Wat kan complementaire zorg bieden bij palliatieve patiënten?

Mónica
Molina Fernández

De uitbreiding van de medische kennis in onze maatschappij heeft onder andere tot gevolg dat steeds meer mensen, ondanks eventueel levensgevaarlijke ziektes, toch zeer oud worden. Niet zelden eindigt dit oude leven na een fase waarin een “terminale ziekte” het heft overneemt - een lot dat overigens niet alleen bij oude mensen voorkomt, maar soms ook bij jongeren. Dit is het moment waarop de klassieke geneeskunde op haar limieten botst, waar de arts niet langer zicht kan bieden op genezing en overleving en waar de noden van de patiënt niet langer door die klassieke geneeskunde ingevuld raken.

Zo komt het sterven in het blikveld van de geneeskunde, iets wat lijkt op een contradictie in de termen, want... Is geneeskunde niet vooral op het leven gericht? In het aangezicht van het sterven moet de beoefenaar van de klassieke geneeskunde zich bescheidener opstellen. De arts richt zich in deze context bijvoorbeeld op pijnbestrijding, helpt daar waar de wetenschap nog een bijdrage kan leveren maar moet andere disciplines toestaan omdat het doel niet langer het genezen op zichzelf is, als wel het welzijn van de patiënt.

Het is op dit punt dat de palliatieve zorg ontstaat, een woord dat verwijst naar mantel-zorg, en dus naar het gegeven dat het om zorg gaat die in de omgeving van de patiënt bestaat.

Het doel bij palliatieve zorg is de continuïteit van de zorg bij een opname of ontslag te garanderen en aandacht te besteden aan de eenheid van lichaam, geest, ziel en het evenwicht hierin. Om het met de woorden van Lady Cicely Saunders, een Engelse pionier in de palliatieve zorg, te zeggen: in deze zorg gaat het om “alles wat nog dient gedaan te worden als men denkt dat er niets meer kan gedaan worden” (Zorg, 2018).

Deze zin lijkt een evidentie, maar is het niet. “Alles” is veel. En “als men denkt” laat vermoeden dat er terreinen zijn waar men niet aan denkt. Wat zou dat kunnen zijn? Uiteraard moet dat wat Lady Saunders schreef begrepen worden vanuit de 19de eeuwse ziekenhuis context die zij wou doorbreken en misschien bedoelde ze niet alles wat tegenwoordig als invulling gezien wordt van palliatieve zorg. Hoe dan ook, tegenwoordig bestaat palliatieve zorg ook uit zorg die alternatief en of complementair genoemd wordt. Onder "complementair" wordt de zorg verstaan die aanvullend voorzien wordt met de klassieke zorg. Onder "alternatief" wordt de zorg verstaan die zich in de plaats stelt van de klassieke zorg. Glad ijs, dus.

Concreet gaat het over behandelingen zoals massage, muziek therapie, aroma therapie, kruiden, therapeutic touch, bachremedies, reiki, voedingsadvies, voetreflexmassage, ontspanningsoefeningen, visualisatie, en vele andere.

De kritische lezer ziet algauw dat het spectrum van deze therapieën gaat van zacht beïnvloedend, over diepgaand, tot dubieus en misschien zelfs gevaarlijk. Ethische vragen stormen naar voor en maken het gesprek soms moeilijk, en soms gemakkelijk, want als een therapie het welzijn van een stervende verbetert, wat kan je er dan op tegen hebben? Tegelijk is zichtbaar dat deze therapieën de kracht hebben om ook buiten de palliatieve sector van belang geacht te worden.

Dus, daar waar de wetenschap zich eerst enigszins nederig moest terugtrekken, kom de behoefte aan die wetenschap weer boven drijven. Waar is het wetenschappelijk onderzoek over deze niet-wetenschappelijke zorgpraktijken? 

Helaas, er is niet veel wetenschappelijk gebaseerde informatie over deze technieken. Volgens de literatuur zijn er verschillende therapieën die in deze moeilijke levensfase kunnen helpen, maar in België is er geen onderzoek gedaan naar het implementeren van complementaire therapieën.

In tegenstelling tot andere landen, zoals de Verenigde Staten, waar veel geïnvesteerd wordt in onderzoek en opleiding, blijkt dat er in België, binnen de opleiding van verpleegkundigen, weinig aandacht besteed wordt aan complementaire therapieën. De overheid stelt ook geen duidelijke definities voor over dit onderwerp. Het hoeft dus niet te verwonderen dat er in de actuele visie op gezondheidszorg weinig ruimte is voor het concept complementaire therapie en dat er zelfs grote scepsis bestaat - hoe ongefundeerd die tegelijk ook blijkt te zijn.

Verpleegkundigen, zeer zeker dezen die in de palliatieve sector werken, bevinden zich in een belangrijke positie om complementaire therapieën te integreren in de klinische praktijk. Hun schoolcurriculum baseert zich namelijk op dezelfde holistische en zorgzame filosofie die ten grondslag ligt aan de complementaire therapieën. Zo zijn ze in staat om de groei en het gebruik van complementaire therapieën in het continuüm van de zorgomgeving van de palliatieve sector te sturen en beïnvloeden, en bij uitbreiding ook in de hele medische zorgsector.