Vlaamse sequels, Mission: Impossible?

Stien
De Rudder

Wanneer je iemand vraagt: “Hé, heb jij de tweede film van die filmreeks al gezien?” of “Kijk jij ook zo uit naar die derde film?”, in hoeveel van die gevallen gaat het dan over een Vlaamse film? Als het over sequels gaat, kent de Vlaamse cinema een beperkt aanbod. Sequels –vervolgfilms die elementen bevatten van vorige film(s) zoals personages en settings – zijn nochtans een enorm populaire vorm van film maken geworden. Er verschenen er de afgelopen twaalf maanden dan ook heel wat in de bioscoop, denk maar aan Deadpool 2, Incredibles 2, Mission: Impossible – Fallout, Mamma Mia! Here We Go Again, Fifty Shades Freed, The Cloverfield Paradox, Blade Runner 2049, Star Wars: Episode VIII - The Last Jedi, Paddington 2, Kingsman: The Golden Circle en nog vele andere. Hoewel vorig jaar Het Tweede Gelaat én F.C. De Kampioenen 3: Kampioenen Forever in de zalen verschenen, werden er de voorbije vijftien jaar slechts ongeveer zeven sequels van Vlaamse fictiefilms gemaakt. Binnen die periode van vijftien jaar waren er ook nog: Team Spirit II (2003), Dossier K (2009), Frits & Franky (2013), F.C. De Kampioenen 2: Jubilee General! (2015) en Crimi Clowns 2.0: Uitschot (2016). Het valt dus op dat (Belgische) bioscopen overspoeld worden met Hollywoodiaanse sequels, terwijl sequels van eigen bodem doorgaans achterwege blijven.

Daarom werden sequels als vorm van film maken, de trend die zich binnen Vlaanderen afspeelt en daar de mogelijke oorzaken van nagegaan en onderzocht.  Dit aan de hand van (academische) literatuur en diepte-interviews met twaalf experten binnen de (Vlaamse) filmindustrie, waaronder Jan Verheyen, Bilall Fallah, Erwin Provoost, Peter Bouckaert, Hilde Van Mieghem, Luk Wyns en Ward Verrijcken.   

Sequels mogen niet worden verward met ‘remakes’ of ‘franchises’. Remakes nemen verhaallijnen en/of personages bijna letterlijk over, maar plaatsen die bijvoorbeeld in een andere context. Sequels nemen ook personages en/of settings over, maar de (opeenvolgende) films kennen een chronologisch verband. Sequels zijn daardoor vaak een onderdeel van een franchise of een ‘merk’, samen met alle andere nevenproducten zoals speelgoed, kledij, videospelletjes en dergelijke meer.

Hoewel sequels voornamelijk gebaseerd zijn op het terugkeren van herkenbare elementen, is het heel belangrijk dat er voldoende nieuwigheid in de film zit. Een goede balans tussen beide vinden is essentieel, want kijkers hebben vertrouwdheid nodig om te begrijpen wat ze zien, maar nieuwigheid om ervan te kunnen genieten. Die balans is moeilijk en eerder gevoelsmatig te bepalen. Verder zijn sequels volgens heel wat academici niet creatief, ondergeschikt, inferieur én nooit zo goed als het origineel. Nochtans zijn er enkele anderen, waaronder de geïnterviewde experten, die het daar niet mee eens zijn. Zij stellen dat, ondanks dat sequels soms teleurstellen, ze niet inherent inferieur zijn. Een film kan soms echt baat hebben bij een vervolgverhaal. Daarom zou er eerder een verschil moeten gemaakt worden tussen goede en slechte sequels. Het verschil hiertussen is echter moeilijk vast te leggen in stelregels, want appreciatie van film is subjectief. Al geven sommige experten aan dat de mate waarin de verwachtingen van het publiek worden ingelost en de mate waarin de film toch nog verrast sterk bepalend zijn.

In de film- en televisie-industrie bestaan er heel wat ondernemingsrisico’s. Sequels worden doorgaans door een producent of studio, en soms door een distributeur opgestart, omdat men ervan uit gaat dat wat voordien gewerkt heeft wel opnieuw zal werken. Sequels zijn namelijk creatieve herwerkingen van reeds bestaande, en in de meeste gevallen succesvolle, films. Doordat (een deel van) de verhaallijn reeds werd ‘getest’ en er bijvoorbeeld een fanbasis ontstond, is de opkomst van publiek quasi gegarandeerd. Op die manier bieden sequels dus een bepaalde vorm van zekerheid. Dat daarnaast ook nieuwe kijkers kunnen worden aangetrokken, verhoogt het marktpotentieel van sequels.

In Vlaanderen zouden publieksfilms echter te klein zijn om daarvan sequels te maken. Ons kleine taalgebied zorgt ervoor dat er een beperkte afzetmarkt is voor Vlaamse films, want onze films spelen niet echt mee op de Nederlandse markt. Dit zorgt ervoor dat onze markt niet geschikt is om commerciële film- (of televisie)producten zeer succesvol te laten renderen. Bovendien staan volgens enkele experten heel wat filmmakers weigerachtig tegenover zulke praktijken. Daarnaast zorgt onze kleine markt voor een lage production flow. De ontwikkeling van een film duurt te lang, waardoor een sequel te laat op zijn voorganger volgt. Hierdoor kan de connectie met het publiek verloren gaan en zal het weinig interesse hebben voor een vervolgfilm.

Vlaamse filmproducties zijn bovendien enorm afhankelijk van het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF), een autonoom filmfonds dat onder de bevoegdheid van de Minister van Cultuur valt. Het VAF heeft echter een beperkt budget en geeft daarom de voorkeur aan originele, kleinere films, die het moeilijk hebben om het zelfstandig te redden op de markt. Sequels worden hoofzakelijk gemaakt omdat ze commercieel interessant zijn en geld opbrengen. Daarom zou het volgens enkele experten niet meer dan logisch zijn dat het VAF er niet in investeert. Door een tekort aan privé-investeerders en onze televisiezenders die niet machtig en rijk genoeg zijn, verschijnen er hoofdzakelijk Vlaamse films die steun van het VAF ontvangen en dus gesubsidieerd geraken.

Tal van keuzemogelijkheden wat betreft filmconsumptie, zoals Netflix en Telenet Play More, zorgen ervoor dat de bioscoop zowel voor filmmakers als voor kijkers minder interessant is. Cinema is namelijk een duur en minder aantrekkelijk medium geworden.  Voor de filmkeuze in de bioscoop zelf kan dit leiden tot een meer kieskeurige kijker, die kiest voor originele, authentieke films, ofwel tot een gemakzuchtige kijker, die kiest voor iets wat hij of zij al kent.

Ondanks dat ze in de nabije toekomst waarschijnlijk nieuwe filmprojecten zullen verkiezen, sluit het merendeel van de experten niet uit dat ze (opnieuw) aan sequels zullen meewerken of die zullen opzetten. Zo kunnen we hoogstwaarschijnlijk in 2020 het vervolg op Patser in de zalen verwachten.Als de wereld van een film uitgebreider, rijker en groter kan worden, waarom niet?’

Download scriptie (571.73 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Stijn Joye