Wie wordt er (nu) nog leraar?

Aron
Decuyper

Het lerarenberoep werd vroeger steevast in het rijtje van pastoor, notaris, apotheker en zelfs burgemeester geplaatst. De laatste decennia lijkt het beroep (al dan niet sterk) gezakt qua waardering vanuit de maatschappij. Zo stelt men globaal dat er frustratie en onmacht heerst bij leraren wat betreft die waardering. Waarom zou men in godsnaam (nu) nog leraar willen worden?

 

Een verkeerde perceptie

Toch blijkt uit mijn onderzoek dat er wel degelijk een (zeer) grote waardering is voor de leraar. 87,3 procent van de ondervraagden heeft een (zeer) grote waardering voor de kleuterleid(st)er. Dit percentage zakt enigszins naar 85,9 en 80 procent voor respectievelijk de leraar lager en secundair onderwijs.

 

Dé oorzaak

Er is een verschil tussen de gepercipieerde waardering van de leraar en de effectieve waardering van de maatschappij. Dit betekent dus dat de leraar een foute indruk opvangt vanuit de maatschappij én bijgevolg wordt het gevoel van ‘onderwaardering’ in stand gehouden.

 

Dé oplossing

De leraar heeft zelf een hand in de wijze waarop de meritocratiserende maatschappij denkt over het leraarschap. Hopelijk bereiken deze cijfers veel leraren waardoor de leraar zich bewust wordt van de waardering. Bijgevolg zou dit een verandering kunnen teweegbrengen in het denken en zal dit voor de nodige ommekeer zorgen.

 

Wat niet zal werken qua opwaardering

- meer mannen in het onderwijsgebeuren

Zoals algemeen bekend staan er vooral vrouwen in het onderwijsgebeuren. Is er zodoende een nood aan meer mannen in het onderwijs? Hieraan gekoppeld is tevens de volgende vraag gesteld aan de respondenten: ‘Als er meer mannen in het onderwijs zouden staan, zou de waardering van de leraar hoger zijn?’ Indien beide vragen positief zouden beantwoord zijn, zou dit een relatief ‘eenvoudige’ oplossing teweegbrengen.

De respondenten zijn het niet uitgesproken eens over de nood aan meer mannen. Maar derhalve blijkt dat 28 procent het eerder oneens is. Dus, meer mannen in het onderwijs zouden welkom zijn, maar het zou geen ramp zijn mocht het sekseverschil zo blijven.

Een eerste vraag is reeds (overwegend) positief beantwoord, maar wat met de tweede vraag? Grotendeels helt de mening van de ondervraagden over naar het (eerder) oneens zijn, samen 71,5 procent. Een kleine 20 procent ziet eerder wel een invloed van de mannen op de waardering van de leraar. Slechts 9 procent is het eens met de stelling. Dus meer mannen in het onderwijs zal niet zorgen voor een hogere waardering.

 

Wat mogelijks kan werken

- een hoger loon

Sommigen beschouwen het loon als een belangrijke standaard voor de waardering. De sociologe Judith Elshout stelt dat indien de leraar een hoger loon krijgt, dan zal de leraar meer waardering krijgen. Minister van Onderwijs Hilde Crevits, die het lerarenberoep aantrekkelijker wil maken, belooft op 1 september van dit jaar (2018) een loonsverhoging van 0.3 procent. Vanaf 2021 loopt die loonsverhoging op tot 1.1 procent.

Algemeen staan de respondenten vrij neutraal tegenover het loon. Het loon van de kleuteronderwijzer(es) vinden 45 procent van de respondenten te laag. Bij de leraar lager onderwijs zijn dezelfde percentages te zien. De mening over het loon van het secundair onderwijs is verdeeld. Er is een breuk te zien tussen de leraar met een bachelordiploma, die volgens de respondenten te weinig verdienen, en een met een masterdiploma, die ‘het juiste bedrag’ verdienen. Logischerwijs hangt dit samen met de verloning, die bij het masterdiploma hoger ligt dan bij de overige leraren.

 

 

En dan nog dit, de waardering van het lerarenberoep in detail

- Functioneren van de leraar

Vanuit de manier waarop de leraar handelt, komen een aantal knelpunten bovendrijven. Het gaat over volgende zaken: ‘Leraren moeten meer aandacht besteden aan kinderen die problemen hebben met leren’ en ‘leraren moeten meer aandacht besteden aan kinderen die het thuis moeilijk hebben.’

 

- Maatschappelijke waardering

Belangwekkend is een vergelijking te maken van de perceptie van de waardering van de leraar nu ten opzichte van vroeger. Indien er wordt gekeken naar het percentage van de respondenten, die stelden dat de waardering in vergelijking met vroeger zeer sterk veranderd is, dan is er een stijging te zien naargelang de hogere graad.

Er heerst algemeen neutraliteit omtrent de invloed van media op de waardering. Ondanks de neutraliteit kunnen toch een aantal zaken afgeleid worden. Aldus vinden de ondervraagden dat de mening van de leraren niet voldoende aan bod komt in de media. Zodoende is de meerderheid het eens dat de kranten en de televisie meer moeten berichten over scholen waar alles goed verloopt.

 

- Persoonlijke waardering

De geënquêteerde, die leraar is, zou eerder zijn/haar dochter of zoon aanraden om leraar te worden dan de geënquêteerde, die noch leraar noch student aan de lerarenopleiding is. Dit is eveneens zo bij de student aan de lerarenopleiding ten opzichte van degene, die geen leraar of student is. Frappant is het feit dat voor beide geslachten, zowel dochter als zoon, hetzelfde geldt. Er is dus geen verschil merkbaar in het aanbevelen van een meisje of een jongen voor het lerarenberoep.

Bijkomend kan de vraag gesteld worden of er een invloed is van het gegeven dat je zelf vrouw of man bent. Na onderzoek is vastgesteld dat dit respondentkenmerk geen significante invloed heeft op het antwoord of je je dochter of zoon zou aanraden om leraar te worden.

 

- Opvattingen over de opdracht

Bijna 70 procent van de respondenten vindt dat het werk van leraren zich niet beperkt tot uitsluitend lesgeven. Dit betekent echter niet dat het voorbereidend werk, contact met ouders en andere leraren erkend wordt. Hetzelfde valt te zien bij de vraag of leraren minder dan 38 uur per week werken. De leraren geven aan dat ze meer werken, maar de overige neigen eerder naar minder dan 38 uur. Tevens vinden leraren dat ze hard moeten werken.

Voor de respondenten springen de volgende taken eruit voor de leraar kleuteronderwijs: ‘ervoor zorgen dat kinderen zich zelfstandig ontwikkelen’. De belangrijkste taak voor de leraar lager onderwijs is: ‘kinderen kennis bijbrengen’. Tenslotte kiest 45 procent voor de leraar secundair onderwijs: ‘jongeren voorbereiden op verdere studie of beroepsleven’.

Download scriptie (1.63 MB)
Universiteit of Hogeschool
VIVES Hogeschool
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Oosterlijnck Ruuth
Thema('s)