Hoe Griekenland en Turkije de Cyprus-kwestie hebbben geëxploiteerd

Tim
Fabry

De Cyprus-kwestie is vandaag één van de vergeten frozen conflicts van de wereld. Mensen weten meestal dat het noorden van het eiland wordt bezet door Turkije maar vaak stopt de kennis daar. Dit onderzoek ging terug naar de eerste 14 jaar na de onafhankelijkheid toen het conflict nog niet bevroren was en had de betrachting om een genuanceerder beeld te scheppen. De focus lag op de rol van de buitenlandse mogendheden en bracht hun impact op de ontwikkeling van de kwestie in kaart. De nadruk werd gelegd op de meest relevante grootmachten zoals Griekenland, Turkije, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten en Sovjet Unie.

 

De crisis in Cyprus resulteerde uit het onvermogen van twee ongelijke en uitgesproken etnische gemeenschappen om te functioneren onder het grondwettelijke kader uit 1960. Volgens Stanley Kyriakides lagen hier vier oorzaken aan ten gronde. Ten eerste, de afwezigheid van een Cypriotisch politiek bewustzijn dat voortvloeide uit het wederzijdse communautaire wantrouwen, dat werd aangemoedigd door de enosisbeweging van de Grieks-orthodoxe kerk. Ten tweede, het nalaten van een serieuze poging door de Britse koloniale macht om werkelijk zelfbestuur en samenwerking tussen de Cyprioten te promoten. Ten derde, het onvermogen en de onwil van de Grieks- en Turks-Cyprioten om te functioneren onder de grondwet van 1960. Ten vierde, de diepe verankering van externe belangen, met in het bijzonder die van het Verenigd Koninkrijk, Griekenland en Turkije (Kyriakides, 1968). Het is die laatste oorzaak dat deze masterproef heeft onderzocht, welke rol speelden buitenlandse mogendheden in het Cyprus-conflict tussen 1960 en 1974?

 

De mate van betrokkenheid intensifieerde in zes verschillende stappen. De kiemen werden gelegd ten tijde van de Britse kolonisatie. Dat begon in de 19de eeuw met de toelating van de Britten om de twee gemeenschappen gescheiden scholen te laten oprichtten. Bovendien werden voor de beide schoolnetten aparte leerkrachten ingevoerd uit de respectievelijke moederlanden; Griekenland en Turkije. De leerkrachten leerden de kinderen om zichzelf te zien als ‘Griek’ of als ‘Turk’ maar niet als ‘Cyprioot’. Het eindigde in de jaren ’50 met de nationalistische rebellie van EOKA. Zo hadden de buitenlandse mogendheden niet alleen de ontwikkeling van een gemeenschappelijke Cypriotische identiteit verhinderd voor de onafhankelijkheid maar ook de potentiële ontwikkeling erná. EOKA bestond immers uitsluitend uit etnische Grieken, gestuurd door Griekenland om enosis te bewerkstelligen, die eerst Britse officieren viseerden maar later ook Turks-Cypriotische burgers.

 

De tweede stap werd genomen met het opstellen van het Zurich Agreement door het Verenigd Koninkrijk, Griekenland en Turkije en het feitelijke opleggen van een grondwet aan het ‘onafhankelijke’ Cyprus. Dat akkoord reflecteerde eigenlijk perfect de complexe betrokkenheid van de ‘belanghebbende partijen’. Enerzijds werden de Britse strategische belangen verzekerd door haar twee soevereine basissen.

 

Anderzijds werden de directe belangen van Griekenland en Turkije veiliggesteld door het stationeren van Griekse en Turkse troepen op Cyprus. Daarenboven wisten de drie grootmachten zich te verzekeren van een directe stem in de grondwettelijke ontwikkelingen van de Republiek dankzij hun rol als guarantor, oftewel het voorrecht om te mogen interveniëren.

De volgende ontwikkeling dat het conflict verergerde, was de beslissing van het Verenigd Koninkrijk, als guarantor, om Makarios niet te beteugelen. Hij heeft nooit zijn verleden als voormalig EOKA-strijder van zich willen afwerpen en gedroeg zich nooit als een president van alle Cyprioten. De Grieks-Cyprioten werden consequent voorgetrokken en hij probeerde de grondwet te veranderen waarmee hij de burgeroorlog in de hand werkte. De Britten grepen niet in omdat zijn medewerking nodig was voor het behoud van de militaire basissen. De Britten bezondigden zich bijgevolg aan schuldig verzuim.

 

Voor de vierde stap was het Verenigd Koninkrijk opnieuw verantwoordelijk, zij het indirect. Wanneer in ’64 de VN de verantwoordelijkheid opnam voor het sturen van een vredesmacht naar Cyprus nam de VN-Veiligheidsraad een beslissing waarmee ze de toen uitsluitend uit Grieks-Cyprioten bestaande regering legitimeerde. De op dat ogenblik onwettelijk samengestelde regering van Cyprus werd dus internationaal erkend en de Turks-Cypriotische gemeenschap zo de facto gedegradeerd tot een minderheid. Bovendien werd Makarios als voornaam lid van de Niet-Gebonden Landen erg gesteund binnen de Verenigde Naties.

 

De volgende en zeer ernstige ontwikkeling in het Cyprus-conflict was de plots erg actieve betrokkenheid van de Griekse militaire junta. Het kolonelsregime was rechtstreeks verantwoordelijk voor de crisis in ’67 maar oefende ook daarna nog invloed uit via de rebellen van EOKA B en de Cypriotische Nationale Garde. Zij hadden het gemunt op Makarios’ zijn medestanders en waren een tikkende tijdbom op het Cypriotische grondgebied.

 

Het was eveneens de militaire junta die voor de overtreffende trap en laatste, dramatische ontwikkeling zorgde door de staatsgreep tegen Makarios. Dit was immers de directe aanleiding voor de Turkse invasie waardoor de Cyprus-kwestie nog moeilijker werd om op te lossen.

 

We kunnen besluiten dat de rol van de buitenlandse mogendheden in de Cyprus-kwestie behoorlijk groot was. De grootmachten hebben de spanningen tussen de Grieks-Cyprioten en de Turks-Cyprioten niet gecreëerd maar wel geëxploiteerd ten behoeve van de eigen belangen en hebben daarmee het conflict nog ingewikkelder gemaakt dan het al was.

Een andere opmerkelijke vaststelling betreft de rol van Turkije, die doorgaans als boeman wordt afgeschilderd. De Turken hebben weliswaar op mensonterende wijze de opdeling van het eiland geforceerd maar hebben naast dat menselijke drama mogelijk twee positieve neveneffecten in de hand gewerkt. Zo zijn het aantal dodelijke slachtoffers ten gevolge van communautair geweld na ’74 exponentieel gedaald en heeft men de omstandigheden voor het creëren van een federale staatsstructuur of tweestatenoplossing vereenvoudigd. Uiteraard zijn er sindsdien andere factoren bijgekomen (falen plan-Annan, EU-lidmaatschap Grieks-Cyprus, …) maar die zijn in dit onderzoek niet onderzocht.

Download scriptie (656.88 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Dries Lesage