Europese extra communautaire immigrantes: welke sociale rechten?

Giovanni
Asteggiano

Altijd hebben mensen zich verplaatst, hun tehuis, gemeenschap en staat verlaten om betere levensvoorwaarden te vinden.

Hun toegang tot de sociale rechten van de nieuwe staat was steeds eerder betwist: enerzijds mocht de immigrant niet gediscrimineerd worden t.o.v. de autochtonen ook al droeg hij met zijn arbeid tot de algemene welvaart bij – anderzijds had de staat de noodzaak immigratie te verhinderen die alleen oog had voor het betere sociaal systeem (welfare toerisme).

Mijn proefschrift wil een onderzoek project omlijnen dat ongeveer een jaar kan duren, met als thema de sociale rechten van burgers uit die landen, lid van de Raad van Europa (RvE), die een conventie i.v.m. transnationale sociale zekerheid onderschreven hebben maar noch lid van de Europese Unie (EU) noch van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) zijn, maar wiens burgers wettelijk naar een land van de Europese Unie gemigreerd zijn om werk te zoeken.

Omwille van de duidelijkheid zijn vooraf enkele begrippen te verklaren. Vooreerst waaruit bestaat de transnationale sociale zekerheid? Men spreekt van transnationale sociale zekerheid wanneer in de fasen van het verwerven en de uitkering van een voordeel der sociale zekerheid omstandigheden in aanmerking komen die zich in verschillende staten afgespeeld hebben. Een viertal problemen kunnen hierbij tevoorschijn komen, zoals de niet-discriminering tussen autochtonen en immigranten (met de wettelijk vastgelegde verblijfperiode); het bepalen van de bevoegde wetgering in geval van conflicten (zoals bijvoorbeeld het geval van grensarbeiders die in een staat wonen en in een andere werken het recht op voordelen in beide staten kunnen hebben of in geen van beide naargelang het conflict positief, of negatief uitgaat); de mogelijkheid om perioden van bijdragen in verschillende staten samen te legen; de mogelijkheid om uitbetaald te worden ook wanneer men buiten de staat woont waar men gewerkt en bijdragen betaald heeft.

Ten tweede is het nodig te verduidelijken wat de verschillende afkortingen van de Europese instellingen inhouden.

De RvE is de grootste van deze instellingen en heeft als doel de democratie, de mensenrechten en de sociale vooruitgang in Europa te bevorderen. Alle Europese staten, met uitzondering van: Wit-Rusland et de Staat van het Vaticaan, maken er deel van uit, alsook twee staten die slechts ten dele geografisch tot Europa behoren, zoals Rusland en Turkije, en drie staten die tot Azië behoren, zoals: Armenië, Georgië en Azerbeidzjan .

Het belangrijkste juridische instrument, waarover de RvE i.v.m. de transnationale sociale zekerheid beschikt zijn de overeenkomsten, die echter door de afzonderlijke staten moeten goedgekeurd en geïmplementeerd worden. De Europees Sociaal Handvest is hierbij de belangrijkste conventie.

De EU is ontstaan met als belangrijkste doel het vrije verkeer van: kapitalen, goederen, personen en diensten, en vervolgens het scheppen van een Europese binnenmarkt. In deze context neemt de wetgeving I.v.m. de transnationale sociale zekerheid een zeer belangrijke plaats in. Wat de economisch actieve bevolking betreft, is ze heden geregeld door de reglementen 883/2004 en 987/2009, wat de niet actieve door de richtlijn 2004/38.

Het zij nog eraan herinnerd dat, in tegenstelling tot de verdragen van RvE, deze wetgeving direct uitvoerbaar is en geen verdere stappen van de lidstaten vereist, aan wie slechts organisatorische bevoegdheden toekomen.

De EVA daarentegen bestaat uit een geheel van staten die ofschoon niet lid van de EU, deelhebben aan het interne vrije verkeer, dit zijn: IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Zwitserland.

Zoals reeds vermeld is de transnationale sociale zekerheid in de lidstaten van de EU en de EVA ruimschoots geregeld door een wetgeving die direct uitvoerbaar is.

Dit is evenwel niet het geval voor burgers van staten die slechts lid van der RvE zijn. Het betreft hier ook grote groepen, zoals bijv. der Turkse gemeenschap in Duitsland of de Albanese in Italië, ook al hebben deze staten verdragen in deze materie onderschreven.

Inderdaad, zoals hoger verduidelijkt, vergen deze verdragen de tussenkomst van een staatsorgaan om toegepast te kunnen worden. Zo dit niet of ontoereikend gebeurt, kunnen de klachten, van personen wier rechten geschonden werden, niet ontvankelijk verklaard werden. Slechts dankzij een diplomatieke actie kan de staat waar deze persoon woont, dezelfde rechten ontkennen aan de burgers van de staat die verdragsbreuk begaan heeft.  De instellingen van de EU kunnen slechts de staten oproepen de verdragen uit te voeren.

Met het projekt dat ik voorstel, wil ik de effectieve implementatie van de hogervermelde verdragen op het vlak van twee beheer instanties nagaan.

Enerzijds de twee richtlijnen (2003/109 en 2011/98) die de EU uitgevaardigd heeft i.v.m. de toegang tot de sociale zekerheid voor immigranten die rechtmatig op haar grondgebied verblijven; anderzijds de nationale richtlijnen die van kracht blijven wat betreft het samenleggen van sociale bijdragen in verschillende landen gestort, de overdracht van verworven rechten en het vastleggen van de bevoegde wetgeving.

 

Download scriptie (664.46 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Paul Schoukens