Sociale huurder én eigenaar van onroerende eigendom: terecht onverenigbaar?

Kathlijn
Brouns
  • Kathlijn
    Brouns

In een uitzending van de Zevende Dag van januari 2018, werd een nieuwe wet van de Vlaamse Regering uit de doeken gedaan. Die wet schroefde de toekenningsvoorwaarden voor een sociale huurwoning gevoelig aan. Het zou vanaf dan mogelijk zijn om iemand die slechts voor een gedeelte eigenaar is van een huis, het recht op een sociale woning te ontzeggen. Kathlijn Brouns, masterstudente rechten, bekeek die uitzending en bleef met een wrang gevoel achter. Het onderscheid der goederen, zijnde het onderscheid tussen roerende en onroerende eigendom, wordt gehanteerd om mensen in categorieën van gerechtigden en niet-gerechtigden onder te verdelen. Maar, op welke fundamenten berust dat onderscheid? Is het wel rechtvaardig om aan de hand van dit onderscheid over de huisvesting van duizenden mensen te beslissen? Zijn er geen betere alternatieven? Die vragen zijn het uitgangspunt van deze masterscriptie.

 Het onderwerp bevindt zich in een soort grijze zone. Het problematische van de wet is immers het gevolg van een verwevenheid tussen het burgerlijk recht en het sociaal recht.  Men past een eeuwenoud principe, zijnde het onderscheid der goederen, toe op een hedendaagse problematiek.  In een uitgebreide studie, waarbij zowel het recht in de andere Belgische gewesten, als in onze buurlanden, onder de loep wordt genomen, wordt de wetswijziging kritisch onderzocht. Er blijken verschillende pijnpunten te zijn. Ten eerste, is het onderscheid dat in ons wetboek zijn intrede deed in de tijd van Napoleon, verouderd en op verschillende vlakken omstreden. Onroerende eigendom is al lang niet meer het enige waardevolle onderdeel van iemands bezit. Hoewel roerende eigendom dus steeds waardevoller wordt, is het voor de toekenning van een sociale woning niet van tel. Ten tweede, is een klein gedeelte van een onroerende eigendom, voldoende om iemand uit te sluiten van het recht op een sociale woning, hoewel deze persoon daarom niet beschikt over een woonalternatief. Mensen die niet in hun eigen woonbehoefte kunnen voorzien, worden op die manier toch het recht op behoorlijke huisvesting ontzegd. Bewoners van een sociale huurwoning die na een familiale erfenis jarenlang ongewild in onverdeeldheid zitten, zijn door deze wetswijziging bijvoorbeeld genoodzaakt te verhuizen. Ten derde, is het criterium van onroerende eigendom niet waterdicht. Door gebrek aan gegevensuitwisseling kunnen onroerende eigendommen in het buitenland immers onder de radar blijven. Daarnaast kan iemand met een goede raadgever of iemand die kennis heeft van het recht, de voorwaarde gemakkelijk omzeilen. Deze kan bijvoorbeeld een onroerende eigendom verkopen en met het geld dat hij in de plaats krijgt zijn bankrekening spijzen, zonder uitgesloten te worden van een sociale huurwoning.

Het recht blijkt niet volmaakt en er is nood aan verandering. Er worden daarom verschillende alternatieven onderzocht die een rechtvaardige en gelijke behandeling van kandidaat-huurders kunnen garanderen. Het algemene uitgangspunt daarbij is dat het mogelijk moet zijn om een gedeelte van het roerende vermogen in acht te kunnen nemen. Er wordt nagedacht over een mogelijk register voor roerende goederen, naar analogie met het register dat men in België heeft voor onroerende eigendom. Al snel blijkt dat het registreren van roerende eigendom een onbegonnen werk is en dat de voordelen niet opwegen tegen de nadelen. Een ander alternatief is het invoeren van een middelentoets voor sociale huurders. Sociale verhuurkantoren zouden gemachtigd kunnen worden om inzage te krijgen in de vermogenstoestand van de kandidaat-huurders. Op die manier worden enkel de kandidaat-huurders onderzocht en dient niet iedere Vlaming zijn roerende eigendom te registreren. In de Vlaamse regeringsonderhandelingen wordt dit alternatief zeer voorzichtig naar voren geschoven. Een ander probleem waarvoor een oplossing wordt uitgewerkt, zijn de onroerende eigendommen in het buitenland. Verschillende gevallen van fraude kwamen dit jaar aan het licht. De mogelijkheid om via een privébedrijf buitenlandse eigendommen op te sporen, lijkt een steeds groter draagvlak te krijgen. Ook in de Vlaamse regeringsonderhandelingen komt dit soort onderzoek aan bod.

De nieuwe wet ligt om verschillende redenen onder vuur. Eigenaar zijn van een volledig onroerend goed met de mogelijkheid om in te wonen, is zonder twijfel onverenigbaar met een statuut als sociale huurder. Eigenaar zijn van een half, een vierde of zelfs een honderdste van een onroerend goed dat zich niet leent tot woning, zou niet onverenigbaar mogen zijn met een statuut als sociale huurder. En toch is dat het wel.

Download scriptie (290.01 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2019
Promotor(en)
Vincent Sagaert