Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Het bevat intussen al meer dan 8.000 artikels en volledige scripties van bachelor- en masterstudenten die sinds 2002 hebben deelgenomen aan de Vlaamse Scriptieprijs.

The shadow of coloniality over Namibia's green hydrogen rush

Universiteit Gent
2025
Kirsten
Masil
Deze thesis onderzoekt de transitie naar groene waterstof in Namibië door een dekoloniaal perspectief, met een focus op hoe het concept coloniality zich manifesteert in het Namibische waterstofdiscours. Door gebruik te maken van Critical Discourse Analysis (CDA) en de dekoloniale theorie, verkent het onderzoek welke ideeën in het narratief van de Namibische overheid wijzen op coloniality of power, knowledge en being. De analyse brengt vier belangrijke thema’s aan het licht: de nadruk op economische groei, de afhankelijkheid van buitenlandse investeringen en kapitaal met als hoofddoel de export van waterstof, het geloof dat industrialisatie de enige weg is naar sociaal-economische welvaart, en de framing van Namibië als een wereldwijde voorloper op het gebied van waterstof. Deze thema’s tonen patronen van ecologisch imperialisme, waarbij Namibië’s toekomst wordt vormgegeven door externe actoren en neoliberale economische structuren. De bevindingen laten zien dat Namibië’s strategie historische afhankelijkheidspatronen versterkt, waarbij exportgerichte beleidsmaatregelen en buitenlandse investeerders voorrang krijgen boven lokale energie-soevereiniteit. Het discours negeert alternatieve kennissystemen, wat duidt op coloniality of knowledge. Daarnaast weerspiegelt het discours coloniality of being door Namibië voornamelijk te positioneren als leverancier van grondstoffen, waarbij de toekomstvisie sterk wordt afgestemd op westerse modellen. Dit onderzoek draagt bij aan de dekoloniale energietransitie-studies door empirische inzichten te bieden in de koloniale invloeden binnen Namibië’s groene waterstofnarratief. De studie pleit voor een rechtvaardigere en meer inclusieve energietransitie die bestaande machtsstructuren doorbreekt en ruimte maakt voor diverse epistemologieën. Het roept op tot kritische reflectie over hoe koloniale erfenissen nog steeds het energiebeleid in het mondiale Zuiden beïnvloeden.
Meer lezen

Die PMD-zak, wat doen we daar nu eigenlijk mee?

Universiteit Gent
2025
Xander
Van Eeckaute
In mijn scriptie (thesis) deed ik een experimentele studie naar wat de invloed van het mengen van verschillende polyolefinen is op hun producten gevormd uit pyrolyse. Ik heb de meestgebruikte plasticsoorten gepyrolyseerd in een gloednieuwe bench-scale continue pyrolyse-unit en dan alle resultaten geanalyseerd. Ik kwam tot de conclusie dat, onder deze specifieke condities, het mengen van verschillende plastic soorten geen invloed had op het pyrolyseproces. Dit is een veelbelovend resultaat voor de toekomst van de chemische recyclage.
Meer lezen

Rubens' portretkunst als spiegel voor zijn interesse in fysiognomie

Universiteit Gent
2025
Mariette
Van Gysegem
Mijn onderzoek bekijkt de portretpraktijk van Peter Paul Rubens vanuit een fysiognomische lens. Vooraleer dit denkkader kan toegepast worden op zijn oeuvre, wordt Rubens' fascinatie voor fysiognomie in zijn culturele context bekeken. Het vertrekt vanuit de oorsprong en ontwikkeling van het gedachtegoed om zo het belang in de leefwereld van Rubens te contextualiseren. Vervolgens onderzoekt het de connectie tussen fysiognomie en de vroegmoderne kunstpraktijk. Hierna wordt ingezoomd op Rubens' aantoonbare interesse in het onderwerp als vereiste voor het gebruik van een fysiognomische lens.

Daarna wordt het fysiognomisch denkkader toegepast op case-studies binnen zijn oeuvre. Hierbij richt de beeldanalyse zich op vorm, kleur en textuur, aangezien bestaand onderzoek vaak enkel naar vorm keek. Voor de karaktertypologie werden primaire zeventiende-eeuwse fysiognomische traktaten bestudeerd en zo de typerende elementen van verschillende karaktertypes geïdentificeerd om ze toe te passen op de case-studies. De afbakening tot portretkunst is een logisch gevolg van het gezicht als primaire plek voor de fysiognomische lezing. Binnen zijn portretten wordt gefocust op familieportretten en kopieën naar oude meesters aangezien hij bij deze genres het meeste vrijheid had om te experimenteren.

Voor deze analyse werd een methodologie ontwikkeld die vertrekt vanuit het uitgangspunt van de fysiognomie, waarbij het uiterlijk en het innerlijk van een persoon onlosmakelijk verbonden zijn. Het onderzoek bekijkt deze connectie in twee richtingen. Ten eerste worden familieportretten geanalyseerd om te onderzoeken in hoeverre het innerlijk iets zegt over het uiterlijk, met het sanguinische temperament als uitgangspunt, omdat dit karaktertype als positief en zeldzaam werd beschouwd en Rubens vermoedelijk warme genegenheid voor zijn familieleden voelde. Ten tweede worden zijn kopieën naar oude meesters bestudeerd om de omgekeerde richting te ondervragen. Het uitgangspunt is de beeldanalyse van visuele aanpassingen die Rubens doorvoert in zijn kopie ten opzichte van het origineel. Vervolgens wordt gekeken of deze aansluiten bij de representatie van een specifiek innerlijk karakter.

De analyse toont hoe Rubens systematisch ronde vormen, roodheid en glanzende huidaccenten gebruikte, kenmerken die overeenstemmen met het sanguinische temperament, dat in zijn tijd overwegend positief gewaardeerd werd. Hierdoor creëerde Rubens een fysiognomisch ideaaltype dat functioneerde binnen de beeldcommunicatie met zijn publiek. Dit onderzoek vult een lacune in de bestaande literatuur, die vaak enkel de passies en niet de fysiognomie in Rubens’ werk behandelde. Bovendien wordt dit gedachtegoed nooit bekeken zij-aan-zij met het effectieve kunstwerk, hoewel deze combinatie cruciaal is. Het besluit dat Rubens’ intellectuele fascinatie voor fysiognomie niet enkel een persoonlijke interesse was, maar een diep ingebed cultureel referentiekader dat zijn portretkunst beïnvloedde.

Deze studie opent de weg om Rubens’ intellectuele interesses concreet te verbinden met zijn oeuvre en suggereert verdere uitbreiding via technische beeldanalyses zoals kleuranalyse en reflectografie. Daarnaast vormt ze een vertrekpunt om ook andere categorieën binnen zijn portretkunst, zoals de keizerportretten, door een fysiognomische lens te bestuderen. Verdere analyses kunnen nagaan hoe andere temperamenten werden verbeeld en in welke mate Rubens’ leerlingen en tijdgenoten dit gedachtegoed overnamen of er eigen invullingen aan gaven.
Meer lezen

“Het is maar een gsm”: partner phubbing en relationele betekenisgeving

Universiteit Gent
2025
Debbie
Cool
Dit onderzoek laat zien dat phubbing, het negeren van je partner voor je smartphone, een veelvoorkomend fenomeen is dat relaties kan belasten. Hoe partners dit ervaren en ermee omgaan, hangt af van context, intentie en gezamenlijke digitale afspraken. Het benadrukt hoe moderne technologie dagelijkse relaties vormt en het belang van duidelijke communicatie en gezonde digitale gewoonten.
Meer lezen

EEN ‘GROENE’ FAST-FASHION WAARDEKETEN: UTOPIE OF OPTIE?

KU Leuven
2025
Anna
Sato
Deze thesis met als titel “Een ‘groene’ fast-fashion waardeketen: utopie of optie?” heeft als overkoepelend onderwerp de ecologische duurzaamheid van de fast-fashion waardeketen. Het onderzoekt meer specifiek of het huidig juridisch kader van de Europese Unie een transparante en duurzame fast-fashion waardeketen mogelijk maakt. Het onderzoek focust zich hierbij op drie onderscheiden fases in de waardeketen, namelijk de productie-, communicatie- en afdankfase, waarrond ook de structuur van de thesis is opgebouwd. De keuze hiervoor is ingegeven door de situering in deze fases van de drie problemen uit de probleemstelling.

In de productiefase wordt meer bepaald gekeken naar het materiaal waarmee kleding geproduceerd wordt en de ecologische gevolgen ervan. In de communicatiefase krijgen greenwashing en misleidende groene claims vervolgens bijzondere aandacht. Ten slotte in de afdankfase staan kleding- en textielafval en de verwerking ervan of het gebrek eraan centraal. Voor elk van deze drie fases worden verschillende (nieuwe) Europese instrumenten nader besproken en wordt er vergeleken met de aanpak door Frankrijk, een koploper op het vlak van regelgeving over mode en duurzaamheid. Er wordt meer specifiek nagegaan of de EU- regelgeving ervoor zorgt dat de consument uiteindelijk verzekerd kan zijn dat hij een kledingstuk heeft aangekocht dat gemaakt is van recycleerbare materialen, zonder greenwashing claims op de markt is gebracht en op het einde van zijn levensduur niet op een afvalberg belandt. De evaluatiecriteria die hierbij de rode draad vormen, zijn: duurzaamheid, bescherming van de consument en rechtszekerheid. Door de verschillende instrumenten te beschrijven en daarna te evalueren, hoopt deze thesis zowel de successen als lacunes ervan in kaart te kunnen brengen. De evaluatie zal duidelijk maken dat ondanks stappen in de goede richting, er in elke fase nog tekortkomingen bestaan waardoor het lineaire bedrijfsmodel te weinig uitgedaagd wordt en de transitie naar een duurzamer model bemoeilijkt wordt.

Ten slotte heeft deze thesis als doel om op basis van de beoordelingsresultaten faseoverstijgende aanbevelingen te doen aan het huidig Europees regelgevend kader om het performanter te maken. Hoewel de werkelijke impact afhangt van de gedelegeerde handelingen, de effectieve implementatie en de kwaliteit van toezicht kunnen toch enkele suggesties gegeven worden.
Meer lezen

Sjorren aan de toekomst: een beleidsanalyse in functie van een duurzame toekomst voor Vlaamse jeugdbewegingen

Universiteit Gent
2025
Cato
De Roover
Het onderzoek analyseert de kwetsbaarheid van Vlaamse jeugdbewegingen, die onder druk staan door gebrekkige infrastructuur, administratieve lasten, dalende ledenaantallen en veranderend vrijwilligersengagement. Via een kwalitatieve beleidsanalyse, gebaseerd op literatuur, interviews en een participatiemoment, werden vijf beleidsalternatieven ontwikkeld om een duurzame toekomst voor Vlaamse jeugdbewegingen te stimuleren. Twee daarvan, "Zelfstandiger Jeugdwerk" en "Opgewaardeerd Jeugdwerk", bieden het meeste potentieel. Het eerste bevordert de oprichting van ondersteunende vzw’s om lokale groepen meer autonomie te geven. Het tweede stelt een onderzoek en campagne voor om de maatschappelijke en economische waarde van jeugdwerk beter in de verf te zetten. Daarnaast formuleert de scriptie nog twee bijkomende aanbevelingen: het verminderen van de versnippering van administratieve taken via het Verenigingsloket en het versterken van de Vlaamse Jeugdraad als participatiekanaal.
Meer lezen

Discours als wapen? Zuid-Afrika’s genocidezaak tegen Israël in het Amerikaanse Regime of Truth

Universiteit Antwerpen
2025
Kato
Pion
Zuid-Afrika daagde Israël voor het Internationaal Gerechtshof op basis van het genocideverdrag. De zaak beperkte zich niet tot het juridische: ze bracht een verschuiving teweeg in het discours, waarbij ook het tegenverhaal van Zuid-Afrika weerklank kreeg.
Zo demonstreert mijn thesis hoe het recht kan functioneren als podium voor betekenis en macht.
Meer lezen

Game of Tones A longitudinal analysis of media tone towards political parties in Flemish newspapers (2004-2024)

Universiteit Antwerpen
2025
Janne
Verschraegen
Hoe politieke partijen in de media worden voorgesteld, beïnvloedt hoe burgers hen waarnemen, beoordelen en uiteindelijk ook stemmen. Evaluatieve toon functioneert daarbij als een belangrijke interpretatieve shortcut. Deze studie onderzoekt hoe de toon van nieuwsberichtgeving over Vlaamse politieke partijen geëvolueerd is tussen 2004 en 2024, en in welke mate er structurele verschillen bestaan tussen partijen en tussen kranten.

Met behulp van een RoBERTa-taalmodel wordt op zinsniveau het sentiment gemeten in meer dan 275.000 artikels uit zeven Vlaamse kranten. De analyse toont dat negatieve berichtgeving structureel overheerst, maar dat deze geleidelijk is afgenomen over de tijd. Tegelijkertijd worden systematische verschillen vastgesteld tussen partijen en tussen kranten. Vlaams Belang en N-VA worden over de hele periode het meest negatief voorgesteld, terwijl Groen vaker voorkomt in positieve contexten. Kwaliteitskranten zoals De Morgen, De Standaard en De Tijd zijn in het algemeen kritischer dan populaire kranten zoals Het Laatste Nieuws, Het Nieuwsblad, Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg. Opvallend is dat die kwaliteitskranten relatief minder negatief zijn over Vlaams Belang dan de populaire kranten.

Hoewel alle partijen een lichte afname in negativiteit vertonen, daalt het negatieve sentiment tegenover Vlaams Belang het sterkst, wat mogelijk wijst op een proces van normalisering. PVDA vormt hierop een uitzondering: de partij is de enige waarvoor het negatieve sentiment (licht) toeneemt over de tijd. Beperkingen van het onderzoek liggen in het feit dat het model niet gefinetuned werd op de Vlaamse politieke context, en dat de analyse geen objectieve maatstaf hanteert voor bias, maar enkel patronen van toon in kaart brengt. Toekomstig onderzoek kan nagaan welke factoren bijdragen aan verschillen in toon, bijvoorbeeld door te controleren voor electorale macht, partijcommunicatie en issue coverage.
Meer lezen

Making Sense: Materiality, Memory and Imagination in Max Porter’s Grief is the Thing with Feathers and Lanny

KU Leuven
2025
Nils
Van den Keybus
Hoewel 4E-narratologie zich bij uitstek leent voor het bestuderen van de interactie tussen belichaamde lezers en narratieve teksten, wordt de materialiteit van dat narratief vaak over het hoofd gezien. Materiële benaderingen daarentegen leggen juist de nadruk op de tekstuele materialiteit, maar besteden zelden aandacht aan de rol van belichaamde lezers. Door beide theoretische stromingen met elkaar te verbinden, probeer ik deze kloof te overbruggen en de onscheidbaarheid van tekst, materialiteit en belichaamde lezers aan te tonen.

Aan de hand van close readings van het werk van Max Porter illustreer ik de theoretische en methodologische meerwaarde van het integreren van tekstuele materialiteit in de 4E-theorie. De manieren waarop Grief is the Thing with Feathers en Lanny lezers uitnodigen om zich onbekende lichamen, bewegingen en vormen van waarneming voor te stellen, kunnen slechts ten volle worden begrepen wanneer zowel tekstuele als niet-tekstuele middelen in beschouwing worden genomen.

Ik argumenteer dan ook dat de interactie tussen lezers en materieel gevormde narratieve teksten niet zomaar kan worden opgedeeld in verbale en materiële componenten. Deze scheiding is kunstmatig en leidt tot een onvolledig beeld. Ik stel dat lezers narratieven begrijpen via zintuiglijke verbeelding, waarbij zij ervaringssporen combineren met aanwijzingen in verschillende modaliteiten om perceptuele ervaringen te ensceneren. Alleen door tekst en materialiteit gelijktijdig te onderzoeken kunnen we begrijpen hoe lezers betekenis geven aan narratief.
Meer lezen

De interne antenne: naar een sterkere connectie tussen medewerkers en leidinggevenden bij VRT

Hogeschool West-Vlaanderen
2025
Shakira
Van Rymenant
In mijn bachelorproef zocht ik uit hoe het vertrouwen tussen de directie en medewerkers bij VRT kan groeien. Ik sprak met collega’s, analyseerde hun noden en ontwikkelde drie communicatieproducten die zorgen voor meer transparantie, persoonlijk contact en echte verbinding op de werkvloer.
Meer lezen

Fostering Political Solidarity through Language. A Diachronic Analysis of Politeness Strategies in Zelensky’s Addresses to the European Parliament

Universiteit Antwerpen
2025
Sien
Moens
Deze thesis heeft tot doel kritische inzichten te verschaffen in het discours dat president Volodymyr Zelensky gebruikt in zijn toespraken voor het Europees Parlement in de beginfase van het Russisch-Oekraïense conflict (2022-2024). Aan de hand van politieke discoursanalyse (PDA) en het kader van de beleefdheidstheorie worden verschillende beleefdheidsstrategieën onderzocht die de Oekraïense president gebruikt om de face-threatening act (FTA) die ten grondslag ligt aan zijn toespraken (het eisen van militaire en economische steun voor Oekraïne) te verzachten, terwijl hij tegelijkertijd de gedeelde waarden en solidariteit met zijn Europese bondgenoten versterkt. De thesis streeft ernaar een kritisch en breder inzicht te bieden in Zelensky's discours op het Europese toneel, om de complexe relatie tussen taal en publieke diplomatie in een context van urgente oorlogstijd verder te onderzoeken.
Meer lezen

DE ADOLESCENTE MOSLIM ALS IDENTITEITSZOEKER: EEN KWALITATIEVE STUDIE BIJ HULPVERLENERS NAAR RADICALISERING ALS EEN PROCES IN RELATIE TOT DE ADOLESCENTIE ALS LEVENSFASE

Universiteit Gent
2025
Rania
Ikoubaân
Deze masterproef onderzoekt hoe hulpverleners radicalisering bij adolescenten binnen een islamitische context begrijpen, met bijzondere aandacht voor de rol van identiteitsontwikkeling en de uitdagingen van de adolescentiefase. Sinds de aanslagen van 9/11 en de opkomst van homegrown terrorism is radicalisering een centraal thema geworden in zowel het publieke als wetenschappelijke discours. Desondanks ontbreekt een eenduidige definitie en worden radicalisering, extremisme en terrorisme vaak ten onrechte met elkaar en met de islam geassocieerd. Eerder onderzoek richtte zich vooral op justitiële dossiers of op de ervaringen van geradicaliseerde individuen, waardoor het perspectief van hulpverleners onderbelicht bleef. In dit kwalitatieve onderzoek werden twaalf bestaande, semi-gestructureerde interviews met Belgische hulpverleners geanalyseerd volgens een thematische analyse. De analyse toont dat hulpverleners radicalisering niet zien als een geïsoleerd ideologisch fenomeen, maar als een betekenisvolle oplossingspoging voor onderliggende psychische en sociale kwetsuren, vaak gerelateerd aan migratiepijn, structurele uitsluiting, intergenerationele conflicten en identiteitsproblemen. De adolescentiefase wordt door hulpverleners beschouwd als een periode van verhoogde kwetsbaarheid, waarin radicalisering kan fungeren als een poging om met gevoelens van onzekerheid, vervreemding en identiteitsvragen om te gaan. Deze bevindingen onderstrepen de noodzaak van een genuanceerde benadering van radicalisering, die oog heeft voor de individuele beleving en de bredere maatschappelijke context, en bieden waardevolle aanknopingspunten voor beleid en klinische praktijk.
Meer lezen

Wat zijn de meest effectieve educatiestrategieën voor verpleegkundigen om het vocht- en natriumbeleid aan patiënten met hartfalen uit te leggen?

Hogeschool UCLL
2025
Luca
Van Wesemael
Tijdens mijn stages op de afdeling cardiologie viel het mij op hoe moeilijk het voor patiënten met hartfalen is om zich aan een strikt vocht- en natriumbeleid te houden. Vaak kregen ze tegenstrijdige adviezen van verschillende zorgverleners, wat leidde tot verwarring en frustratie. Daarom besloot ik mijn bachelorproef te wijden aan dit onderwerp. Met de vraag: “Wat zijn de meest effectieve educatiestrategieën voor verpleegkundigen om het vocht- en natriumbeleid aan patiënten met hartfalen uit te leggen?” ging ik opzoek naar een antwoord dat patiënten de weg wijst naar meer kennis en een betere ziektebeleving.
Uit mijn literatuurstudie kwamen drie strategieën naar voren die écht het verschil maken: de teach-back methode, waarbij patiënten in hun eigen woorden uitleggen wat ze hebben begrepen; multimedia educatie, die complexe informatie toegankelijk maakt via filmpjes en interactieve tools; en de constructivistische methode, die patiënten actief betrekt bij hun leerproces. Deze aanpakken verbeteren niet alleen kennis en therapietrouw, maar zorgen ook voor minder ziekenhuisopnames en een hogere levenskwaliteit.
Mijn onderzoek toont dat verpleegkundigen met duidelijke, interactieve educatie een cruciale impact hebben op de gezondheid en het welzijn van patiënten met hartfalen.
Meer lezen

Schoon schip maken naar een betere en efficiëntere onderwijsomgeving

Hogeschool VIVES
2025
Selina
Gosens
  • Roos
    Van Lommel
Aan de slag gaan met executieve functies binnen een school voor buitengewoon onderwijs.
Meer lezen

Aanbevelingen voor de implementatie van het nieuwe zorgmodel in het ziekenhuis

Hogeschool VIVES
2025
Marie-Hélène
Vandenbussche
Inleiding:
De hervorming van het verpleegkundig beroep door het kabinet van minister Vandenbroucke in 2023-2024 bracht belangrijke wijzigingen met zich mee in de wetgeving rond verpleegkundige handelingen en verantwoordelijkheden. Deze veranderingen vereisen een herziening van het zorgmodel binnen ziekenhuizen. Deze bachelorproef onderzoekt hoe een nieuw zorgmodel geïmplementeerd kan worden op twee verpleegafdelingen van het OLV van Lourdes ziekenhuis Waregem, rekening houdend met de nieuwe wetgeving en de sociale en economische implicaties.

Methode:
Er wordt gestart met een literatuurstudie rond wetgeving, zorgmodellen, leiderschap, weerstanden verandermanagement. Vervolgens worden 2 verpleegafdelingen geobserveerd en vergeleken met de nieuwe regelgeving. Op basis hiervan wordt een plan van aanpak opgesteld en een proefimplementatie van twee weken uitgevoerd, waarbij teamverpleegkunde en totaalzorg als modellen worden getest.

Resultaten:
De observaties tonen aan dat afdeling X reeds werkte volgens een teamverpleegkundemodel, terwijl afdeling Y eerder totaalzorg toepaste. Tijdens de proefimplementatie blijkt dat samenwerking, duidelijke taakverdeling en leiderschap cruciaal zijn voor een succesvolle implementatie. Beide modellen hebben hun sterktes, maar teamverpleegkunde blijkt het meest haalbaar binnen de huidige personeelsbezetting.

Discussie:
Een nieuw zorgmodel kan succesvol geïmplementeerd worden mits duidelijke communicatie, coaching en betrokkenheid van het team. Teamverpleegkunde biedt een werkbaar kader dat aangepast kan worden aan de noden van elke afdeling. Verdere opvolging en bijsturing blijven noodzakelijk om de kwaliteit van zorg te waarborgen.
Meer lezen

Economic feasibility and challenges of electric trucks in Belgium

Universiteit Antwerpen
2025
Alix
Bens
Deze studie onderzoekt de economische haalbaarheid en de belangrijkste uitdagingen bij de overstap naar elektrische vrachtwagens in België. Daarom wordt een kostenanalyse uitgevoerd, aangevuld met de potentiële voordelen, obstakels en infrastructurele uitdagingen die gepaard gaan met een duurzame transitie in het wegtransport.

Het onderzoek maakt gebruik van een mixed-methods-aanpak, waarbij zowel kwantitatieve als kwalitatieve analyses worden gecombineerd. Voor het kwantitatieve luik werd een Total Cost of Ownership (TCO)-analyse uitgevoerd. De resultaten van deze analyse variëren afhankelijk van verschillende factoren, zoals de analyseperiode, regio en bedrijfsgrootte. In 2020 lag de TCO van elektrische vrachtwagens nog boven die van dieselvoertuigen. Tegen 2025 ligt de TCO voor elektrische vrachtwagens bij kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) in Vlaanderen echter lager dan die van traditionele dieseltrucks. Voor grotere bedrijven of ondernemingen die actief zijn in Brussel en Wallonië blijft diesel voorlopig nog de economisch voordeligere optie. Tegen 2030 wordt verwacht dat de TCO van elektrische vrachtwagens in alle regio’s en voor alle bedrijfsgroottes lager zal zijn dan die van diesel.

De kwalitatieve analyse is gebaseerd op een enquête bij 69 Belgische bedrijven, actief in uiteenlopende sectoren en van verschillende groottes. Elk van deze bedrijven beschikt over minstens één vrachtwagen in zijn vloot. De resultaten van de enquête tonen aan dat de intrede van elektrische vrachtwagens in België nog steeds beperkt blijft. Opvallend is dat de meerderheid van de bedrijven die momenteel nog geen elektrische trucks gebruiken, ook niet overwegen om die op korte termijn aan te schaffen - ondanks de noodzaak van een uitstootvrije toekomst. Daarentegen hebben bedrijven die al elektrische vrachtwagens bezitten er vaak meerdere in gebruik: acht respondenten gaven aan dat hun vloot uit vijf of meer elektrische vrachtwagens bestaat.

De belangrijkste belemmeringen voor de uitbreiding naar duurzame vloten zijn de beperkte actieradius, hoge aankoopkosten, lange laadtijden, een tekort aan laadinfrastructuur en onvoldoende overheidssteun (Carlier, 2024). De resultaten van de enquête benadrukken de nood aan meer overheidssteun om de transitie te versnellen. Veel respondenten wijzen op het belang van hogere aankoopsubsidies en financiële ondersteuning voor de installatie van laadinfrastructuur. Bovendien is er een duidelijke vraag naar een ruimere uitbouw van laadinfrastructuur specifiek voor vrachtwagens in België.
Meer lezen

Objectdetectie in sonardata met behulp van semi- en self-supervised learning

HOGENT
2025
Yoran
Gyselen
Sinds de opkomst van krachtige AI- en deep learning-modellen is data uitgegroeid tot een essentiële en vaak beperkende factor in het ontwikkelingsproces. Waar eenvoudige modellen vaak kunnen volstaan met beperkte en eenvoudige datasets, vereisen complexere modellen – zoals die voor objectdetectie – steeds grotere en rijkere hoeveelheden gelabelde data. Dit vormt een belangrijk probleem in domeinen zoals sonarbeeldvorming, waar dergelijke datasets niet beschikbaar zijn als kant-en-klare bronnen en handmatige annotatie buitengewoon tijdsintensief en kostbaar is. Dit onderzoek richt zich daarom op de centrale vraag: hoe kunnen semi-supervised en self-supervised leermethoden het labelproces bij objectdetectie in sonardata versnellen, zonder significant verlies aan nauwkeurigheid?

Om deze vraag te beantwoorden is een experimenteel kader opgezet waarin drie benaderingen zijn onderzocht: een volledig supervised baseline gebaseerd op Faster R-CNN, een semi-supervised model met FixMatch, en een self-supervised strategie waarbij een BYOL-model wordt gepretraind en vervolgens gebruikt als backbone binnen een Faster R-CNN-architectuur. De experimenten zijn uitgevoerd op een publieke sonardataset bestaande uit 7600 gelabelde sonarbeelden. Voor de supervised baseline is het model getraind op verschillende hoeveelheden gelabelde data: 1%, 5%, 10%, 50% en 100%. De bijbehorende mAP-scores tonen een sterke daling in nauwkeurigheid naarmate de hoeveelheid gelabelde data afneemt, met resultaten variërend van 0.7717 (100%) tot slechts 0.2799 bij gebruik van 1% van de data.

In het semi-supervised scenario is FixMatch toegepast met 5% en 10% gelabelde data, terwijl de resterende data werd gebruikt als ongelabelde input. Deze aanpak resulteerde in mAP-scores van respectievelijk 0.6649 en 0.6828, wat duidelijk betere prestaties zijn dan het supervised model op dezelfde labelniveaus. Voor het self-supervised model werd BYOL gepretraind op de volledige dataset zonder labels. De representaties die dit opleverde zijn vervolgens geïntegreerd in Faster R-CNN, waarbij opnieuw 5% en 10% van de data gelabeld werd gebruikt voor training. Deze benadering leverde de hoogste nauwkeurigheid binnen de lage-labelscenario's, met mAP-scores van respectievelijk 0.6452 en 0.7230.

De resultaten van dit onderzoek tonen aan dat zowel semi-supervised als self-supervised technieken effectief zijn in het verminderen van de afhankelijkheid van handmatig gelabelde data, terwijl de modelprestaties grotendeels behouden blijven. Met name self-supervised pretraining via BYOL blijkt zeer waardevol in situaties met beperkte gelabelde data. Deze bevindingen bieden praktische aanknopingspunten voor het ontwikkelen van efficiëntere workflows in sonarbeeldanalyse, en zijn relevant voor bredere toepassingen in domeinen waar gelabelde data schaars of moeilijk te verkrijgen is. Hoewel de resultaten veelbelovend zijn, is vervolgonderzoek nodig om de generaliseerbaarheid naar andere types sonardata of real-time toepassingen te evalueren.
Meer lezen

Ongehoorde Stemmen, Diverse Ervaringen: Een vergelijkende studie van de actieve en receptieve deelname aan de podiumkunsten, de motivaties en de drempels van dove, slechthorende en horende personen in Vlaanderen.

Vrije Universiteit Brussel
2025
Lies
Gijsen
Een vergelijkende studie van de actieve en receptieve
deelname aan de podiumkunsten, de motivaties en de
drempels van dove, slechthorende en horende
personen in Vlaanderen.
Meer lezen

Development and Validation of a CFD Multiphase Model for Micro‐channels

Universiteit Hasselt
2025
Sven
Jaspers
Deze masterscriptie beschrijft de ontwikkeling en validatie van een Computational
Fluid Dynamics-model voor adiabatische en diabatisch twee-fasenstroming in een mi-
crokanaal, met focus op toepassingen in Microkanaal-Warmtewisselaars voor Small
Modular Reactors. De Euleriaans–Euleriaanse methode werd toegepast en meerdere
interfaciale krachten en warmteoverdrachtsmodellen werden getest op toepasbaarheid
binnen experimentele configuraties. Een modulaire strategie werd gevolgd, van een
adiabatisch basismodel (verticale kleine kanaal), tot een verfijnd adiabatisch model
(horizontaal microkanaal), naar een volledig kookmodel (verticaal microkanaal). De
eerste twee modellen toonden sterke overeenkomst met experimentele data voor vol-
umefracties, snelheidsprofielen, stromingsregimes en drukverliezen. Voor horizontale
stroming vormde het gebrek aan gedetailleerde data en geschikte submodellen echter
een beperking. De kooksimulaties voorspelden drukverliezen en wandoververhitting
correct, maar toonden gevoeligheid voor de stabiliteit van de vloeistoffilm aan de wand.
De modellen vormen een degelijke basis voor thermo-hydraulisch gedrag in annulair
regime, maar zijn beperkt bij extremere condities. Toekomstig werk moet zich richten
op horizontale data en robuustere krachtmodellen voor bredere stromingsregimes.
Meer lezen

Revisiting Early Modern Female History Writing Lucy Hutchinson’s History of the English Civil War and Restoration in the Memoirs of the Life of Colonel Hutchinson

Universiteit Gent
2025
Roxan
Dewaele
In de jaren 1660’s schreef de Engelse Lucy Hutchinson (1620-1681) de Memoirs of the Life of Colonel Hutchinson, een republikeinse en puriteinse geschiedenis van de Engelse Burgeroorlog (1642-1651) tot de Restauratie (1660) met haar echtgenoot als protagonist. In het zog van de tweede feministische golf werden de Memoirs erkend als geschiedschrijving. Onder invloed van de herstory-beweging die op zoek gaat naar de specificiteit van de vrouwelijke pen, werd dit geschiedkundig werk tot nu toe bestudeerd op basis van de dichotomie tussen vrouwelijke en mannelijke geschiedschrijving. Deze thesis toont aan dat deze dichotomie gepaard gaat met twee andere gegenderde assumpties: (1) vroegmoderne mannen schreven eerder publieke, politieke, militaire
geschiedschrijving, terwijl vrouwen private familiegeschiedenissen schreven; (2) vrouwen schreven hun geschiedenissen met een grotere focus op de menselijke passies en emoties. Ik stel dat deze benadering resulteert in een misinterpretatie van vrouwelijke geschiedschrijving, met Hutchinson als voorbeeld.
Ik beargumenteer aan de hand van de Memoirs dat Hutchinson de dichotomie tussen
het private en het publieke overstijgt en dat zij geen onderscheid maakt tussen
familiegeschiedenis en politieke geschiedenis. Veder toon ik aan dat Hutchinson geen
emotioneel geladen stijl gebruikt om haar werk een vrouwelijke toon te geven, maar dat ze haar geschiedenis onderbouwt met een antropologische analyse van de menselijke passies als destructieve factor in de Burgeroorlog. Om haar eigen bottom-up analyse van de Burgeroorlog te ondersteunen, baseert ze zich op bestaande filosofische en theologische kaders, voornamelijk de leer van St. Augustinus.
Deze studie toont aan dat het herstory-paradigma de meest fascinerende aspecten van Hutchinsons geschiedschrijving in de schaduw laat, en een misinterpretatie van de tekst oplevert. Ik hoop andere onderzoekers te inspireren om de herstory-zoektocht naar binaire verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke geschiedschrijving achterwege te laten, om samen een nieuw theoretisch raamwerk te creëren. Alleen zo wordt het mogelijk om vroegmoderne geschiedschrijfsters op een genuanceerde manier te benaderen en om hen volwaardig op te nemen in de geschiedenis van de geschiedschrijving.
Meer lezen

Exploring Dilution Strategies and Prechamber Ignition on a Marine Engine Retrofitted to Methanol SI Operation

Universiteit Gent
2025
Sebastiaan
Malfait
  • Matthijs
    Van Duyse
Genomineerde shortlist NBN Sustainability Award
In deze masterproef onderzochten we hoe bestaande scheepsdieselmotoren kunnen worden omgebouwd om te draaien op methanol, een veelbelovende duurzame brandstof. Methanol is vloeibaar, eenvoudig op te slaan en kan klimaatneutraal geproduceerd worden. We testten een grote scheepsmotor op methanol en zochten naar manieren om de motor tegelijk efficiënt en schoon te laten draaien. Daarbij bleken twee technieken, extra lucht toevoegen en een deel van de uitlaatgassen terugvoeren, veelbelovend om zowel de uitstoot te verlagen als de zuinigheid te verbeteren. Daarnaast ontwierpen we een innovatieve prechamber die de verbranding stabieler kan maken. Zo toont dit onderzoek dat scheepsmotoren een groener leven kunnen krijgen zonder dat ze volledig vervangen moeten worden.
Meer lezen

Het belang van verpleegkundige educatie rond Kangaroo Care bij neonaten en de invloed op hechting tussen ouder & kind

Hogeschool UCLL
2025
Gitte
Van Eyken
Kangaroo Care (KC) is een essentiële en effectieve methode binnen de neonatale zorg die zowel de fysieke
gezondheid van het kind als de hechting tussen ouder en kind bevordert. Ondanks de bewezen voordelen
wordt deze vorm van huid-op-huidcontact nog onvoldoende toegepast in de praktijk. Dit wordt vaak
toegeschreven aan misvattingen bij ouders over KC, wat deels het gevolg is van inconsistente
verpleegkundige educatie (La Rosa et al., 2024; Cai et al., 2022).
Deze bachelorproef onderzoekt hoe gestandaardiseerde verpleegkundige educatie over KC kan bijdragen aan
een verhoogde frequentie van KC-uitvoering door ouders en welke impact dit heeft op de hechting tussen
ouder en kind. De beoogde uitkomst is de bredere implementatie van KC te bevorderen en de
hechtingservaring in de eerste kritieke levensfase van een neonaat te optimaliseren.
Door middel van een systhematische literatuurstudie werden wetenschappelijke studies geanalyseerd die
inzicht bieden in de effectiviteit van educatiestrategieën voor KC, de rol van verpleegkundigen in de educatie
van ouders, barrières voor ouders om KC toe te passen en de impact van KC op ouder-kind hechting. De
literatuur toont aan dat gestandaardiseerde educatie ouders beter informeert en meer betrokken maakt bij
de toepassing van KC. Door het gebruik van uniforme educatiematerialen worden ouders beter voorbereid,
wat bijdraagt aan een hogere kwaliteit van zorg in de neonatale setting. Dit leidt tot een hogere frequentie
van KC, wat op zijn beurt de hechting tussen ouder en kind versterkt (Karimi et al., 2023; Mehrpisheh et al.,
2022; Zubaidah & Safitri, 2024). Ouders voelen zich meer zelfverzekerd in hun ouderlijke rol en bij het
toepassen van KC. Moeders lopen bovendien minder risico om een postpartum depressie te ontwikkelen
(Mehrpisheh et al., 2022).
Op basis van de bevindingen werd een informatieve flyer ontwikkeld, bedoeld voor gebruik tijdens de
educatie van ouders over KC. Deze flyer is ontworpen met het oog op laagdrempelig gebruik, meertalige
toepasbaarheid en zelfstandige raadpleging. Daarnaast werden verpleegkundige aanbevelingen
geformuleerd om de kwaliteit en uniformiteit van oudereducatie in de neonatale setting te verbeteren.
Het onderzoek wees echter ook op enkele beperkingen, zoals de beperkte beschikbaarheid van Europese
studies en het ontbreken van onderzoek specifiek naar de impact van verpleegkundige educatie op hechting.
Dit beperkt de generaliseerbaarheid van de resultaten naar verschillende culturele en zorgcontexten.
Concluderend kan worden gesteld dat gestandaardiseerde verpleegkundige educatie een cruciale rol speelt
in de succesvolle toepassing van KC en in het versterken van de hechting tussen ouder en kind (Cai et al.,
2022; Karimi et al., 2023; Maniago et al., 2019; Mehrpisheh et al., 2022; Ragab et al., 2022; Zubaidah et al.,
2024). Toekomstig onderzoek zou zich moeten richten op het ontwikkelen van gestandaardiseerde
educatieprogramma’s, met bijzondere aandacht voor diverse culturele contexten en internationale
zorgsystemen.
Meer lezen

A Language of Silence: Lived Experiences of Return among Burundian Returnees in Bujumbura Mairie

KU Leuven
2025
Nina
SOUDAN
Silence is often described in paradoxical terms, “loud”, “heavy”, “muted”, or “deafening”, reflecting its complex and contradictory nature. This dissertation explores the lived experiences and narratives of Burundian returnees, with a focus on the events of 1993 and 2015. Marked by violence, displacement and return, these events serve as points of departure for understanding returnees’ interconnected narratives that emerge from realities of political conflict and forced displacement. In particular, it examines how silence is constructed and expressed within these narratives. While expressions of silence vary, returnees’ experiences are consistently marked by the space silence occupies and the meaning it holds in relation to how return is perceived and interpreted. Based on short-term ethnographic fieldwork conducted in Bujumbura, Burundi, in March 2025, this research uses a combination of various qualitative methods, including participant observation, semi-structured interviews, informal meetings and interactions.

In a context where a highly politicised discourse surrounding return converges with a long-standing institutionalised culture of silence, this dissertation argues that silence in Burundi functions as an ambivalent space of negotiation between being silent and being silenced, capable of both upholding and subverting power. Drawing on the notion of historicity, the relationality between the past, present and future, it explores how silence operates as a language through which returnees articulate the complexities of their return. In the end, what emerges is a form of enlisement in silence, a sinking into the language of silence that permeates the everyday, as a response to legacies of violence and displacement.
Meer lezen

Development of a new screening platform for the generation of B7-H3 targeting NanoCAR T-cells to combat recurrent glioblastoma

Vrije Universiteit Brussel
2025
Emma
Camphyn
Recurrent glioblastoma (rGB) remains to have a 5-year survival of <10%. Current treatments consist of re-resection, re-irradiation and/or immunotherapy, but therapy resistance remains unresolved due to multiple factors, such as the blood-brain-barrier, high tumor heterogeneity and an immunosuppressive tumor microenvironment. In this context, CAR T-cell therapy is emerging as a promising approach. In particular, the use of nanobodies (Nbs) as the antigen binding moiety overcomes limitations such as tonic signaling and immunogenicity, commonly associated with scFv-based CARs. CAR T-cell therapies targeting B7-H3 showed promising results in the treatment of rGB, but in vivo toxicity has been recently described, highlighting the need for improved CAR designs. In this thesis, we developed an mRNA-based platform to identify the most efficient CAR design as an alternative to the laborious and time-consuming methods currently available. Briefly, we developed an mRNA-based approach for the production of mRNA encoding NanoCAR variants and the screening of NanoCAR functionality, comparing it to a plasmid-derived mRNA NanoCAR. We used our optimized workflow, to select previously evaluated NanoCAR T-cells which resulted in the same lead being selected. Therefore, we applied our technology to generate B7-H3 NanoCAR T-cells and selected four candidates for further development. Finally, we tested B7-H3 mRNA NanoCAR T-cells in vivo to evaluate if a transient expression would be sufficient to address the toxicity issue. Overall, we showed that our mRNA platform is a promising alternative to the current methods for CAR screening allowing us to select new B7-H3 NanoCAR T-cells and further proceed with their characterization.
Meer lezen

Lesgeven in een andere taal CLIL in het Vlaams secundair onderwijs

AP Hogeschool Antwerpen
2025
Lien
Fack
  • Anne
    Vermeulen
Onze bachelorproef “Lesgeven in een andere taal – CLIL in het Vlaams secundair onderwijs” onderzoekt hoe CLIL (Content and Language Integrated Learning) vandaag in Vlaanderen wordt toegepast en welke factoren bijdragen tot kwaliteitsvol meertalig onderwijs.

We combineerden literatuuronderzoek met veldwerk in drie secundaire scholen (Brugge, Ekeren en Zottegem). Via observaties van zeven CLIL-lessen, een interview met een CLIL-leerkracht en een analyse van 149 schoolwebsites brachten we de sterktes, knelpunten en kansen van CLIL in kaart.

De resultaten tonen dat leerkrachten de doeltaal (meestal Engels) consequent gebruiken en leerlingen actief betrekken bij vaktaalverwerving. Tegelijk blijft samenwerking tussen leerlingen beperkt en worden taal- en inhoudsdoelen zelden expliciet gekoppeld. Ook de zichtbaarheid van CLIL op schoolwebsites is vaak laag.

Op basis van deze bevindingen formuleerden we tien aanbevelingen om CLIL verder te versterken. Ze richten zich tot scholen, lerarenopleidingen en beleid, en leggen nadruk op structurele samenwerking, professionalisering en de integratie van thuistalen.

Ons onderzoek bevestigt dat CLIL niet enkel taalvaardigheid bevordert, maar ook inclusie, motivatie en toekomstgerichte competenties versterkt.
Meer lezen

Virtual Reality in de lagere school - De meerwaarde van social virtual Reality in de lagere school

AP Hogeschool Antwerpen
2025
Yoran
Pedros Y Salvador
  • Rianne
    Konings
  • Monica
    Panis
  • Amber
    Damen
  • Arne
    van den Bergh
  • Ella-Victoria
    Feremans
De bachelorproef onderzoekt de meerwaarde van Social Virtual Reality (SVR) in het basisonderwijs. Aan de hand van literatuurstudie en praktijktests met Mozilla Hubs wordt nagegaan hoe virtuele leeromgevingen motivatie, samenwerking en begrip bij leerlingen kunnen bevorderen. De resultaten tonen dat SVR abstracte leerstof concreet maakt en differentiatie ondersteunt, vooral in vakken zoals geschiedenis en wereldoriëntatie. Ondanks technische en didactische uitdagingen (zoals infrastructuur, tijdsinvestering en beperkte ervaring) besluiten wij dat SVR, mits doordachte implementatie, een innovatieve en inclusieve aanvulling vormt op het traditionele onderwijs.
Meer lezen

Productconditie-evaluatie via multisensoriële beeldverwerking

KU Leuven
2025
Jan
Van Huffel
  • Kavishk
    Kathayat
Deze masterproef pakt de beperkingen van manuele kwaliteitscontrole aan door een modulair, hybride inspectiesysteem te ontwikkelen. Het platform combineert 3D-scans voor geometrische analyse (deuken, ontbrekende onderdelen) met 2D-beeldanalyse voor oppervlaktedefecten. Centraal staat een innovatieve AI-aanpak die zowel flexibele 'zero-shot' detectie (objecten vinden op basis van tekst) als hypernauwkeurige, getrainde modellen inzet. Door het fuseren van verschillende sensoren (RGB, diepte, nabij-infrarood) is het systeem gevalideerd op industriële steigerpijpen en e-bike batterijen, wat de brede toepasbaarheid voor veiligere en efficiëntere productie aantoont.
Meer lezen

Bieden A-merken gezondere vleesvervangers van de 3de en 4de generatie aan dan huismerken in België?

Erasmushogeschool Brussel
2025
Annaelle
Santana Palma
Bekijken of er een verschil is in nutritionele samenstelling tussen goedkopere huismerken en duurdere A-merk vleesvervangers in België. Bevatten A-merk vleesvervangers een betere samenstelling of niet?
Meer lezen

Investor protection in ESG ratings: A law and economics approach

KU Leuven
2025
Aline
Soenen
Duurzaamheid speelt vandaag de dag een sleutelrol in de financiële wereld, en roept tegelijk veel vragen op. ESG-ratings worden steeds vaker gebruikt door investeerders, terwijl de betrouwbaarheid en de transparantie ervan niet altijd gegarandeerd zijn. Deze masterthesis analyseert de agency kosten in verband met ESG-ratings. Daarnaast wordt de recente Europese regulering onder de loep genomen om te evalueren of deze adequaat is voor het aanpakken van de huidige uitdagingen, met nadruk op beleggersbescherming. Tot slot worden aanbevelingen gedaan voor verbeteringen in het proces.
Meer lezen

Van koloniaal verleden naar inclusieve toekomst: De rol van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in de herwaardering en versterking van Congolees Immaterieel Cultureel erfgoed

Universiteit Antwerpen
2025
Ruth Iyombe
Busano
Cultureel erfgoed omvat meer dan objecten en kunstwerken; ook immaterieel cultureel erfgoed (zoals rituelen, muziek, orale tradities en ambachten) speelt een cruciale rol in de beeldvorming van gemeenschappen. Toch krijgt dit immateriële aspect vaak minder aandacht binnen museale contexten en restitutiedebatten, waar de focus doorgaans ligt op materiële collecties. Deze masterproef onderzoekt hoe het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (AfricaMuseum) kan bijdragen aan de herwaardering en versterking van Congolees immaterieel erfgoed, in het bijzonder binnen de actuele context van dekolonisatie, restitutie en maatschappelijke kritiek.
Het onderzoek combineert deskresearch, beleidsanalyse, literatuurstudie en interviews met diverse stakeholders, waaronder de Congolese diaspora. In de analyse wordt ingegaan op de historische rol van het museum, de huidige strategieën rond immaterieel erfgoed en de percepties van verschillende betrokken actoren.
De conclusies benadrukken dat een toekomstgerichte rol voor het AfricaMuseum enkel mogelijk is door het versterken van partnerschappen met Congolese gemeenschappen, het bieden van ruimte voor immateriële praktijken en het uitbouwen van inclusieve beleidsprocessen. Deze studie draagt zo bij aan het bredere debat rond dekolonisering van musea en sluit aan bij internationale kaders zoals de UNESCO 2003 Conventie voor het borgen van immaterieel erfgoed en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen, in het bijzonder SDG 11, 16 en 17.
Meer lezen