Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de Vlaamse Scriptieprijs.
Uterustransplantatie. Een behandeling voor vrouwen met absolute uteriene infertiliteit.
Absolute uteriene infertiliteit is een probleem dat 1 op 500 vrouwen van reproductieve leeftijd treft. Deze pathologie kan zowel congenitaal als verworven zijn. Deze vrouwen worden zonder uterus geboren of verliezen hun uterus omwille van een medische indicatie. Het ontbreken van de uterus heeft als gevolg dat deze vrouwen geen eigen kind kunnen dragen. Een nieuwe ontwikkeling in de reproductieve geneeskunde brengt hier sinds kort verandering in. De uterustransplantatie heeft als doel deze vrouwen de kans te geven een eigen zwangerschap te voldragen
ARCHEOLOGIE VAN DE LAATMIDDELEEUWSE ‘HETEROSEKSUALITEIT’ Onderzoek naar ‘heteroseksualiteit’ in de late middeleeuwen in de Lage Landen aan de hand van seksuele insignes.
ARCHEOLOGIE VAN DE LAATMIDDELEEUWSE ‘HETEROSEKSUALITEIT’ Onderzoek naar ‘heteroseksualiteit’ in de late middeleeuwen in de Lage Landen aan de hand van seksuele insignes.
In 1947 veroverde het DES-hormoon de wereld. Het middel had als doel om miskramen te voorkomen en werd wereldwijd voorgeschreven aan miljoenen zwangere vrouwen. In 1971 werd echter aangetoond dat DES schadelijk was voor de baby’s – zogenaamde DES-kinderen – die als foetus werden blootgesteld aan het hormoon. Vooral DES-dochters liepen ernstige medische risico’s. Bovendien bleek jaren later dat ook DES-kleinkinderen vatbaar zijn voor de gevolgen van DES. Dat het middel in België nog zeker tot 1977 – zes jaar nadat de schadelijkheid formeel werd bewezen – is toegediend aan zwangere vrouwen, doet onderzoeksjournaliste Greet Pluymers en enkele DES-dochters vermoeden dat er sprake is van een dofpotoperatie. Een mogelijke doofpotaffaire zou inderdaad verklaren waarom DES op de markt bleef tussen 1971 en 1977, maar het vormt geen antwoord op de vraag waarom er vandaag in België – in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Nederland – nog steeds weinig kennis bestaat of circuleert over de schadelijke gevolgen van het hormoon. Dit onderzoek gaat daarom na hoe de late en gebrekkige kennisverspreiding van DES binnen de Belgische context verklaard kan worden. Daarbij neemt deze studie afstand van een mogelijke doofpotaffaire door op zoek te gaan naar een lange termijn verklaring voor de relatieve onwetendheid over DES in België. Om een licht te werpen op het gebrek aan kenniscirculatie vanaf 1971 steunt dit onderzoek op inzichten uit de agnotologie, een theorie die ervan uitgaat dat onwetendheid het gevolg is van culturele constructies.
Zo bood deze studie – aan de hand van interviews met DES-dochters en gynaecologen – inzicht in de langdurige mechanismen en processen die aan de basis liggen van de gebrekkige kennisverspreiding van het DES-hormoon in België. De rol van ouders en artsen – die golden als de belangrijkste informatieverstrekkers in het kennisproces van DES-dochters – bleek daarbij cruciaal. Indien zij niet optraden als kennisverspreiders, bleven DES-dochters vaak jarenlang in het ongewisse over hun DES-identiteit. Verder wees de analyse uit dat DES-dochters in grote mate afhankelijk waren van toeval voor een juiste diagnostisering. Daarnaast bleek dat de schuldgevoelens van sommige DES-moeders – zeker in huishoudens waar een sterk taboe rustte op infertiliteit – het stilzwijgen van DES in de hand werkte. Op die manier toonde ik aan dat het stigma rond onvruchtbaarheid bijdroeg aan de onwetendheid over DES en niet alle ouders zomaar fungeerden als doorgeefluiken van kennis. Tot slot toonde dit onderzoek aan dat ook gynaecologen hun rol als informatieverstrekkers niet systematisch opnamen. Zo bleek dat artsen – ondanks het feit dat ze sinds het begin van de jaren 1970 geïnformeerd waren over de schadelijkheid van DES – het probleem leken te onderschatten. Deze onderschatting was het gevolg van de overtuiging dat het DES-probleem vanaf het einde van de jaren 1980 verleden tijd was. Maar deze opvatting alleen kon het kennistekort niet verklaren. Andere redenen waren de onzichtbaarheid van het DES-probleem in combinatie met de moeilijkheid om congenitale afwijkingen te linken met het hormoon, de exclusieve focus op fertiliteitsproblemen, het gebrek aan ondervraging
94
en de mogelijk nauwe relaties tussen UCB en de medische wereld. Op die manier ontstond er een algemeen gebrek aan belangstelling voor het DES-probleem in medische kringen in België waar DES-dochters tot op heden het slachtoffer van zijn.
De beslissing over te gaan tot donorconceptie brengt heel wat vragen en uitdagingen met zich mee. Ook tijdens het opgroeien van het kind kunnen zich (nieuwe) vragen voordoen. Waar kunnen (wens)ouders en hun donorgezinnen terecht met al deze vragen? Fertiliteitscentra richten zich voornamelijk tot de (psychologische) begeleiding voor en tijdens de behandeling. Er lijkt dan ook nood te zijn aan en laagdrempelig expertisecentrum. Hier kan elke (wens)ouder en zijn donorgezin terecht tijdens elke fase van de gezinsuitbreiding en nog lang nadien. Binnen de begeleiding staat het (toekomstige) kind en zijn belangen centraal.
De verschillende fertiliteitspreservatiemogelijkheden voor kinderen met kanker en barrières in de zorg worden besproken en onderzocht, zodoende wordt duidelijk waarom dit onderwerp nog te weinig aan bod komt.
In deze literatuurstudie werd nagegaan wat de gevolgen zijn van een behandeling met artificiële reproductieve technieken, specifiek in het kader van fertiliteitsproblematiek, op de beleving van zwangerschap, bevalling en postpartum/ouderschap. Aanvullend werd er uitgezocht hoe de vroedvrouw deze beleving positief kan beïnvloeden.
Uitzonderingen zijn er altijdInleidingZoals we allemaal weten zijn onvruchtbaarheidsproblemen niets onbekend in onze maatschappij. Er zijn veel technieken ontwikkeld om deze onvruchtbaarheid te omzeilen. Eén daarvan is in vitro fertilisatie of ook wel de alom bekende ‘proefbuisbaby’s’.De eerste succesvolle geboorte vond plaats in 1978. Sindsdien zijn er al duizenden baby’s verwekt gebruikmakend van deze techniek. De procedure is over de laatste jaren meer en meer aangepast om complicaties te vermijden.
De beleving van het ouderschap na eiceldonatie. Een kwalitatief onderzoek naar de wijze van communiceren door ouders na eiceldonatie en de beleving van de asymmetrie in het ouderschap.Promotor: prof. dr. Peter RoberTot op heden is er in de literatuur weinig onderzoek geleverd naar de beleving van de asymmetrie binnen het ouderschap na eiceldonatie. Objectief gezien schuilt er een asymmetrie tussen het genetisch (sociaal-biologisch) ouderschap van de vader en het sociaal-biologisch ouderschap van de moeder.
Hypospadias en cryptorchidie klinken u misschien erg vreemd in de oren. Toch komen deze twee afwijkingen van het mannelijk geslachtsorgaan bij pasgeborenen meer voor dan u denkt.
De gevolgen voor de patiënten op seksueel en psychologisch vlak zijn op volwassen leeftijd niet te onderschatten. Het is dus belangrijk dat de bevolking hierover geïnformeerd wordt.
In Vlaanderen heeft men nog geen precies idee over het exacte aantal gevallen, maar men schat dat er jaarlijks 1/300 jongetjes geboren worden met hypospadias en 1/100 met cryptorchidie.
Zeg het aan niemand dat ik verliefd ben… Een verkennend onderzoek naar relaties en seksualiteitsbeleving bij islamitische meisjes en jonge vrouwen in Vlaanderen.
In onze maatschappij is de behoefte aan het begrijpen van hoe anderen hun belevenissen zien, nog nooit zo groot geweest. Seksualiteit en islam zijn daarin elk op zich actuele thema’s, maar tegenover seksualiteit én islam samen lijkt er terughoudendheid te bestaan. Literatuur over dit thema is in België dan ook zeldzaam.
Het doel van het onderzoek, gevoerd door drie studentes Vergelijkende Cultuurwetenschap van de Universiteit Gen