordt een intertekstuele analyse gemaakt van Dekaloog één, vijf en zes. Essentieel daarbij is kennis over het werk dat geadapteerd werd, de context waarin de adaptatie tot stand kwam en de dialoog met andere academische literatuur, filosofie en andere films. Op die manier wordt er inzicht gecreëerd in de betekenissen die aanwezig zijn in de films. Daaruit volgt geen definitieve interpretatie van de films maar een analyse die op zijn beurt uitnodigt om met andere teksten in dialoog te treden.
Meer lezen

Rouw bij topsporters na het beëindigen van de topsportcarrière

AP Hogeschool Antwerpen
2024
Hanne
Van Bossele
  • Liesbet
    Van Breedam
De overgang van een leven als topsporter naar een ander carrièrepad is vaak een complex
proces dat gepaard gaat met diverse uitdagingen, waaronder het ervaren van rouw en
verlies. Dit verkennend onderzoek richt zich op de verschillende ervaringen van
tweeëntwintig voormalige atleten met betrekking tot rouw en verlies bij het beëindigen van
hun carrière in de topsport. Deze atleten hebben hun topsportcarrière minimaal drie jaar en
maximaal zestien jaar geleden stopgezet. De hoofdvraag probeert te achterhalen op welke
manier deze topsporters het best kunnen ondersteund worden tijdens deze overgangsfase.
De deelvragen richten zich op factoren die de verlieservaring beïnvloeden, handvaten en
belemmeringen voor het verwerkingsproces, en de emoties die domineren bij het beëindigen
van de carrière en hoe deze veranderen na verloop van tijd.
Een uitgebreide literatuurstudie werd uitgevoerd en twee experten in het begeleiden van
(ex-)topsporters werden bevraagd. Semigestructureerde interviews en vragenlijsten werden
afgenomen bij tweeëntwintig ex-topsporters. De interviews werden geanalyseerd aan de
hand van een thematische analyse. De bevindingen tonen aan dat zeventien van de
tweeëntwintig deelnemers een rouwervaring hebben doorgemaakt bij het beëindigen van
hun topsportcarrière. Dit suggereert dat rouw of verlies een veelvoorkomend fenomeen is
tijdens deze overgang.
De analyse wijst op enkele belangrijke tendensen. Factoren die de verlieservaring
beïnvloeden, omvatten onder andere het niveau en de intensiteit van de topsportbeoefening.
Respondenten die voorafgaand aan hun beëindiging een duidelijk plan hadden en/of een
afscheid of erkenning kregen, ervaarden minder intense rouwgevoelens. Sociale steun van
familie, vrienden en lotgenoten bleek een belangrijke buffer te zijn tegen mogelijke
rouwgevoelens en respondenten die hun carrière onvrijwillig moesten beëindigen, voelden
vaker intense rouwgevoelens dan diegenen die vrijwillig stopten. Daarnaast suggereert het
onderzoek dat het inzetten op enkel topsport, ook tijdens de carrière, belemmerend kan
werken in het leven na topsport.
De resultaten benadrukken het belang van bewustwording en erkenning van de uitdagingen
die voormalige topsporters ervaren bij de carrièrebeëindiging alsook het belang van goede
begeleiding bij het afsluiten van een topsportcarrière. Aanbevolen
ondersteuningsmogelijkheden omvatten psychologische ondersteuning, het opzetten van
p 5 / 109
mentorprogramma’s met ervaren ex-topsporters, inclusief loopbaanbegeleiding en
netwerkuitbreiding. Verder is er aandacht voor erkenning en afscheid binnen de
topsportgemeenschap als belangrijk aspect voor een succesvolle overgang.
Het onderzoek benadrukt de complexiteit van het proces en pleit voor een holistische
benadering van ondersteuning van (voormalige) topsporters bij het beëindigen van hun
carrière, met aandacht voor zowel de mentale als fysieke aspecten, alsook de ontwikkeling
van een bredere identiteit en sociale netwerken buiten de sport.
Meer lezen

Spatiotemporal modelling of air temperature over European cities using machine learning

Universiteit Gent
2024
Jonas
Blancke
Klimaatmodellen voorspellen dat de temperatuur wereldwijd zal blijven stijgen, samen met een toename van de intensiteit en frequentie van hittegolven. Daarbovenop krijgen steden te maken met extra opwarming door het stedelijk hitte-eilandeffect. Met een groeiende stedelijke bevolking, waaronder veel kwetsbare mensen, is het van cruciaal belang om effectieve mitigatiemaatregelen te implementeren om hittestress te verminderen. Hiervoor is temperatuurdata op hoge resolutie noodzakelijk.

Vaak worden numerieke modellen gebruikt om deze data te verkrijgen, maar deze zijn
computationeel zeer intensief, waardoor het moeilijk is om hoge resolutie data te verkrijgen over lange periodes en grote gebieden. Een computationeel goedkoop alternatief voor numerieke modellen zijn statistische modellen, vaak gebaseerd op machine learning technieken. Deze simuleren de temperatuur op basis van datagedreven relaties. De huidige machine learning modellen zijn echter meestal afgestemd op een enkele stad of een beperkte regio, wat resulteert in slechte prestaties voor steden met verschillende karakteristieken. Deze thesis onderzoekt de mogelijkheden om een machine learning model te ontwikkelen dat kan worden toegepast op steden over heel Europa.

De studie gebruikt ruimtelijke en temporele variabelen om een machine learning emulator van het numerieke UrbClim model te construeren. Daarnaast wordt het effect van het aantal steden in de trainingsset bestudeerd. Dit is cruciaal omdat grote datasets met numerieke trainingsdata, zoals die beschikbaar zijn gesteld voor UrbClim, vaak ontoegankelijk of rekenkundig te duur zijn om te verkrijgen
Meer lezen

Innovatief gevelsysteem met metselwerk en biobased isolatie: Hygrothermische evaluatie via experimenten en HAM-simulaties

Universiteit Gent
2024
Ruben
Van den Bossche
De energietransitie in de bouw geeft aanleiding tot grotere isolatiediktes, waardoor de klassieke spouwmuur onhoudbaar wordt. Daarom gaat dit onderzoek in op een innovatief gevelsysteem via de praktijk van BLAF architecten, bestaande uit een metselwerk buitenschil en achterliggend houtskelet met biobased isolatie. De evaluatie gebeurt vanuit hygrothermisch oogpunt, dus met aandacht voor vocht- en warmtetransport in de wand. Enkel zo kunnen we meer inzicht verwerven in de performantie van duurzame bouwmethoden. Bovendien is het ook cruciaal om het risico op vochtschade te begroten en beperken. Het onderzoek verliep via simulaties, experimentele opstellingen met testmuren en een meetcampagne in een eengezinswoning.
Meer lezen

DE ADMINISTRATIEF ASSISTENT ALS COPILOOT VAN DE HOOFDVERPLEEGKUNDIGE

Universiteit Gent
2024
Els
Beerens
Achtergrond
In een context van toenemende druk op de zorg raken ook vacatures voor hoofdverpleegkundigen steeds moeilijker ingevuld. Uit eerder onderzoek is gebleken hoe hoofdverpleegkundigen gebukt gaan onder administratieve werklast. ‘Taakuitzuivering’ wordt herhaaldelijk aangehaald als mogelijke oplossing. In dit proces wordt de focus op de kerntaken van de verschillende actoren met als doel het takenpakket terug tot de essentie van de desbetreffende beroepsgroep te brengen. Het aantal onderzoeken rond administratieve ondersteuning van hoofdverpleegkundigen met als doel hun takenpakket uit te zuiveren is schaars.

Doelstelling
In dit onderzoek wordt nagegaan of de administratief assistent een rol kan spelen in het wegnemen van de administratieve ballast en hoe deze administratieve ondersteuning bij hoofdverpleegkundigen ervaren wordt. Inzicht wordt verkregen in de samenwerking tussen de administratief assistent en de hoofdverpleegkundigen en wat de effecten van deze samenwerking zijn.

Methodologie
Een kwalitatief evaluatie-onderzoek van de beleidsbeslissing, waarbij administratief assistenten hoofdverpleegkundigen doelgericht assisteren bij hun administratieve taken wordt uitgevoerd. Diepte-interviews (11), het takenpakket van de administratief assistenten, verslaggeving van teamvergaderingen (18) en intervisiemomenten (11) worden geanalyseerd met behulp van het softwarepakket Nvivo.

Resultaten
Het onderzoek brengt inzicht in het takenpakket van de administratief assistent, geeft duidelijkheid over basisvoorwaarden en aandachtspunten van de samenwerking en stelt effecten van de samenwerking vast op verschillende niveaus. De effecten op niveau van de hoofdverpleegkundige, ten aanzien van het team, over diensten heen en op ziekenhuisniveau zijn duidelijk.

Conclusie
Administratieve ondersteuning voor de hoofdverpleegkundigen met taakuitzuivering als oplossing voor de administratieve overlast van hoofdverpleegkundigen is een concept dat perspectief biedt. De vastgestelde bijkomende effecten versterken deze conclusie. Verdere analyse is nodig om de invloed van het administratief assistententeam op de jobtevredenheid bij hoofdverpleegkundigen in kaart te brengen.

Praktische implicaties
Specifieke administratieve ondersteuning zorgt voor verlichting van de administratieve werklast van hoofdverpleegkundigen; hierdoor kunnen zij zich concentreren op hun kerntaken en hun team.
Meer lezen

Compressietechnieken voor 3D Gaussiaanse Splatting

Universiteit Gent
2024
Bert
Ramlot
Genomineerde shortlist mtech+prijs
3D Gaussian Splatting (3DGS) is een veelbelovende techniek voor het reconstrueren van 3D-scènes en het bekijken ervan in real-time. Het is sneller dan andere methoden, zoals Neural Radiance Fields, maar vraagt veel opslagruimte.

In deze scriptie worden twee nieuwe methoden voorgesteld om 3DGS efficiënter te maken. De eerste methode verwijdert overbodige onderdelen uit het 3D-model, wat opslag bespaart en de weergavesnelheid verhoogt. De tweede methode reduceert de hoeveelheid gegevens die nodig is voor belichting in de scène. Samen zorgen deze technieken voor sterke compressie zonder de beeldkwaliteit merkbaar te verminderen.
Meer lezen

Sustainably managing forests for a resilient future: an evaluation of different thinning intensities

KU Leuven
2024
Anais
Neufkens
Bossen zijn essentieel voor de maatschappij omwille van de verschillende ecosysteemdiensten die ze ons leveren. Niettemin worden onze bossen tegenwoordig bedreigd door de klimaatsverandering, hetgeen gepaard gaat met hogere temperaturen, onregelmatige regenval en een veranderend verstoringspatroon. Om de ecosysteemdiensten die ze leveren te garanderen naar de toekomst toe, moeten we daarom ons bosbeheer richten op het verhogen van de stabiliteit van het bos tegen de klimaatsverandering. Dit betekent dat we zijn capaciteit om veranderingen te weerstaan en snel te herstellen na een verstoring moeten verhogen. Dit type van duurzaam bosbeheer wordt ook wel klimaatslim bosbeheer genoemd. Dunning is een beheermaatregel die bomen weghaalt uit het bos om zo de overige bomen meer ruimte te geven en hun groei te stimuleren. Dunning werd reeds voorgesteld als een beheeringreep die de weerbaarheid van het bos tegen klimaatsverandering kan vergroten door de competitie tussen bomen te reduceren en de droogteweerstand te vergroten. Daarom onderzochten we met het mechanistische bosmodel iLand hoe verschillende dunningsintensiteiten de stabiliteit van de soortensamenstelling en de bosstructuur tegen klimaatsverandering kunnen beïnvloeden voor het Meerdaalwoud en Heverleebos. De dunningsintensiteit geeft aan hoeveel bomen er worden weggehaald tijdens de dunning. Er werd verwacht dat een hogere dunningsintensiteit gepaard zou gaan met een hogere stabiliteit. We programmeerden het huidig bosbeheer van het bos op basis van het huidige bosbeheerplan en suggesties van de boswachters in iLand, en evalueerden vier beheerscenario’s, met name een scenario zonder beheer en een verwijdering van 5%, 10%, of 20% van het grondvlak van het bos om de acht jaar, onder variërende klimaatscenario’s. Het grondvlak van het bos is de som van de oppervlakten van de stamdoorsneden op borsthoogte in een hectare en wordt uitgedrukt in vierkante meter per hectare. Onze resultaten toonden aan dat een hogere dunningsintensiteit de soortensamenstelling en de bosstructuur sterker veranderden, alhoewel deze trend minder duidelijk was voor de bosstructuur. Het grondvlak van het bos herstelde minder goed bij een hogere dunningsintensiteit, wat het geval was voor alle klimaten behalve in het warm en droog klimaat waar de veerkrachtigheid van het bos het laagst was en niet verschillend tussen de dunningsscenario’s. Daarenboven vonden we ook dat de stabiliteit van het bos beïnvloed werd door het klimaat. Het meest extreme klimaat werd gekenmerkt door de grootste veranderingen in de boskenmerken, waarbij het aantal kleine bomen toenam en soorten zoals inheemse eiken, douglasspar en Corsicaanse den algemener werden. Ons onderzoek verkende voor het eerst in de Atlantische regio het gebruik van een mechanistisch landschapsmodel om klimaatslimme beheerstrategieën te onderzoeken en geeft suggesties voor verder onderzoek gebruikmakend van dit model.
Meer lezen

De verborgen lagen van belle époque sgraffito: een Gentse casestudy

Universiteit Gent
2024
Febe
Buysse
De decoratietechniek sgraffito siert talloze gevels in Belgische steden en biedt hedendaagse wandelaars een blik op het straatbeeld van de belle époque. Deze prachtige decoraties vereisen echter aanzienlijke zorg om hun schoonheid te behouden, maar blijven vaak onderbelicht. Dit onderzoek richt zich op Gent als casestudy, met als doel de ontwikkeling van sgraffiti in de bloeiperiode van 1895 tot 1914 in kaart te brengen.

De centrale onderzoeksvraag luidt: Hoe heeft sgraffito zich in Gent ontwikkeld en wat maakt deze decoraties uniek op het gebied van stijl en techniek? Binnen een straal van 3 km worden specifiek 38 gebouwen en gebouwen-ensembles onderzocht. Deze selectie omvat ook sgraffiti uit het interbellum, gezien de directe invloeden van de sgraffito-techniek uit de belle époque. Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, worden de decoraties en ontwerpers voornamelijk geanalyseerd via bronnenonderzoek, visuele analyse en archiefonderzoek. Dit leidt tot een indeling in vier groepen: sgraffito-pioniers, sgraffito-meesters, sgraffito-verkenners en sgraffito-erfgenamen, die samen de ontwikkeling van Gentse sgraffiti in kaart brengen.
Meer lezen

Inburgering, Taalverplichtingen & Sociale Prestaties voor Derdelanders: een juridische kijk op 'Taalwelvaartschauvinisme'

KU Leuven
2024
Simon
Venmans
Hoe kijkt het Belgische en Europese recht naar het ontnemen van sociale uitkeringen aan derdelanders wegens hun gebrek aan Nederlands? Deze politieke trend, wat ik ‘taalwelvaartschauvinisme’ noem, stoot bij haar omzetting in wetgeving op verschillende juridische, maar ook praktische bezwaren.
Meer lezen

KORTETERMIJNEFFECTEN VAN STRAW PHONATION OP DE STEMKWALITEIT VAN 65+’ERS

Universiteit Gent
2024
Casey
Dewanckele
Genomineerde longlist Scriptieprijs
Doelstellingen: Deze studie ontstond vanuit een tekort aan onderzoek naar de mogelijke effecten van stemtraining bij ouderen, een populatie die heel wat leeftijdsgebonden veranderingen ondergaat. Het doel van deze studie was de kortetermijneffecten van straw phonation (SP) op de stemkwaliteit van gezonde 65+’ers te bepalen. De effecten van SP in lucht en SP in 5 cm water werden bepaald en vervolgens vergeleken met een controlegroep zonder interventie.
Methode: Deze studie omvatte 21 gezonde 65+’ers (gemiddelde leeftijd: 74,9 jaar, min-max: 65,0-86,9) in een gerandomiseerd multigroep pretest posttest design met twee experimentele groepen en één controlegroep. De experimentele groepen ondergingen één maand tweemaal per week 20 minuten training met SP in lucht (n = 7) of SP in 5 cm waterdiepte (n = 7). De controlegroep (n = 7) onderging geen interventie. Tijdens de eerste drie sessies en de laatste sessie werden drinkrietjes (5 mm; 21 cm) gebruikt, dit in kader van comfort en transfer. Bij de overige trainingen werden roerrietjes (3 mm; 21 cm) gehanteerd om de effecten te maximaliseren. Voor (pre) en één week na (post) de interventie ondergingen alle deelnemers een klassiek logopedisch stemonderzoek met enerzijds objectieve metingen, waaronder de bepaling van multiparametrische stemkwaliteitsindexen (Dysphonia Severity Index (DSI) en Acoustic Voice Quality Index (AVQI)), maximale fonatietijd (MFT), akoestische metingen en het Voice Range Profile (VRP). Anderzijds werden subjectieve metingen uitgevoerd via zelfbeoordelingsschalen (Voice Handicap Index (VHI) en Vocal Tract Discomfort Scale (VTDS)), evenals een auditief-perceptuele beoordeling (GRBASI).
Resultaat: Enkel voor de parameter Asthenia (A) van de GBRASI werden significante tijdstip x groep interacties, een verschil in evolutie in de tijd tussen de drie groepen, aangetoond na de analyses met Linear Mixed Model. Voor de noise-to-harmonics ratio (NHR), A en Strain (S) kon een significant tijdseffect gevonden worden, wat wijst op een intrinsieke verandering in de steekproef gedurende de tijd, onafhankelijk van de groepsindeling. Analyses binnen de specifieke groepen toonden na SP in 5 cm water een significante verbetering op de NHR, A en VTDS aan. Bovendien werd een licht stijgende trend in DSI waargenomen, samen met een trend tot daling van de AVQI en jitter (indicatief voor verbetering). Daartegenover werd ook een ongewenste significante toename in S opgemerkt. Na SP in lucht waren de resultaten eerder beperkt. Hoewel er een trend zichtbaar was richting verbetering in DSI en shimmer en een lichte uitbreiding van het VRP bleek, waren de effecten na training niet significant.
Conclusie: Straw phonation kan bij gezonde 65+’ers leiden tot een positieve ontwikkeling van de stem- capaciteiten en de stemkwaliteit. De meest veelbelovende effecten werden gevonden na SP in 5 cm water. De extra weerstand verkregen na onderdompeling in water lijkt beter te compenseren voor leeftijdsgebonden veranderingen bij veroudering. Belangrijk hierbij is een geleidelijke opbouw in training. Het stimuleren tot voldoende zelfstandige training thuis zal noodzakelijk zijn om mogelijke effecten te maximaliseren. Verder onderzoek is noodzakelijk om de ideale trainingsduur, waterdiepte en diameter voor het uitvoeren van SP in deze populatie te bepalen.
Meer lezen

"Zoudt ge graag verder studeren?": gender en studiekeuze in Vlaanderen in de jaren 1970

KU Leuven
2024
Siel
Bosmans
De jaren 1970 werden gekenmerkt door de aanwezigheid van verschillende activistische groepen, waaronder de tweede feministische beweging, en een verdere democratisering van het onderwijs. Beleidsmakers wilden met de invoering van het Vernieuwd Secundair Onderwijs elk kind, van elke socio-economische achtergrond, gelijke kansen geven door onder andere de studiekeuze op een latere leeftijd te plaatsen. Ook feministen pleitten voor gelijke kansen: ze streden ervoor dat meisjes dezelfde kansen als jongens kregen, in onder andere de studie- en beroepskeuzebegeleiding. Het onderwerp van deze thesis is hoe er in de jaren 1970 in Vlaanderen werd omgegaan met studiekeuze en beroepsoriëntering en welke rol gender in die beslissing speelde. Daarbij ligt de focus op twee maatschappelijke ruimtes, de PMS-centra en de openbare omroep BRT, waarbinnen studiekeuze en beroepsoriëntering door verschillende actoren werden aangekaart, vormgegeven, gereproduceerd en bijgestuurd.

In het eerste hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de adviezen en werking van psycho-medisch-sociale centra (PMS) en de toekomstbeelden van de begeleide leerlingen van scholen in regio Leuven-Vilvoorde-Brussel. De analyse richt zich op de PMS-leerlingendossiers aan de hand van een discoursanalyse. Daarnaast worden de gebruikte testen en vragenlijsten als paper technologies benaderd. Het onderzoek in het tweede hoofdstuk richt zich op verschillende uitzendingen van de openbare omroep waarin studiekeuze en beroepsoriëntering werden besproken. De analyse heeft betrekking op de reeks Studiekeuze en beroepsoriëntering uit 1970 en 1971 en twee afzonderlijke programma’s Zin en onzin van het huwelijk uit 1973 en Het gaat niet om die ene pop uit 1975. Welke boodschap droegen de uitzendingen uit en wat maakte dat bij de kijkers los?

In beide maatschappelijke ruimtes waren traditionele genderrollen aanwezig. Zo kregen kinderen en ouders zowel via de PMS-werking als via de BRT-uitzendingen gegenderd advies. Het advies en discours bij de BRT was weliswaar gekenmerkt door een ambiguïteit: de hoofdboodschap was emancipatorisch, maar tegelijkertijd bestendigden de programmamakers door het gebruik van bepaalde beelden traditionele genderrollen. Het PMS-advies en de inhoud en vorm van de gebruikte documenten lagen daarentegen wel grotendeels in lijn met de traditionele genderrollen. Sommige individuele medewerkers doorbraken dat genderstereotype patroon bij individuele gevallen. Bij de kijkers, ouders en leerlingen was het beeld gemengd. Een deel was het niet eens met de traditionele rolpatronen en meende dat vrouwen geschikt waren voor elk beroep en de kans moesten krijgen om eender wat te studeren en worden. Anderen geloofden dat het traditionele rollenpatroon met reden bestond en dat vrouwen en mannen inherent verschilden. Daarnaast blijkt dat ook in de samenleving een genderspecifiek toekomstbeeld voor jongens en meisjes voortleefde. De meerderheid van de kijkers, ouders en leerlingen geloofden dat het huishouden en de opvoeding van kinderen behoorden tot het takenpakket van de vrouw en buitenshuis werken tot dat van de man. Zo gaven tienermeisjes aan dat ze verder wilden studeren en werken, maar dacht een deel al na hoe ze later de huishoudelijke en opvoedende taken zou combineren met buitenshuis werk. Andere meisjes stelden dat beeld wel in vraag. Jongens dachten enkel aan ‘mannelijke’ beroepen en reflecteerden niet over hoe ze later hun gezin met hun job zouden combineren.
Meer lezen

Optimalisatie en validatie van het Glypican-3 antilichaam op formol-gefixeerd humaan weefsel met behulp van de Dako Omnis

Erasmushogeschool Brussel
2024
Lieselot
Liekens
Achtergrond: 80-90% van de leverkankers worden beschouwd als een hepatocellulair carcinoom (HCC). Dit is een primaire tumor die ontstaat in de hepatocyten. Doordat HCC wordt geassocieerd met levercirrose en er een groot risico op metastasering bestaat, bedraagt de overlevingskans van patiënten slechts 50-70% binnen de vijf jaar. Een tumormerker om HCC te detecteren, is Glypican-3.

Doel: Het doel van deze bachelorproef omvat het optimaliseren en valideren van het monoklonaal antilichaam Glypican-3, zodat HCC in een vroeg stadium gedetecteerd kan worden in formol-gefixeerd humaan weefsel.

Methode: Om dit doel te bereiken, werd gebruik gemaakt van immuunhistochemie (IHC). Hierbij zal het antigen GPC3 opgespoord worden in weefsels, met behulp van het antilichaam. Het toestel dat voor deze proef gebruikt werd, is de Dako Omnis van Agilent. De kleuring werd vervolgens gevalideerd door de patholoog-anatoom aan de hand van vooropgestelde scoringscriteria en verwachtingen van NordiQC. Er kon eveneens een onderscheid gemaakt worden tussen resultaten van het ready-to-use (RTU) antilichaam en het geconcentreerd antilichaam.

Resultaten: De verkregen data geven aan dat het geconcentreerde antilichaam voldoet aan de gewenste criteria om de test succesvol te volbrengen. Bij het positieve controleweefsel kan het antigen-antilichaam complex gevisualiseerd worden door de bruine neerslag van 3‘3 diaminobenzidine. Bij de negatieve controleweefsels was, zoals gewenst, enkel de tegenkleuring van hematoxyline waarneembaar. Het RTU-antilichaam voldoet niet aan de eisen en is afgekeurd voor verder gebruik.

Conclusie: Het geconcentreerd antilichaam werd goedgekeurd voor routinematig gebruik op de Dako Omnis. Aan de hand van Glypican-3 kunnen de pathologen een duidelijk onderscheid maken tussen gezond leverweefsel en HCC. Glypican-3 is dus geschikt om HCC in een vroeg stadium op te sporen.
Meer lezen

Sanda Dia: A symbol of grievances

Universiteit Gent
2024
Francesca
Waegemans
Dit artikel onderzoekt de zaak van Sanda Dia, wiens dood na een brute ontgroening in 2018 tot nationale verontwaardiging leidde en kwesties als klassenonrechtvaardigheid en racisme aan het licht bracht. Door gebruik te maken van multimodale inhoud en thematische analyse, onderzoekt dit onderzoek hoe mediahypes en mediatisering individuen kunnen transformeren in symbolen of martelaren voor bredere sociale problematiek. Deze studie gaat in op het concept van martelaren en de rol van visuele en tekstuele toeschrijvingen bij het communiceren van deze martelaarsverhalen. De casestudy van Sanda Dia illustreert hoe de VRT een martelaarsframe in stand houdt en co-creëert door gebruik te maken van iconische foto's, inclusief publieke opinies en daaraan verbonden institutionele kwesties. Bovendien onderstreept het de kracht van visuele frames tijdens mediahypes. Het onderzoek draagt bij aan het begrijpen van de dynamische relatie tussen media en publieke perceptie. Door middel van een uitgebreide analyse van visuele en tekstuele inhoud geeft dit artikel inzicht in de constructie van het martelaarschap in de hedendaagse media. De implicaties van de studie bieden een genuanceerd perspectief op hoe mediaframes zoals een martelaar kunnen worden gecreëerd en ondersteund door een zorgvuldig samenspel van nieuwsmedia en de publieke opinie
Meer lezen

Wat is het effect van het sensibiliseren van de partner over de borstvoeding op zijn attitude hierover en het verloop van de borstvoeding zelf?

Erasmushogeschool Brussel
2024
Xander
Vereertbrugghen
In deze scriptie werd onderzocht of sensibiliseren van de man invloed heeft op het verloop van exclusieve borstvoeding en voor een succesvollere borstvoeding kan zorgen.
Om dit te onderzoeken is er een literatuurstudie gedaan en een praktijkstudie in de vorm van interviews.
Uit de resultaten van de studie bleek dat prenatale borstvoedingslessen voornamelijk de attitude van de man naar borstvoeding verbetert. Dit heeft invloed op op het verloop en de duur van de borstvoeding. Het sensibiliseren van de man over borstvoeding zorgt dus voor een langere en succesvollere borstvoeding.
Meer lezen

Welke gevolgen heeft het gebruik van XR op de leerprestaties van leerlingen tijdens geschiedenislessen?

Odisee
2024
Camille
Vermeire
Het praktijkonderzoek richtte zich op de gevolgen van het gebruik van XR op de leerprestaties van leerlingen tijdens geschiedenislessen, met de focus op de informatieverwerking en de motivatie van de leerlingen.
Het onderzoek werd uitgevoerd in vijf klassen van het vierde middelbaar van de doorstroomrichting. De klassen kregen twee lessen over Lodewijk XIV en diens vorstelijk absolutisme. De eerste les was voor alle leerlingen identiek qua inhoud, doelstellingen en werkvormen. In de tweede les was er een verschil in de werkvormen: drie klassen gebruikten XR-tools, terwijl twee klassen dat niet deden. De lessen werden afgesloten met bevragingen en een toets.
Aan de hand van de resultaten van de bevragingen en de toets werd er een conclusie getrokken.
Dit resulteerde in een lesmap voor geschiedenisleerkrachten, om te gebruiken in hun lessen. De map licht twee XR-tools toe: VR 360° video's & de app/website Google Arts & Culture.
Meer lezen

Belonging Beyond Borders: Identity Narratives and Feelings of Belonging among South Sudanese Refugees in Northern Uganda

KU Leuven
2024
Nina
SOUDAN
Genomineerde shortlist Scriptieprijs
Continued mobility has spawned a renewal of interest in the saliency of borders, opposing strengthened border securitisation to a borderless and globalised world. Current representations of the modern sovereign territorial nation-state and reification of territorial borders are increasingly contested, argued to be inconsistent with the construction and delineation of borders and boundaries in non-territorial terms.

Drawing on a micro-analysis of borders and boundaries, the purpose of this thesis is to uncover a ‘thick description’ of the ways in which South Sudanese refugees navigate borders during their mobility trajectories across the borderland between Uganda and South Sudan. Following refugees’ mobility trajectories, this thesis further aims to explore the threefold relation between subjective perceptions of borders and boundaries, the circumscription of communities of belonging, and evolving identity narratives. The particular borderland between Uganda and South Sudan, used as case study for this thesis, is characterised by a range of dynamic cross-border interactions and relations between both sides of the international border. While borders can divide sub-ethnic and/or linguistic communities, borderlands also lead to the creation of new and complex identities, often interrelated through linguistic, tribal, and cultural ties, as the findings of this research have indicated.

Based on semi-structured interviews conducted in different refugee settlements in northern Uganda, the results highlight a multidimensional perception of borders among refugees: both in a literal and symbolic sense. Although a deep sense of longing for South Sudan, and subsequent national identification, remains, refugees have demonstrated differing nationalistic, tribal, and linguistic identifications. As identification is not a linear process, affected by the evolution of time and space, refugees have demonstrated a multi- layered and interrelated process of nationalistic, tribal, and linguistic identification, grounded across multiple locations at once. By rethinking the logic of borders beyond their territorial materialisation, and by including a symbolic dimension (referring to cross-border tribal and linguistic boundaries), this thesis illustrates the diversity and complexity underlying refugee’s sense of belonging and interrelated identity narratives, subjected to continuous processes of identity negotiations.
Meer lezen

Building resilience to climate change: impact of mulching on the soil water balance and potato growth

Universiteit Gent
2024
Oluwadamilare Emmanuel
Oloyede
Climate change has a significant impact on agricultural production because of its reliance on
environmental factors. Like in most parts of the world, the climate in Belgium is changing with
projections of increase in winter precipitation and decrease in summer precipitation. With
accompanying higher temperatures, evaporation will increase, and water availability will decrease,
especially in summer. It then becomes necessary to efficiently manage soil water for sustainable
crop production. While conservation agriculture is a promising climate smart agricultural
technology, it is often considered with less focus on mulching, one of the pillars of CA. In cases
where mulching has been studied, it was mostly under conventional tillage system, and about yield
and greenhouse gases emission. Since there is no one-size-fits all on soil water management. It is
imperative to conduct strategies suitable to local conditions. Potato is a staple crop in Belgium,
and it is drought sensitive. This makes it susceptible to effects of climate change. Therefore, this
research studied the impacts of mulching, under reduced tillage, on soil water balance and potato
growth as an adaptation strategy to climate change in the Flemish agricultural context.
A field experiment was conducted on a bio-parcel of the Flanders research institute for agriculture,
fisheries and food in Melle, East Flanders, Blegium. This study evaluated the effects of two
different mulch thickness (6 cm and 12 cm) against bare soil (no mulch) on evapotranspiration
(ET), potato growth, yield and water use efficiency (WUE). An adapted soil water balance
equation was used to determine ET; plant height and leaf area index (LAI) were used as parameter
of crop growth; and WUE was determined as a quotient of yield and ET. Data collected were
subjected to analysis of variance and significantly different means were separated using Tukey’s
Honestly Significant Difference (HSD) at 5% level of significance.
This study revealed that soil structural quality and soil water content improved under mulch; 12
cm mulch performed best in preventing drought stress during low rainfall; ET increased with
increasing mulch thickness though not significantly; 12 cm mulch significantly increased LAI
compared to other treatments; and yield and WUE were not significantly different among the
treatments though 6 cm and 12 cm mulch increased yield by 7.4% and 10.9% respectively.
Meer lezen

Problematic Content and Online Harm in the Lived Experience of Neurodivergent Social Media Users

Universiteit Antwerpen
2024
Hanne
Goor
Sociale media worden vandaag de dag door heel veel mensen gebruikt. Dit gaat gepaard met bezorgdheden over veiligheid en online harm. Eerder onderzoek heeft al uitgebreid de kenmerken en gevolgen van online harm onderzocht. Aangezien sociale media platformen negatieve effecten voornamelijk proberen tegen te gaan via content moderatie, hebben onderzoekers ook dit aspect van sociale media al uitgebreid besproken. Niettemin is de motivatie van platformen om hun content te modereren niet enkel om hun gebruikers te beschermen, maar willen ze vooral wettelijke en commerciële doeleinden volgen. Dit maakt dat de ervaring van de gebruiker niet de belangrijkste leidraad is voor platformen bij het opstellen van beleid en het opmaken van hun content moderatie systeem. In deze studie staat de ervaring van de gebruiker centraal. Aan de hand van diepte-interviews met neurodiverse sociale media gebruikers, wordt er inzicht verkregen in hoe deze groep problematische content ervaart, alsook de mogelijke negatieve effecten die deze content kan teweegbrengen. Door specifiek te focussen op neurodiversiteit als doelgroep, worden de noden van deze vaak vergeten minderheidsgroep aan het licht gebracht.
Meer lezen

Compact space spectrometer benefitting climate change monitoring

Vrije Universiteit Brussel
2024
Matéo
Yerlès
Ik heb een ruimtespectrometer ontworpen voor het monitoren van klimaatverandering die betere prestaties levert dan de state-of-the-art in elk domein. De omvang is 90 keer kleiner, waardoor de satelliet in één CubeSat-eenheid past. De ruimtelijke resolutie is beter (<5 km) voor een swathbreedte van 1000 km groter voor een totaal van 3700 km. En het geanalyseerde spectrum is veel groter.
Meer lezen

De Wereld Rond in 45 Minuten: een Kritische Reflectie op de Processen van Betekenisvorming in Vlaamse Reisprogramma's

Universiteit Gent
2024
Hannah
Boen
Hoewel reisprogramma’s razend populair zijn, is de manier waarop ze bestemmingen,
culturen en bevolkingen representeren onderbestudeerd. Door de dalende interesse in nieuws, hebben reisprogramma's steeds meer invloed op hoe publieken culturen zien. Deze paper onderzoekt hoe betekenis gecreëerd wordt in het genre, en hoe deze processen van betekenisgeving zich uiten in Vlaamse reisprogramma’s die vallen binnen de categorie factual entertainment. Als een van de eerste onderzoeken in het veld, gebruikt deze studie een multimethodologisch onderzoeksopzet. Inzichten uit descriptieve tekstuele analyses en expert interviews werden gecombineerd via een reflexieve thematische analyse. Bovendien werden deze kwalitatieve inzichten gesupplementeerd aan de hand van een kwantitatieve contentanalyse. De
resultaten tonen aan dat de druk die reisprogrammamakers ervaren om kijkers entertainende verhalen te bieden, hun ethische plichten met betrekking tot de gebruikte
representatiestrategieën overschaduwt. Praktijken die othering, wat kan gedefinieerd worden als het stimuleren van wij/zij denken, in de hand werken, werden geregeld geobserveerd. Echter werden deze processen verdoezeld aan de hand van stijlelementen. Reisprogrammamakers hanteren een ‘esthetiek van authenticiteit’, wat slaat op een visuele en narratieve stijl die de geconstrueerdheid van reisprogramma’s benut om een illusie van ‘echtheid’ creëren. Deze esthetiek doet uitschijnen dat stereotiepe beelden gastculturen objectief beschrijven. Hoewel deze kwalijke trend af en toe werd uitgedaagd door zowel makers als geportretteerden, schieten de huidige productiepraktijken te kort om dit probleem systematisch aan te pakken. Daarom pleit dit artikel voor de implementatie van meer representatieve verantwoordelijkheid binnen de productie van reisprogramma's, omdat dit een kritische reflectie mogelijk maakt met betrekking tot de gebruikte representatiestrategieën.
Meer lezen

Identifying inter-growth form differences and seasonal dynamics in leaf spectral and functional traits of lianas and trees in a tropical forest

Universiteit Gent
2024
Elise
Huysman
Lianen zijn structurele parasieten die bomen beklimmen om toegang te krijgen tot de bovenste bladerdaklaag. Hun abundantie en biomassa nemen toe in de Neotropen, wat waarschijnlijk de werking van deze tropische gebieden beïnvloedt. Lianen hebben minder structureel weefsel en beperken de groei van bomen, waar door de aangetaste bossen minder koolstof vastleggen. Hun bladreflectie is gemiddeld hoger dan die van bomen, wat de spectrale signatuur van de tropische bossen verandert.
Deze studie onderzoekt de structurele en biochemische bladkenmerken van lianen en bomen in een secundair tropisch regenwoud in Panama. De onderzochte kenmerken omvatten bladdikte, equivalente waterdikte (C), bladmassadichtheid (LMA) en koolstof- en stikstofgehalte, evenals hun stabiele isotopen δ13C en δ15N. Daarnaast wordt de bladreflectie tussen 350 en 2500 nm onderzocht, met de focus op verschillen tussen de twee groeivormen en hoe deze kenmerken variëren met seizoensveranderingen. Door een combinatie van bladkenmerkmetingen en hyperspectrale reflectiegegevens, werden statistische testen en lineaire gemengde effectenmodellen gebruikt om de gegevens te analyseren.
De resultaten onthullen significant lagere LMA, C en δ13C-gehalte voor lianen dan voor bomen. Seizoensgebondenheid heeft geen significant effect op de bladkenmerken. De reflectie van lianenbladeren is significant hoger dan die van bomen in twee van de vier waterbanden in het kortgolvig infraroodgebied en het groene gebied. Daarnaast beïnvloeden seizoensvariaties de reflectie-eigenschappen van bomen. Ze blijken significant verschillende reflecties te hebben tussen seizoenen in de twee overgebleven waterbanden en het nabij-infraroodgebied. Lianen daarentegen worden niet significant beïnvloed door seizoensgebondenheid in de vooraf bepaalde banden. De Kullback-Leiber divergentie van de reflectiespectra tussen seizoenen is meer dan 4 keer groter voor bomen dan voor lianen. Deze bevindingen suggereren dat onderzoek naar de reflectie van boombladeren seizoensgebondenheid in aanmerking moet nemen. Voor lianen daarentegen lijkt de reflectie weinig beïnvloed door seizoensgebondenheid. Zowel de bladkenmerken als de reflectie van lianen lijken stabiel te zijn gedurende het natte en droge seizoen.
Onze bevindingen suggereren dat de onderscheidende structurele en biochemische kenmerken van lianen en bomen een cruciale rol spelen in hun ecologische strategieën en interacties binnen het bosecosysteem. Verder benadrukt de studie het potentieel van hyperspectrale reflectie als een proxy voor het monitoren van blad v kenmerken. Deze inzichten dragen bij aan een beter begrip van de ecologische rollen van lianen en bomen en hun reacties op milieuveranderingen, wat essentieel is voor het voorspellen van de gevolgen van klimaatverandering voor tropische bosecosystemen
Meer lezen

Samen wonen zonder zorg(en)? Verkennend onderzoek naar de ervaring van bewoners van senior cohousing

Vrije Universiteit Brussel
2024
Britt
Hessels
Deze thesis onderzoekt de ervaring van bewoners, van wonen in een specifiek senior cohousingproject in België. Met de vergrijzing, economische verschuivingen en de vermaatschappelijking van de zorg als achtergrond, richt het onderzoek zich op alternatieve woonvormen om te voldoen aan diverse behoeften van een groeiende groep ouderen. Met behulp van vragenlijsten verspreid onder de bewoners van 9 Abbeyfieldwoningen in België, wordt inzicht verkregen in de invloed van wonen in een Abbeyfieldwoning op thema's als langer goed leven, fysieke gezondheid, sociale relaties, participatie en goed nabuurschap. Het onderzoek toont aan dat Abbeyfieldwoningen aantrekkelijk zijn voor 55-plussers vanwege sociale interactie, gemeenschapsgevoel en gemeenschappelijke activiteiten. Participatieve besluitvorming en wederzijdse zorg binnen senior cohousing verbeteren zowel fysieke als mentale gezondheid en versterken sociale relaties en levenskwaliteit. Bovendien biedt senior cohousing diverse mogelijkheden voor betrokkenheid en participatie, wat de collectieve dimensie van wonen in een Abbeyfieldhuis versterkt. De conclusie van dit onderzoek belicht diverse aspecten van wonen in een Abbeyfieldwoning. Terwijl een vaststaand profiel van bewoners, verhuisredenen en aantrekkingsfactoren worden geïdentificeerd, komen ook positieve ervaringen rond thema’s gelinkt aan samenwonen in een Abbeyfieldwoning aan bod. Echter wordt ook duidelijk dat dit niet zonder zorgen gebeurt. Het wonen in een Abbeyfieldhuis is geen vervanging voor residentiële zorg, maar een aanvulling op het woonaanbod voor ouderen. Het brengt nieuwe uitdagingen met zich mee die niet te negeren zijn, zoals omgaan met conflicten en een positieve samenwoonervaring bevorderen. Desondanks blijkt uit het onderzoek dat cohousing een alternatieve en waardevolle manier van samenleven is voor mensen boven de 55 jaar, die aandacht verdient in het bredere debat over huisvesting en zorg voor ouderen.
Meer lezen

Optimalisatie en validatie van KRAS mutatie screening via ddPCR

Erasmushogeschool Brussel
2024
Wout
Rathé
Het doel van deze bachelorproef is het optimaliseren en valideren van de Kirsten Rat Sarcoma (KRAS) screening test via digital droplet polymerase chain reaction (ddPCR). De stalen die gebruikt worden in deze bachelorproef zijn formalin-fixed and paraffin-embedded (FFPE) patiëntenstalen waarvan de fractionele abundanties reeds bekend zijn met behulp van Next Generation Sequencing (NGS). De resultaten van deze studie werden verkregen via de QX600 Droplet Reader (Bio-Rad), dat gebruik maakt van de QuantaSoft™ software. De resultaten van het optimalisatie gedeelte geven aan dat deze methode het meest optimaal werkt bij een annealings/elongatie temperatuur van 53°C en zonder gebruik van restrictie enzymen (RE) en uracil-DNA-glycosylase (UDG). Daarnaast werkt deze methode ook het best bij een lagere DNA-input en bedraagt de limit of blank (LOB) 0,9% variant allel frequentie (VAF). De resultaten van het validatie gedeelte geven aan dat deze methode een kwantitatieve detectielimiet (LOQ) van 1% heeft, hierbij kan deze methode lineair, precies en accuraat meten. In het algemeen kan er geconcludeerd worden dat deze methode zeer lage fractionele abundanties kan detecteren in FFPE stalen, ook met lagere DNA-input hoeveelheden. Deze gevalideerde methode kan in de routine ingezet worden als verificatie methode voor NGS borderline varianten in het KRAS gen.
Meer lezen

Additive manufacturing of ferromagnetic parts for electrical machines

Universiteit Gent
2024
Lukas
Lammens
Deze paper onderzoekt de mogelijkheid van
kristallografische oriëntatie tijdens additieve vervaardiging.
Elektrische machines maken gebruik van korrel georiënteerd of
niet-korrel georiënteerd elektrisch staal, afhankelijk van de
toepassing. De kristallografische oriëntatie van het staal is
belangrijk om de energieverliezen, en daarmee het
energiegebruik van de machine, te verminderen. Additieve
vervaardiging biedt de mogelijkheid om nieuwe ontwerpen met
hoge geometrische complexiteit te creëren, maar er is geen
mogelijkheid om de kristaloriëntatie van de afgezette materialen
te controleren tijdens het additief vervaardigingsproces. Deze
paper onderzoekt het gebruik van Fe6.5Si deeltjes, die onder
magnetische verzadiging worden gebracht door ze vooraf te
magnetiseren in een op maat gemaakt magnetisch circuit. De
remanentie van de deeltjes zal een magnetisch moment creëren,
dat zal proberen de deeltjes te oriënteren tijdens de extrusie
onder invloed van een magnetisch veld. Dit maakt additieve
productie mogelijk van componenten met hoge dichtheid van
Fe6,5Si voor elektrische machines met geprefereerde
kristaloriëntaties. Geteste proefstukken tonen oriëntatie met lage
intensiteit. Dit suggereert dat kristalrotatie mogelijk is tijdens
het 3D-micro-extrusieproces. De rotatie wordt mogelijk
gedeeltelijk voorkomen door de hoge viscositeit van het
pastamateriaal.
Meer lezen

In situ visits by the Inter-American Court of Human Rights

Universiteit Gent
2024
Maja
Dehamers
Deze thesis onderzoekt de in situ bezoeken van het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens. Dit regionale mensenrechtenhof, dat sinds 1979 zetelt in San José, Costa Rica, heeft sinds 2012 al meerdere plaatsbezoeken gedaan tijdens rechtszaken. Deze thesis onderzoekt het juridisch kader van deze plaatsbezoeken en behandelt de factoren die de – uitzonderlijke – beslissing om een plaatsbezoek uit te voeren, beïnvloeden. Daarnaast wordt ook het verloop van een plaatsbezoek uiteengezet en wordt ten slotte de mogelijke invloed van een plaatsbezoek op het verder verloop van de zaak onderzocht. Voor dit onderzoek werden zeven van de acht rechtszaken met een plaatsbezoek uitgebreid bestudeerd en werd een interview afgenomen met een functionaris van het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens. Daarnaast werd doorheen het hele onderzoek literatuur geraadpleegd. Aan de hand van deze methoden werd duidelijk dat dit een langzaamaan gegroeide praktijk was, ontwikkeld doorheen de zeven rechtszaken. Het juridisch kader en het concrete verloop van de plaatsbezoeken worden uitgebreid beschreven. Uit het onderzoek blijkt dat plaatsbezoeken niet alleen worden georganiseerd om bijkomend bewijst te verzamelen, maar dat ze ook gericht kunnen zijn op het horen van derden of zelfs een publiciteitsdoeleinde zouden kunnen hebben. Het organiseren van een bezoek wordt beïnvloed door factoren zoals de feiten van de rechtszaak, de toestemming van de betrokken Staat en praktische overwegingen. Een gebrek aan toestemming van de slachtoffers en hun vertegenwoordigers is echter niet doorslaggevend. Plaatsbezoeken lijken rechtszaken te beïnvloeden door de duur ervan te verlengen, hoewel hiervoor ook andere verklaringen te vinden zijn. Daarnaast blijkt het nog onduidelijk te zijn welk gewicht er in de uiteindelijke uitspraak wordt gegeven aan het bewijs verzameld tijdens het plaatsbezoek. Ten slotte blijkt ook dat het aantal verwijzingen naar het plaatsbezoek in de uitspraak evolueerde van quasi geen tot een groter aantal.
Meer lezen

Characterising neurophysiological processes behind Information Processing Speed in Multiple Sclerosis

Vrije Universiteit Brussel
2024
Olivier Daniel
Burta
In mijn scriptie onderzocht ik de processen onderliggend aan tekorten in de snelheid van informatieverwerking bij mensen met multiple sclerose. Dankzij magnetische hersenmetingen tijdens een cognitieve test, gecombineerd met een datagedreven analysemethode gebaseerd op artificiële intelligentie, kon ik voor het eerst een zeer gedetailleerde beschrijving geven van de hersennetwerken die betrokken zijn bij de snelheid van informatieverwerking.
Meer lezen

The Agency of Wives of Diplomats through Charity: The Belgian Relief Fund in First World War Japan

KU Leuven
2024
Katelijne
Voorbij
Deze scriptie bevat een historische studie naar liefdadigheid georganiseerd door vrouwen van diplomaten tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hiervoor werd een liefdadigheidsorganisatie die uitging van de Belgische Legatie in Tokio, het Belgian Relief Fund, gebruikt als casestudy. Door gebruik te maken van een uitgebreide verzameling van primaire bronnen, werpt deze scriptie licht op verschillende aspecten van liefdadigheid binnen een diplomatieke context.
Meer lezen