Wanneer de wereld verboden terrein wordt: geschiedenis van staatloosheid in het internationaal recht (1918-1961)

Camille
Van Peteghem

Stel dat je van de ene op de andere dag je nationaliteit verliest, samen met alle voordelen die daarmee gepaard gaan. Je kan niet meer werken, trouwen of een erkend kind op de wereld zetten. Ook landsgrenzen oversteken wordt quasi-onmogelijk zonder paspoort. In de nadagen van Wereldoorlog I overkwam het zo’n anderhalf miljoen Russen die na de Russische Revolutie als onwaardig werden beschouwd voor het burgerschap. Daarmee wekten zij voor het eerst internationale aandacht voor het  probleem van ‘staatloosheid’. Vandaag, honderd jaar later, telt onze wereld maar liefst 15 miljoen mensen zonder nationaliteit, waarvoor nog steeds geen behoorlijke hulp bestaat. 

Een nationaliteit: geen evidentie

Velen onder ons ervaren een nationaliteit hebben als iets heel natuurlijks. Dat is het echter niet. Een nationaliteit is een juridische constructie, een label dat wordt toegekend op basis van een heleboel complexe rechtsregels. Zo kan je bv. een nationaliteit verkrijgen op basis van je geboorteplek,  de nationaliteit van je ouders of later in je leven via een procedure die gepaard gaat met een hele reeks voorwaarden.

Als je bij de verkrijging van nationaliteit nog niet door de spreekwoordelijke mazen van het net gevallen bent, zijn er nog talloze manieren waarop je je nationaliteit kan verliezen. Zo denationaliseren sommige landen hun burgers op basis van ontrouw  gedrag, zoals landsverraad, of zelfs omdat ze niet de gewenste huidskleur of politieke voorkeur hebben. Hoe natuurlijk het ook mag voelen om burger van een land te zijn, zo gemakkelijk kan je die nationaliteit ook soms verliezen en ‘staatloos’ worden.

 

Russische vluchtelingen, 1919 (http://theconversation.com/the-nansen-passport-the-innovative-response-to-the-refugee-crisis-that-followed-the-russian-revolution-85487)

Na WOI: staatloosheid op de internationale agenda

Staatlozen tussen hamer en aambeeld

Lange tijd vormden staatlozen geen groot probleem binnen de internationale gemeenschap. Dit veranderde echter drastisch in de nasleep van de twee wereldoorlogen, die uiteindelijk leidden tot het huidige internationale stelsel voor staatlozen.

Hoewel nationaliteitsregels niet altijd een even grote rol hebben gespeeld, bereikte hun belang een hoogtepunt in de periode na WOI. Volgens het nationale en internationale recht kon je toen enkel rechten hebben indien je een welbepaalde nationaliteit had. Bovendien konden staatlozen de vaak zware omstandigheden moeilijk ontvluchten, aangezien hiervoor steeds vaker een nationaal paspoort werd geëist.

Tegelijkertijd bedeelden staten zichzelf een ongelimiteerde macht toe om nationaliteiten toe te kennen en af te nemen. Onder invloed van het toenemend nationalisme na WOI, veranderden nationaliteitswetten dan ook in discriminerende instrumenten om de bevolking samen te stellen volgens een etnisch en politiek ideaalbeeld. Zo werden naast de Russische denationalisaties, ook duizenden joden de Duitse nationaliteit ontnomen.

 

Beperkte internationale oplossingen

De ongeziene omvang van het staatloosheidsprobleem wekte de aandacht van de internationale gemeenschap. Staten waren echter nauwelijks bereid de macht over hun (discriminerende) nationaliteitswetten in te perken. Zo focuste de Haagse Conventie van 1930 voornamelijk op technische oorzaken van staatloosheid en liet het de grootste bron van problemen, de discriminerende nationaliteitsregels, links liggen. De internationale gemeenschap slaagde er wel in om de gevolgen van staatloosheid te milderen. Zo kregen bepaalde groepen staatlozen, zoals voormalige Russen of Duitsers, beperkte rechten en konden ze landsgrenzen overschrijden met een zogenaamd ‘Nansen paspoort’, genoemd naar Dr. Nansen, de toenmalige internationale verantwoordelijke voor staatlozen.  

Nansenpaspoort (https://en.wikipedia.org/wiki/Nansen_passport#/media/File:Nansenpassport.jpg)

Na WOII: mensenrechten als sputterende motor voor verandering?  

Mensenrechten en nationaliteit

De wreedheden van WOII leidden tot de opkomst van internationaal erkende mensenrechten. Volgens de theorie van mensenrechten hoefde een persoon niet langer over een nationaliteit te beschikken om de meest fundamentele rechten te genieten. In de praktijk was een nationaliteit echter nog steeds belangrijk om effectief van je rechten te kunnen genieten. Mensenrechten moeten tenslotte gewaarborgd worden door een staat.

Gezien de dramatische denationalisaties van het interbellum, werd na WOII ook een specifiek mensenrecht op nationaliteit ingevoerd. Dit mensenrecht beperkte staten in hun voordien ongelimiteerde macht over hun nationaliteitswetten. Het hield echter geen absolute verplichting in voor staten om hun nationaliteit toe te kennen. Nationaliteitsregelingen dienden, althans in theorie, voortaan een afweging te maken tussen het recht van een staat om de identiteit van haar bevolking te bepalen en het recht van een individu op een nationaliteit.

De ondertekening van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, 1948 (http://www.scientologyreligion.org.tw/blog/sleeping-giant-awakening-the-universal-declaration-of-human-rights.html)

Denationalisaties en vluchtelingenstromen verbonden aan WOII zorgden voor een nieuwe stijging in het aantal staatlozen. In theorie was hun positie dan wel verbeterd, maar in praktijk bleken zij nog steeds kwetsbaar omdat het abstracte mensenrecht op nationaliteit nog omgezet diende te worden naar concrete akkoorden tussen staten.

Ruimere internationale oplossingen

Deze akkoorden kwamen er in de vorm van twee conventies. Enerzijds beoogde de Conventie van 1961 voor de reductie van staatloosheid de oorzaken van staatloosheid te bestrijden. Onder invloed van het toenemend mensenrechtelijk denken werden deze keer niet alleen de technische valkuilen, maar ook de discriminerende nationaliteitsregels aangepakt. Anderzijds kwam de internationale gemeenschap tot een duurzamer akkoord voor de bescherming van staatlozen via welbepaalde rechten en documentatie in het Verdrag van 1954 betreffende de status van staatlozen. Terwijl men na WOI enkel welbepaalde groepen wist te beschermen, bood deze Conventie een universelere bescherming tegen de gevolgen van staatloosheid.

Conclusie: een onmogelijke oplossing?

Staatlozen hebben dus al een heel parcours doorlopen op internationaal niveau. De grote aantallen kwetsbare staatlozen in het kielzog van WOI plaatste de problematiek op de agenda van de internationale gemeenschap. Deze gemeenschap was echter slechts bereid om beperkte maatregelen te nemen. Na WOII bracht het nieuwe mensenrechtenstelsel een verminderde kwetsbaarheid en verhoogde bescherming teweeg, althans in theorie. In de praktijk blijkt echter dat het gecreëerde stelsel nog steeds geen duurzame oplossingen biedt. Des te meer omdat veel staten uiteindelijk weigerden zich te onderwerpen aan de conventies. Het gevolg is dat er vandaag nog steeds 15 miljoen mensen zijn zonder nationale thuis.

Naar de toekomst toe kunnen we alleen maar hopen dat Dr. Nansen gelijk had toen hij zei: ‘wanneer iets moeilijk was, nam het tijd in beslag. Wanneer iets onmogelijk was, nam het gewoon meer tijd in beslag, dat is alles.’

 

 

Download scriptie (1.77 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Professor R. Lesaffer