"God is dood! God blijft dood!" Of toch niet?

Isaak
Deman

Herinnert u nog de politieke ‘storm’ rond CD&V over de Antwerpse kandidaat Aron Berger in april? Of herinnert u nog rond 8 mei de bevraging van de Minister van Gelijke Kansen, Liesbeth Homans (N-VA), aan 4.491 Vlamingen, waaruit bleek dat autochtone Belgen steeds minder gelovig worden, terwijl allochtone Belgen net steeds meer geloviger worden? Waar komen deze problematieken of verschillen in België vandaan? Men zou het ronduit kunnen samenvatten in de volgende zin: de spanning tussen secularisatie, enerzijds, en (religieuze) pluralisme, anderzijds.

De Klassieke Secularisatie-Theorie

Termen zoals ‘secularisatie’ en ‘pluralisme’ worden vaak gebruikt in de maatschappij, maar het zijn eigenlijk zeer complexe concepten die vele ontwikkelingen en interpretaties hebben doorstaan (en dat nog steeds doen). Daarom is het van belang om een klein stapje terug te nemen in de geschiedenis, de zogenoemde ‘moderniteit’. Hoewel sommigen spreken van een vroege Europese moderniteit gedurende de 15de - 18de eeuw, kunnen we de versnelling vooral plaatsen eind-18de - 20ste eeuw; de decennia waarbij ingewikkelde processen zoals industrialisatie, kapitalisme, bureaucratie, verstedelijking, diversificatie, technologische vooruitgang, rationalisatie, en wetenschappelijk optimisme tot hun hoogtepunt kwamen. Door deze ophopende ontwikkelingen ontstond er onder bepaalde Europese intellectuelen zoals Émile Durkheim (1858-1917) en Max Weber (1864-1920) een algemene overeenstemming van wat we vandaag de ‘klassieke secularisatie-theorie’ noemen.

Deze theorie stelt dat met de opkomst van de moderniteit (de grote noemer van bovengenoemde processen), de nood aan religie zou afnemen. Deze religieuze afname is wat men secularisatie noemt. Het kan geïnterpreteerd worden als een proces waarbij seculiere, niet-religieuze interpretaties maatschappelijke gebieden ‘overnemen’ van religieuze interpretaties. Om het met twee algemene voorbeelden te belichten: Op politiek vlak bepaalt niet de kerk, maar de staat wat maatschappelijk (on)toelaatbaar is, of, economisch gezien worden kapitalistische normen en winstbejag benadrukt ten koste van religieuze, niet-kapitalistische normen. De ‘klassieke secularisatie-theorie’ bleef voor geruime tijd populair. Gedurende het grootste deel van de 20ste eeuw waren Westerse intellectuelen het erover eens dat religie en religieuze instituties spoedig zouden verdwijnen van het maatschappelijk toneel.

Door de versnellende globalisering na de Tweede Wereldoorlog, echter, en de (religieuze) moderne ontwikkelingen in andere delen van de wereld, zoals bijvoorbeeld de Iraanse Revolutie in 1979, werd de Eurocentrische blik op de wereld doorbroken. Religie en religieuze instituten bleken wel degelijk globaal ‘stand te houden’. Europa, met haar afname in religieuze ‘macht’, bleek meer de uitzondering dan de algemene tendens te zijn. Vanwege deze recente en geglobaliseerde omstandigheden, klonk de stem steeds luider, voornamelijk in de sociologie, om de klassieke secularisatie-theorie te herzien.

Op weg naar een pluralisme-theorie?

Eén van dergelijke prominente, sociologische figuren, is de Oostenrijks-Amerikaanse academicus Peter L. Berger (1929-2017). Berger, die voorheen de klassieke secularisatie-theorie drie decennia lang vurig aanhing en verdedigde, was bij de eersten om de theorie te herzien. Volgens hem was niet secularisatie, maar pluralisme het ultieme gevolg van de moderniteit.

Om het even kort samen te vatten: de moderniteit met al haar technologische, socio-economische, politieke en religieuze ontwikkelingen, had tot gevolg dat de wereld snel werd geglobaliseerd. Een grootschalige toename van educatie, massamedia, eindeloze consumptiekeuzen, en een voortdurende technologisering (denk aan de luchtvaart, telefoons, het internet, sociale media, en dergelijke), maakt het voor de geglobaliseerde mens tegelijkertijd mogelijk om in contact te komen met mensen uit andere werelddelen, zij het in het binnen- of in het buitenland. ‘Plots’ komt men op het Europese continent, zij het via het internet of van persoon-tot-persoon, in contact met Moslims uit Noord-Afrika of het Midden-Oosten, Hindoes uit India, Evangelische-Christenen of Mormonen uit de Verenigde Staten, Boeddhisten uit Tibet, en noem maar op. De ‘moderne’ mens ondergaat dus niet alleen een maatschappelijk (religieus) pluralisme (bijvoorbeeld, het feit dat Belgische vrijzinnigen moeten samenleven met andere religies), maar ook een 'psychologisch pluralisme' (bijvoorbeeld, een agnost die aan Boeddhistische meditatie doet, Yoga praktiseert en naar Gregoriaanse liederen luistert).

Men kan dus eigenlijk Berger zijn ‘pluralisme’-thesis als volgt interpreteren: waar dan ook moderniteit optreedt, het zal altijd een proces van secularisatie met zich meebrengen. Echter, en in tegenstelling tot wat voornamelijk Europese intellectuelen beweerden in de vorige decennia, is secularisatie niet het uiteindelijk gevolg en ultieme doel van de moderniteit. Met andere woorden, religie blijft maatschappelijk en individueel nog steeds aanwezig, ook al ondergaat religie het proces van de moderniteit; wat uiteraard niet wegneemt dat religie en religieuze instituten veranderen of worden uitgedaagd zichzelf te vernieuwen. Wat betreft de geglobaliseerde mens, die kan, hoewel op sommige vlakken seculier denkend, nog steeds religieus beïnvloed zijn. Religie hoeft daardoor niet onder te doen aan seculiere denkwijzen. Beiden denkwijzen behoren onder de noemer van ‘pluralisme’.

De ambiguïteit van het concept ‘religie’

Peter Bergers pluralisme-thesis lijkt over het algemeen vrij plausibel als we kijken naar de huidige samenleving(en), maar het grote vraagstuk blijft natuurlijk hoe Berger als socioloog religie definieert. Het is namelijk hier dat ‘het schoentje wringt’. De manier waarop een academicus religie definieert, zal voor een  groot deel zijn of haar blik naar maatschappelijke en religieuze ontwikkelingen beïnvloeden. In die zin is een interdisciplinaire benadering met betrekking tot ‘religie’ maatschappelijk meer dan ooit nodig. De theoloog kan de socioloog Peter Berger, of, om het met een ander voorbeeld te stellen, een politicus kritisch benaderen en bijsturen in de (her)interpretatie van secularisatie en religie en andersom.

Laten we dan afsluiten waar we begonnen zijn: Aron Berger moest zich politiek terugtrekken omdat hij, vanwege Chassidische overtuigingen, weigerde om handen te schudden met vrouwen. Zijn religieuze overtuiging werd gezien als tegenstrijdig met de ‘seculiere Verlichtingswaarden’ zoals de Belgische staat ze interpreteert. Spreken we dan nog steeds van maatschappelijk ‘pluralisme’ (à la Peter Berger), of is er toch nog sprake van de klassieke secularisatie-theorie?

Wat betreft de bevindingen van Homans over allochtone Vlamingen die zich ‘zeer religieus’ definiëren: Wat is de inhoud van hun geloof? Hoe verhouden deze Vlamingen zich tot hun religieuze instituties en leerstellingen? Stemt hun gedrag overeen met hun religieuze overtuigingen? Wordt ‘religie’ mogelijks gebruikt als een identiteitskenmerk, in plaats van een overtuiging?

Wat er ook van moge zijn, het onderzoek naar ‘religie’ en secularisatie zal, zelfs als men dit zich beklaagt, nog een lange tijd meegaan.

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Prof. Dr. Terrence Merrigan