Is Gent een boerendorp of een bruisende stad?

Lisa
Vancauwenberghe

Is Gent een levendige stad of een slaperig provincieplaatsje? Is Utrecht een plaats van innovatie waar de toekomst ontspruit, of eerder een stadje waar gebruiken uit het verleden doorleven? Kan een stad als Münster metropolitaanse gevoelens opwekken, of overheerst een trager en voorspelbaarder levensritme? De antwoorden op deze vragen zijn niet eenvoudig en hangen grotendeels af van wie je het vraagt. Een Parijzenaar zal Gent waarschijnlijk eerder een veredelde dorpskern vinden, terwijl Gent voor een Ardooienaar misschien wel écht een grootstad is.

Met dergelijke vragen en reflecties in het achterhoofd trok ik naar een corpus van hedendaagse stadsliteratuur: welke plaats bekleden middelgrote steden in de literaire verbeelding? En wat kan dit ons leren over de stedelijke beleving in het huidige Europese landschap?

De verscheurdheid van de middelgrote stad



Middelgrote steden zoals Gent of Utrecht lijken gevangen te zitten tussen verschillende imago's. Met bevolkingsaantallen die niet kunnen tippen aan megasteden zoals New York of Londen, worden ze vaak weggezet als provinciestadjes die steeds achter de innovatie blijven aanhollen. Tegelijk worden ze soms ook gezien als gezellige steden met mooie historische centra en een bruisend cultureel leven, maar ook met veilige speelstraten en een warme bakker om de hoek.

In de urban studies ligt de klemtoon grotendeels op wereldsteden zoals Los Angeles of Tokyo. Minder spannende steden zoals Gent of Haarlem krijgen weinig aandacht. De vraag is of dit terecht is. Het landschap van Europa bestaat immers voornamelijk uit een mozaïek van kleine en middelgrote steden, die tevens een woonplaats bieden aan een substantieel deel van de Europese bevolking. Ook in de tak van de literatuurwetenschap die zich bezighoudt met de literaire verbeelding van de stad gaat het leeuwendeel van de aandacht naar de grootsteden. Mijn onderzoek is een poging om deze scheve verhoudingen enigszins recht te trekken.

De middelgrote stad bekleedt bovendien een unieke positie in de hedendaagse samenleving. Door haar 'tweederangspositie' op het internationale toneel, krijgt ze wel te maken met eigentijdse fenomenen zoals globalisering, migratie en de influx van toerisme, maar op een andere manier dan de zogenaamde wereldsteden. Hedendaagse uitdagingen worden geconfronteerd met oudere vormen van stedelijke beleving, waardoor de stadservaring hybride wordt. Grootstadsgevoelens worden gecombineerd met andere modaliteiten, waaronder een stadsgevoel dat herinnert aan de preïndustriële handelsstad met haar koffiehuizen en sterke lokale identiteit, maar ook de plaatsloosheid van globale stromen duikt op.

Literatuur en de stad?

Wat is de meerwaarde van literatuur bij kwesties rondom stedelijkheid, hoor ik u al vragen. De uniciteit van literatuur maakt haar echter tot een uitstekende bondgenoot van de urban studies. In literatuur staat immers de subjectieve beleving centraal en een stad is meer dan een optelsom van haar gebouwen en functies. Ze bestaat ook uit de gevoelens en gedachten van haar inwoners, de omgang met anderen en de publieke ruimte, en de verhalen die door de steegjes dwalen. Die aspecten komen sterker aan bod in literatuur dan in sociaalwetenschappelijk onderzoek. Hoe Charles Dickens Londen of Emile Zola Parijs portretteerde verschilt enorm van historisch of economisch georiënteerde studies. Wel moet steeds in acht worden genomen dat de fictionele stad een constructie is en conclusies trekken over een stad aan de hand van fictie moeilijk is. Het gaat hier voornamelijk om de verbeelding van de stad.

De steden die ik onderzocht liggen verspreid over Europa: Gent en Antwerpen in België, Utrecht en Haarlem in Nederland, Lublin in Polen, Graz in Oostenrijk en Munster in Duitsland. Deze steden waaren het onderwerp van de Citybooks, een project op poten gezet door Vlaams-Nederlands cultureel huis deBuren. Schrijvers zoals bijvoorbeeld Arnon Grünberg of Niña Weijers werden op residentie gestuurd naar een minder voor de hand liggende stad om een kortverhaal te schrijven. Aan de hand van deze korte reisverhalen onderzocht ik de literaire representaties van middelgrote steden.

Kleinzielige stad, aards paradijs of triomf van het alledaagse?

Sommige auteurs leken hun tocht aan te vatten met een rugzak vol droombeelden over het idee van de stad. Een stad moet groot en overweldigend zijn, met hoogbouw en een anonieme massa en het gevoel opwekken dat alles mogelijk is: bright lights, big city! Steden zoals Gent of Lublin schieten in vergelijking schromelijk tekort. Deze auteurs staan ironisch tegenover middelgrote steden en hekelen de 'provinciale' mentaliteit, de honkvastheid en de kleine schaal.

Andere auteurs zijn evenzeer ondergedompeld in een sfeer van droombeelden die hun blik op de stad kleurt, maar dan in de omgekeerde richting. De middelgrote stad bekleedt bij hen de positie van heterotopie: een levendige culturele scène, in combinatie met de nadrukkelijk aanwezige geschiedenis van de stad en een gezapiger stadsritme worden als ideaal gezien. De middelgrote stad lijkt voor hen een plek van authenticiteit in een wereld die door de globalisering steeds holler wordt.

Naast verhalen die gedrenkeld zijn in fantasmagorische beelden van de stad, waar vanuit een normatief idee de beschreven stad ofwel geromantiseerd ofwel gehekeld wordt, zijn er ook vele kortverhalen die een andere inslag kennen. De alledaagsheid van het stedelijke leven komt op de voorgrond. Het perspectief van de stamgast van een volkscafé of een net aangekomen migrant in Antwerpen werpt een nieuwe blik op de middelgrote stad, voorbij een vervlakkend totaalbeeld. Andere kortverhalen zoomen in op de hybride stadservaring van de middelgrote stad. Het stadsbeeld is gelaagd: de inwoners schipperen tussen de universele metropolitaanse moderniteitsbeleving en plaatselijke gebruiken, tussen anonimiteit en betrokkenheid, tussen de globale stromen en lokale identiteit in een wereld die steeds verandert.

Dit onderzoek is enerzijds een pleidooi om de stad anders te benaderen: weg van het klassieke stadsbeeld, meer aandacht voor de complexiteit van de stedelijke ervaring én voor steden die geen wereldsteden zijn. Het merendeel van de Europese bevolking leeft immers niet in een metropool, maar in vormen van stedelijkheid die qua beleving nog lang niet ontgonnen zijn. In de toekomst zal dit alleen nog maar versterkt worden. Daarnaast is dit onderzoek ook een pleidooi voor een evenwaardige wisselwerking tussen urban studies en letterkunde, beide hebben elkaar immers heel wat te bieden.

Download scriptie (949.69 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
professor Bart Keunen