Grote schrik in een kleine hersenkern

Eline
Princen

Kent u iemand die aan een angststoornis lijdt? Angst, daar hebben we allemaal wel eens last van. Maar soms wordt die overheersend en dan hebben we het over een angststoornis, een van de meest voorkomende mentale stoornissen. Tot een op vijf volwassenen lijdt eraan. Kan er iets aan gedaan worden? Om daar een antwoord te vinden moeten we terug naar het begin. Wat is angst, en waar zit het verstopt in onze hersenen? Alleen met een goede basiskennis kan wetenschappelijk onderzoek zich op een concreet onderwerp focussen, en uiteindelijk praktische toepassingen opleveren.

Angst of vrees?

Om nuanceringen mogelijk te maken hebben wetenschappers twee verschillende termen naar voren geschoven: angst en vrees. Stel dat u over een wankele hangbrug loopt, die het schijnbaar elk moment kan begeven. Wat u dan voelt – uw maag knijpt samen en u ademt door de borst – is angst. Een langgerekt, aanhoudend gevoel dat niet veroorzaakt wordt door ogenblikkelijk gevaar, waarbij de nadruk wordt gelegd op de lange duur van de reactie. Stel nu dat u de straat aan het oversteken bent, en u ziet ineens een auto met hoge snelheid op u afkomen. Het plotse schrikgevoel dat u dan krijgt wordt vrees genoemd, en wordt veroorzaakt door een concrete dreiging (in dit geval de auto).  Bij de term vrees wordt in wetenschappelijk onderzoek de nadruk gelegd op de korte duur van de respons.

De DSM-V, een veelgebruikt handboek over psychische stoornissen, definieert angststoornissen als stoornissen gekenmerkt door buitensporige angst- of vreesreacties, waarbij de termen ‘angst’ en ‘vrees’ de uitersten beschrijven van een breed spectrum. De twee termen kunnen in de praktijk moeilijk uit elkaar gehouden worden. Waarom dan het onderscheid maken?

Rol BST in angst- en stressreacties

Om dingen op te klaren, heeft mijn thesisonderzoek zich gefocust op een minieme hersenregio, de bed nucleus van de stria terminalis, of de BST. Deze hersenregio staat bekend voor zijn rol in angst- en stressreacties, maar niet in vreesreacties. Verschillende studies hebben aangetoond dat een onevenwicht of verandering van activiteit in de BST tot stress- en angst-gerelateerde stoornissen kan leiden. Het is dan ook niet gek dat een groot deel van de huidige behandelingstechnieken voor angststoornissen, de activiteit van de BST beïnvloeden.

Toch zijn er enkele onderzoekers die tegenstrijdige resultaten bekomen, en beweren dat de BST ook een rol kan spelen in vreesreacties. Een van die onderzoeken gebeurde in het labo waar ik mijn thesis heb uitgevoerd. Daaruit bleek de BST wel een invloed te hebben op vreesreacties. Dat experiment heb ik vervolgens herhaald met een geoptimaliseerd protocol, dat minder stress uitlokte bij onze proefdiertjes. Door algemene verminderde stress tijdens het experiment, had de BST geen invloed meer op vreesreacties, wat in lijn ligt met de algemeen aanvaardde visie op de rol van de BST. Dit bevestigde ons vermoeden dat in het voorgaande experiment de BST met stress interfereerde, eerder dan met vrees. Op die manier toonde mijn onderzoek de rol van de BST aan in stressreacties en de afwezigheid ervan in vreesreacties.

Angst en onvoorspelbaarheid

Volgens de definitie van angst speelt de BST dus een belangrijke rol in het verwerken van dreigingen van lange duur (=angstreacties). Tijdens het bestuderen van onderzoeken die beweren dat de BST ook een rol kan hebben in kortdurende reacties (=vreesreacties), is me echter iets interessant opgevallen. Een deel van deze studies gebruiken testsituaties waarbij de deelnemers niet weten wanneer een negatieve prikkel (die vrees moet uitlokken) komt. De deelnemers krijgen een signaal dat de negatieve prikkel aankondigt, maar niet exact zegt wanneer. Ook al is de duur van deze anticipatieperiode kort, ze maakt de negatieve prikkel wel onvoorspelbaar. Angstreacties kennen dit onvoorspelbare aspect ook: denk terug aan die wankele hangbrug, die het elk moment kan begeven. U anticipeert op wat kan gebeuren. Bedenk dat zelfs als u voor een korte periode op deze brug zou staan, u zich angstig zou voelen, in strijd met de definitie van angst (=respons op een dreiging van lange duur). 

Het lijkt dus zo te zijn dat de BST een rol speelt in anticipatie van gevaar en in dreigingen die onvoorspelbaar zijn, eerder dan alleen in dreigingen van lange duur. Deze nuance kan discrepanties in onderzoek naar angst en vrees verklaren, maar geeft ook het belang aan van een goede fundamentele basiskennis voor de ontwikkeling van verder onderzoek. Als we er namelijk van uitgaan dat de BST enkel een rol speelt in angst- (en stress-) reacties, komen we op basis van deze onderzoeken tot andere definities van angst en vrees dan degene die algemeen gebruikt worden.

Fundamenten om op te bouwen

Met behulp van deze genuanceerde definitie van angst kunnen we de functie van de BST beter definiëren. En als we beter begrijpen hoe de BST werkt, kunnen we ook beter begrijpen wat er gebeurt wanneer het misgaat. Die inzichten kunnen dan op hun beurt leiden tot nieuwe behandelingsmethoden.

Daarom leert deze thesis – een studie rond buitensporige angst in een kleine hersenkern die we BST noemen – ons een belangrijke les. Als we complexe stoornissen zoals angststoornissen willen behandelen, moeten we terugkeren naar het begin: welke hersenregio’s zijn betrokken, wat zijn hun functies, wat loopt er mis in het geval van een stoornis, en tenslotte: hoe kunnen we daar iets aan veranderen? Mijn thesis benadrukt het belang van voldoende basiskennis om wetenschappelijk onderzoek in de juiste richting te kunnen sturen. Fundamentele kennis is essentieel, want op zand kan je niet bouwen.

 

Download scriptie (1.58 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Laura Luyten, Debby Van Dam