Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de Vlaamse Scriptieprijs.

Het Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan: een blik op de procedure

Jessica De Doncker
Deze masterthesis onderzoekt de ervaring van het gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan bij gemeentelijke omgevingsambtenaren en schepenen van Omgeving. Ondanks dat het ruimtelijk beleidsinstrument een kwarteeuw bestaat, werd nooit onderzocht of dit ruimtelijk beleidsinstrument de lokale goede ruimtelijke ordening ten goede komt. Deze masterthesis vult dit hiaat op door een tweejarig kwantitatief en kwalitatief onderzoek.

Masters of Grand Strategy

Samuel Boucké
In onderstaand beleidsrapport wordt geanalyseerd hoe strategic simulations een staat, zoals België, kunnen helpen bij de grand strategy, strategische cultuur en civiele-militaire relaties. Om dit te bereiken wordt eerst de term strategic simulations gedefinieerd. Dit is nodig om een fundatie
te bouwen waarop kan worden verder gewerkt. De term strategic simulations wordt gehanteerd als containerterm zodat alle essentiële types simulaties hieronder vallen. Vervolgens worden alle hoofdthema’s (grand strategy, strategische cultuur en civiele-militaire relaties) geanalyseerd en wordt er gekeken hoe deze in verhouding (kunnen) staan met strategic simulations. Op deze manier ontstaat er een rode draad doorheen het beleidsrapport die gevolgd kan worden en de verschillende thema’s met elkaar verbindt.

Bestuurlijke besluitvorming via de inzet van algoritmische beslisregels en geautomatiseerde feitenvinding: de trias politica door elkaar geschud?

Lars Voorjans
Biedt het Belgisch algemeen bestuursrecht afdoende waarborgen teneinde een transparante aanwending van algoritmische systemen in de overheidsbesluitvorming te kunnen waarborgen?

Burgerparticipatie in Vlaamse gemeenten: het perspectief van het lokaal bestuur onderzocht

Lore Walbrou
Deze masterproef gaat over burgerparticipatie bij Vlaamse gemeenten. Hierbij wordt onderzocht waarom en hoe gemeenten hun burgers betrekken bij het beleid.

Ik heb je geweld(dad)ig lief

Stien Van Damme
Aanbevelingen voor de aanpak van partnergeweld door politiediensten in Oost-Vlaanderen.

De kwalitatieve omgevingsvergunningverlening in Vlaanderen. Van ‘complex’ naar ‘harmonieus’ proces.

Annelies Maes
Het proces van de omgevingsvergunningverlening staat vandaag de dag erg onder druk.

Omgevingsambtenaren die de vergunningsaanvraag bestuderen en een advies voor het politieke beslissingsorgaan voorbereiden, krijgen steeds meer taken en verantwoordelijkheden op hun bord, en blijken stilaan ‘onvindbaar’ te zijn. Politici die in het kader van het ‘politiek dienstbetoon’ hun nuttigheid willen bewijzen als ‘veredelde maatschappelijk werker’ doorkruisen het besluitvormingsproces, wat een aanzienlijke impact heeft op de werking van de dienst Omgeving. En dan is er nog de burger die vindt dat alles té traag gaat… en verontwaardigt reageert wanneer zijn droomproject uiteindelijk niet wordt vergund.

In mijn masterproef ging ik op zoek naar de beslissende factoren die het ‘complex’ proces van de omgevingsvergunningverlening verklaren…. om finaal enkele aanbevelingen te formuleren die moeten toelaten om het ‘complex’ proces om te buigen tot een ‘harmonieus’ proces, waarbij onderlinge spanningen, frustraties en teleurstellingen in hoofde van ambtenaren, politici en derden voortaan tot een ver verleden behoren.

Een beroep op het zwijgrecht: fundamenteel recht van verdediging of mes in eigen rug?

Camille De Ridder
Aan de hand van een literatuuronderzoek en een empirisch onderzoek werd onderzocht of rechters het zwijgen door verdachten (mogen) meenemen in de straftoemeting. Enerzijds werd nagegaan in hoeverre zwijgen juridisch gezien consequenties mag hebben in de fase van de straftoemeting (law in the books). Of anders gesteld: zijn er juridische beperkingen aan het zwijgrecht? Anderzijds werd onderzocht of rechters zich in de praktijk kunnen houden aan deze beperkingen en of zij niet verder gaan dan juridisch voorzien (law in action).

De samenlevingsovereenkomst inzake wettelijke samenwoning: een voorstel van een model vak akte met enige toelichting

Kelsey Casier
Deze scriptie onderzoekt de
samenlevingsovereenkomst tussen wettelijk samenwonenden en ze beoogt een modelakte op te stellen en
toelichting te bieden waar nodig.

DE ATTITUDE OMTRENT EEN NULTOLERANTIEBELEID VAN ALCOHOL IN HET VERKEER: INVLOED VAN SOCIAAL KAPITAAL EN OUDERLIJKE OPVOEDING

Lotte De Canck
De doelstelling van huidige studie was het blootleggen en vergelijken van de mening van de Vlaamse bevolking voor verschillende nultolerantiemaatregelen en de impact daarop van diverse factoren zoals leeftijd, ouderlijke opvoeding en sociaal kapitaal. De resultaten van de studie geven over het algemeen een positieve attitude weer bij de Vlaamse bevolking ten aanzien van nultolerantie van alcohol in het verkeer.

Als mensen samenleven en ruimtes delen: cohousing in de lift - een onderzoek naar cohousing in Limburg

Anke Henrotte
Deze bachelorproef presenteert adviezen om cohousing in Limburg te bevorderen. Daartoe schetst dit eindwerk eerst een gedetailleerd beeld van de vijf bestaande Limburgse cohousingprojecten en legt het vervolgens de belemmeringen voor cohousing in de provincie bloot.

Leren om te leren? Interorganisationeel leren inzake integratiebeleid tussen lokale besturen in Vlaanderen

Matilde Geuëns
“Leren om te leren? Interorganisationeel leren inzake integratiebeleid tussen lokale besturen in Vlaanderen” gaat na hoe Vlaamse steden en gemeenten van elkaar (kunnen) bijleren om het integratiebeleid dat zij voeren efficiënter en effectiever te maken. Aan de hand van kwalitatieve onderzoeksmethoden zoals diepte-interviews en focusgroepen wordt vastgesteld hoe onderlinge leerprocessen momenteel verlopen én hoe het eventueel beter kan om praktische “do’s-and-don’ts” op vlak van integratiebeleid uit te wisselen. Daarbij blijken een vijftal randvoorwaarden van belang om een dergelijke uitwisseling van goede praktijken mogelijk te maken.

Contemporary Nigerian-based Piracy: An Assessment of the Harms

Bryan Peters
This research set out to systematically and empirically assess the harms of contemporary Nigerian-based piracy across multiple bearers and interest dimensions. To do so, an innovative harm assessment framework, developed by Greenfield and Paoli (2013) was employed. The assessment framework, a multi-step exercise comprised of distinct analytical phases and processes, required the articulation of business models for each of the primary modes of Nigerian-based piracy, the identification of possible harms and bearers, the evaluation of the incidence and severity of actual harms, the rating and prioritization of harms and finally, investigating potential causes of the identified harms. To do so, a mixed-methods approach was employed relying on both primary and secondary data sources. Methods included an extensive literature review, content analysis of over 400 piracy incident reports and semi-structured interviews.

Belgisch humanitarisme: andere naam, zelfde imperialisme? Een onderzoek naar het Belgische discours rond mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking (1960-1975)

Flo Van den Broeck
Deze masterproef onderzoekt hoe België zichzelf definieerde als humanitaire actor na de dekolonisatie van Congo. Het gaat eveneens na in hoeverre het Belgische humanitarisme van 1960 tot 1975 te begrijpen valt als een verlengstuk dan wel als een breuk ten aanzien van de koloniale praktijk.

The Civil Society is tired – Introducing a new dimension of Red Tape at the German Local Level

Max Robert Marhauer
Er is steeds vaker protest van burgers tegen voorgenomen hervormingen: “Er is genoeg hervormd, dit volstaat”. In mijn meesterproef onderzoek ik of burgers moe worden van herhaalde hervormingen van en door hun lokale overheid. Op basis van data over Duitse lokale overheden stellen we vast dat deze minder geneigd zijn hervormingen of veranderingen door te voeren, onder druk van burgers die hervormingsmoe zijn.

Lobbyen in België: een zoektocht naar meer integriteit en transparantie

Frederik Panneel
Deze scriptie probeert het Belgische lobbylandschap in kaart te brengen en de huidige Belgische lobbyregulering wordt kritisch geanalyseerd door middel van rechtsvergelijkend onderzoek.

De kostprijs van de federale politie. Een historisch onderzoek

Kenneth Neirinckx
Een historisch onderzoek naar de financiering van de federale politie. Er is gekeken naar waar de budgetten vloeien. Opvallend is de bijzonder hoger personeelskost.

You’re Not Standing Alone: Eenpersoonsprotest in Rusland

Marie Dewaegenaere
Door de restrictieve wetgeving en het gewelddadige politieoptreden tegen (on)aangekondigde demonstraties, wordt de protestruimte van Russische opposanten steeds verder ingeperkt. De opstandig stemming die de repressie wist te overleven, vond steeds meer verklanking in kleine, symbolische eenpersoonsacties. In het onderzoek gaan we op zoek hoe het eenmansprotest in de voorbije tien jaar de tactiek bij uitstek werd van vreedzaam, anti-regime protest.

Operation Vigilant Guardian en militaire openbare ordehandhaving doorgelicht: de juridische zin en onzin van militairen op straat

Jens Claerman
Een heldere duiding van de juridische aspecten van de moderne militaire openbare ordehandhaving in België.

Bloot in het straatbeeld: De relatie tussen pornografische filmposters en censuur in België in de periode 1970-1980.

Leon Janssens
Deze scriptie onderzoekt de censuur in pornografische filmposters in de periode 1970-1980. Op die manier wordt het effect van de tweede seksuele revolutie op de omgang met seksueel expliciet materiaal in de publieke ruimte onderzocht.

Mister President, Where Are Your Citizens? Statecraft and Citizen-State Relations in Post-Conflict Bosnia-Herzegovina

Leander Papagianneas
Een interdisciplinaire analyze van de relatie tussen burgers en de staat in de post-conflict context van Bosnië-Herzegovina, waarbij specifieke aandacht wordt besteed aan de invloed van politiek en sociaal activisme

"Dat wij de macht in handen krijgen in Brussel". De Raad van Vlaanderen (1917-1918) als parlementair experiment

Bram De Maeyer
In volle Eerste Wereldoorlog richtte een deel van de Vlaamse Beweging met Duitse steun een Raad van Vlaanderen op. Deze instelling beoogde een parlement voor Vlaanderen te zijn. Lange tijd hebben historici de Raad weggezet als een marionettenbeweging. Deze scriptie kiest ervoor hiermee te breken door het te benaderen als zijnde een parlement. Aan de hand van een comparatief luik met de Belgische Kamer en Nederlandse Tweede Kamer wordt nagegaan wat voor parlement de Raad beoogde te zijn.

Geweld tegen politieambtenaren: de meerwaarde van de maatschappelijk werker

Ella Eshuis
Een praktijkanalyse over geweld tegen politieambtenaren binnen de context van de politie Vilvoorde-Machelen. Definiëring, gevolgen en regelgeving in België en Nederland omtrent het fenomeen geweld tegen politie worden uitgediept. In mijn praktijkanalyse heb ik een nieuw initiatief voor collegiale opvang uitgewerkt.

ANALYSIS OF THE RIGHT TO EQUALITY AND NON- DISCRIMINATION WITH REGARD TO ETHNIC PROFILING. BELGIAN PERSPECTIVES.

Laetitia Parmentier
Een breed juridisch onderzoek naar etnisch profileren vanuit het oogpunt van het recht op gelijke behandeling en non-discriminatie, met focus op België.

Vlaamse preventie tegen extremisme: een vergelijkende analyse

Michiel Praet
Dit beleidsrapport omvat een vergelijkende analyse van het Vlaamse preventiebeleid rond extremisme met hoofdzakelijk dat van het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Hiervoor werd er een combinatie gemaakt van een literatuurstudie en interviews met diverse relevante actoren uit het veld. Door de recente aanslagen (en in het bijzonder de gebeurtenissen op 22/3) werd dit stuk relevanter dan ooit. Het maakt namelijk duidelijk dat er op vlak van samenwerking tussen de verschillende politieke niveaus, tussen de gemeenschappen, binnen de penitentiaire sector en het onderwijs nog heel wat zaken te verbeteren zijn. In het bijzonder zou er werk moeten gemaakt worden van een Nationale Coördinator Contra-Extremisme die het beleid in goede banen kan leiden, zou er meer vertrouwen moeten komen tussen verschillende lokale actoren en moet er een aanpak gezocht worden voor minderjarige terroristen. Ook moet er bekeken worden hoe veroordeelde afgezonderde terroristen in de toekomst beter kunnen begeleidt worden tijdens en na de detentieperiode.

Artikel 60 binnen OCMW Aalst, een goedlopende trein of een bij te sleutelen parcours?!

Karolien Devos
In dit onderzoek werd artikel 60 op mesoniveau, binnen het OCMW van Aalst, onderzocht. Dit met als doel een zo duidelijk mogelijk beeld te krijgen over hoe deze tewerkstelling loopt en waar er eventueel marge is voor verbetering.

Mijn onderzoeksopzet bestond enerzijds uit een interview met de beleidsmensen, met de ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor deze sociale tewerkstelling. Anderzijds uit een focusgesprek met ervaringsdeskundigen, met mensen die of een sociale tewerkstelling positief hebben beëindigd of nog steeds aan het werk zijn als artikel 60.

Aan de hand van mijn ervaring en mijn onderzoeksopzet heb ik mijn veranderingsdoelen opgemaakt. Gezien de ervaringsdeskundigen artikel 60 als een positieve ervaring beschouwden denk ik dat men eerst en vooral moet proberen meer tewerkstelling plaatsen te creëren. Meer plaatsen geeft ook meer kansen dus meer kwetsbare mensen die men zo kan helpen naar werkervaring of zelfs naar een doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt. Hiervoor zal de begeleiding anders moeten worden aangepakt en zal ook de bijhorende subsidiëring moeten herbekeken worden. Zowel op mesoniveau binnen het OCMW te Aalst als op macroniveau en dus op Vlaams, gezien dit recent is overgeheveld van Federaal naar Vlaams.

Een tweede veranderingsdoel, wat ik zou willen gerealiseerd zien, is het verbeteren van de sfeer op de werkvloer ten opzichte van de mensen in artikel 60. Het welbevinden op het werk draagt volgens mij ook bij naar enerzijds je goed voelen in je vel maar anderzijds ook het goed presteren op het werk zelf. Voor mensen in sociale tewerkstelling denk ik dat de motivatie om op zoek te gaan naar een job na artikel 60 groter zal zijn als men een positieve ervaring heeft mogen ervaren.

Ook na begeleiding moet volgens mij beter. In het focusgesprek gaf elke deelnemer aan dat men in het spreekwoordelijke zwarte gat valt na artikel 60. Ook hier zouden we door in te zetten op betere, intensievere begeleiding, de doorstroom naar de reguliere markt kunnen bevorderen.

Ik ben dit eerst en vooral juridisch gaan bekijken, wetgeving versus toepassingen die men hanteert in het OCMW te Aalst. Daaruit bleek onder andere dat een flexibel werktraject, bijvoorbeeld deeltijds werken, wettelijk wel kan. Iets wat mogelijk zou moeten zijn voor iedereen in deze hectische maatschappij, zeker voor kwetsbare mensen die geen (groot) sociaal opvangnet hebben. Ook het loon voor de artikels 60 bepaalt men zelf als OCMW. Naar privé werkgevers toe factureert men 740 euro, openbare instanties die mensen tewerk stelt in artikel 60 betalen niets. Ook het feit dat men enkel leefloon gerechtigden in artikel 60 toelaat, is specifiek voor Aalst en zou dus ook anders kunnen. Er is dus een duidelijk verschil tussen wat er wetmatig mag en wat er in Aalst wordt toegepast. De reden hiervoor ligt meestal bij de subsidiëring die men hiervoor krijgt.

In een tweede invalshoek heb ik de psychosociale bril opgezet. Daar bleek, door de analyse van verschillende theorieën met betrekking tot het welbevinden en het hebben van een job, dat er wel effectief gevolgen kunnen zijn door het al dan niet hebben van een job. Zeker naar kwetsbare mensen toe moeten we hiermee rekening houden, zij hebben misschien bepaalde werkattitudes niet meegekregen van thuis. Doordat ze niet aan het werk zijn, worden ze uitgesloten uit de maatschappij. Men verliest zijn status en heeft niet het gevoel ergens bij te horen, ergens deel vanuit te maken. Aan het werk zijn zal hen dus empoweren, zal hun psychosociaal welzijn erop verbeteren.

Een laatste invalshoek is de hulpverlening. Doordat onze maatschappij volop in transitie is, dient de hulpverlening herbekeken te worden. Sleutelwoord bij hulpverlening is empoweren. Niet enkel doen wat wetmatig moet maar mensen helpen hun doelen te laten stellen en deze te verwezenlijken. De houding van de hulpverlener moet op voet van gelijkwaardigheid zijn en met een onvoorwaardelijke positieve houding ten opzichte van de cliënt met als doel zijn eigenwaarde te versterken.

Ik breng aan de hand van mijn onderzoeksopzet en theoretische staving vijf veranderingsstrategieën naar voor. Eerst en vooral moet artikel 60 voor iedereen kunnen en niet enkel voor mensen met een leefloon. Zo sluiten we mensen uit die ook zouden geholpen zijn door op deze manier aan het werk te kunnen. Ik denk bijvoorbeeld van een vrouw op leeftijd die van haar man is gescheiden en jaren voor de kinderen heeft gezorgd. Iemand van een iets oudere leeftijd, met een ‘black hole’ in haar CV van enkele jaren, zal niet makkelijk werk vinden.

Een tweede veranderingsstrategie is de mogelijkheid naar een flexibeler traject. Zeker nu we langer zullen moeten werken, is dit geen overbodige luxe. Zoals we ook in Finland zien, werkt zo’n systeem. Meer en meer mensen nemen ook hier ouderschapsverlof, tijdskrediet of loopbaanonderbreking om voor hun gezin of voor zichzelf te kunnen zorgen. Ook en zelfs vooral kwetsbare mensen die weinig of geen ervaring hebben en vaak niet beschikken over een sociaal opvangnet, zouden dit dus zeker moeten kunnen doen. Meer mensen zullen slagen in hun te presteren dagen in de opgegeven referteperiode en mensen gaan ook meer gemotiveerd zijn aan het werk te blijven in deze drukke geluksmaatschpapij.

Een derde strategie is de begeleiding van de mensen op de werkvloer die met mensen in artikel 60 moeten werken. Het stigmatiseren van deze groep tegen gaan door preventief de mensen op de werkvloer zelf grondig te informeren en hen te duiden wat de intentie is. Zo kunnen we taboes en vooroordelen wegwerken en eventuele pesterijen voorkomen. Een ‘workbuddy’, een gezinswetenschapper die niet alleen de mensen in sociale tewerkstelling maar ook de collega’s hierin begeleidt.

Een vierde strategie is het herbekijken van de kosten die men factureert aan privé firma’s. Zij krijgen een factuur van 740 euro per maand voor een werknemer, openbare instanties en vzw’s niet. Men hanteert dit omdat dit de kost is die het OCMW zelf zou moeten bijleggen, die men dus niet krijgt via subsidieringen. Op macroniveau zouden we dus moeten inzetten in het herbekijken van deze subsidieringen om deze gelijk te stellen. Maar ook OCMW Aalst zou zelf de beslissing kunnen nemen dit niet als grondvoorwaarde te hanteren. Zo creëren we meer tewerkstellingsplaatsen en vergroten we ook de doorstroom.

Een laatste voorstel naar verandering is de betere (na)begeleiding. Mensen in de laatste weken goed toeleiden naar het einde van hun tewerkstelling en al klaarstomen naar solliciteren op de reguliere arbeidsmarkt. Ook een betere samenwerking met onder andere VDAB is opportuun zijn. Ook hier is een rol weggelegd die perfect zou zijn voor een gezinswetenschapper.

Referentielijst:

Adriaens, C. L. (2013). Praktisch handboek voor OCMW-recht. 612 Loopbaan met zorg. (2015). Betekenis van werk. Betekenis van werk.

Tine Van Regenmortel, K. H. (2013. Het concept ‘empowerende academische werkplaats’. Een innovatieve vorm van samenwerken aan werkzame kennis. Tijdschrift voor Welzijnswerk, 36-48 Van Regenmortel, S. (2015, april). Sociaal werk moet anders in de nieuwe samenleving. Entry-media

Vlieger, S. D. (2008, Juni). Schuld en schaamte: een vergelijkende studie tussen werkenden en werklozen. Gent: Universiteit Gent.

Vries, S. D. (2010). Basismethodiek psychosociale hulpverlening. In S. D. Vries, Basismethodiek psychosociale hulpverlening (p. 425). Hoten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum.