Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de Vlaamse Scriptieprijs.

Lichamelijkheid en seksualiteit bij vrouwen in de postnatale fase: Een kwalitatief belevingsonderzoek

Jade Blyckaerts
Seksualiteit en intimiteit horen bij het leven. De (vrouwelijke) beleving van seksualiteit en intimiteit ondervinden impact van een zwangerschap, moederschap, een veranderd lichaam, en de (vaak geïnternaliseerde) blik van de samenleving en iemands dichte omgeving. Na een bevalling gaat de aandacht vooral naar het pasgeboren kind en het moederschap. Aandacht voor lichaamsbeleving en intimiteitsbeleving lijkt naar de achtergrond te verdwijnen. Dit onderzoek verzamelt en analyseert de verhalen en discussies omtrent lichaamsbeleving en intimiteitsbeleving van vrouwen in de postnatale fase.

Abortus in Vlaanderen: gelijke wens, ongelijke kans. Een kwalitatief onderzoek naar de impact van het huidig en toekomstig abortusbeleid in Vlaanderen op vrouwen van etnisch-culturele minderheidsgroepen

Ann-Sophie Dondeyne
Dit onderzoek gaat over de sociale uitsluiting die vrouwen met een migratieachtergrond ervaren bij het zoeken van abortusdiensten.

EU asylum and border policies as a determinant of maternal and perinatal health in applicants for international protection: bridging the gap between migration management and health as a human right

Bavo Hendriks
Europa voert een steeds strenger migratiebeleid en draagt daardoor bij tot ongelijke zwangerschapsuitkomsten bij verzoekers om internationale bescherming. Zorgverleners kunnen zelf het verschil maken in het voorzien van een meer toegankelijke, gecoördineerde en continue zorgverlening door in te zetten op lokale, gemeenschaps- en patiëntgerichte zorginitiatieven.

De transitie naar circulaire bouwmaterialen vraagt ruimte! Een manifest voor Hasselt-Genk.

Raven Heirman
Dit is de mens in Vlaanderen vandaag. In spreidstand tussen het ecologische plafond en het sociale fundament: de dakpannen zijn eraf en de fundering bleek niet stabiel genoeg. Mijn thesis neemt de transitie naar circulaire bouwmaterialen en de ruimte die daarvoor nodig is als aanknopingspunt. Aan de hand van data, verhalende elementen, kaartmateriaal, … worden er vier ruimtelijke praktijken voorgesteld op vier verschillende schaalniveaus. De transitie naar een nieuwe samenleving wordt vormgegeven aan de hand van diverse aspecten uit de samenleving: zowel het sociale, het economische als het ecologische.

ONDERZOEK NAAR MORELE DISTRESS BIJ OCMW-MEDEWERKERS DIE VLUCHTELINGEN ONDERSTEUNEN

Amina Bouslah
Morele distress is een psychologische angst bij hulpverleners om zich in een situatie te bevinden die de professional tegenhoudt om moreel correct te handelen. Morele distress is veel voorkomend bij frontliniewerkers, onder andere OCMW-medewerkers. Ze krijgen te maken met twee verschillende vluchtelingenstatuten die op papier dezelfde rechten zouden bevatten, maar in realiteit verschillend worden ingevuld. Deze masterproef tracht bij te dragen tot de kennis over de invloed van verschillende vluchtelingenstatuten op OCMW-medewerkers. Het onderzoek is tot stand gebracht door middel van een online enquête dat verstuurd werd naar alle OCMW’s over heel Vlaanderen. Deze enquête bevatte kwantitatieve data met een kwalitatief luik, dit bood de mogelijkheid om bepaalde keuzes te beargumenteren/ondersteunen in de open vragen. Uit de data bleek dat vele respondenten moeite hebben met de eisen van het beleid bij de verschillende statuten. OCMW-medewerkers streven naar een gelijke behandeling onder cliënten en proberen onderbenutting van de rechten te vermijden. De voorkeursbehandeling ten aanzien van de Oekraïense vluchtelingen wordt niet geapprecieerd en wordt gezien als discriminatie ten aanzien van de andere kwetsbare groepen in de samenleving. De wijze waarop het beleid snel ingreep bij de Oekraïense vluchtelingen wordt gezien als een good practice dat ook aangemoedigd moet worden bij andere vluchtelingengroepen.
Conclusie, OCMW-medewerkers ervaren morele distress door niet dezelfde kansen te kunnen bieden aan hun cliënten vanwege de regels van de verschillende overheden.

The Billie project: kwalitatief onderzoek naar de percepties van jongeren over het leven van mensen met ernstige psychische problemen

Oona Moeyaert
Via de story completion methode werden 47 verhalen verzameld bij jongeren uit de derde graad secundair onderwijs. Aan de hand van deze verhalen werd onderzocht welke positie jongeren toeschrijven aan mensen met een psychische kwetsbaarheid en vanuit welke rollen deze positie in de samenleving wordt beschreven.

Proving a Causal Link in Climate Change Litigation

Jozef Seghers
We onderzoeken hoe wetenschappelijk bewijs van het verband tussen drivers van klimaatverandering en de impact en schade die ze veroorzaken, vertaald wordt naar juridisch bewijs van causaliteit in de rechtzaal. De wetenschap is in staat is om met hoge betrouwbaarheid causale verbanden aan te tonen. Samen met nieuwe juridische benaderingen vergroot dat de kansen op succes voor eisers in klimaatzaken.

Verleden verhandeld, toekomst gevonden: Het desistance verhaal van voormalige drugshandelaren

Evelien Lootens-Stael
Deze scriptie bestudeerde hoe persoonlijke, sociale en structurele factoren het veranderingsproces van het ontstaan naar het beëindigen van een criminele carrière in de handel van drugs beïnvloeden.

ERRORS ON THE RACETRACK: INVESTIGATING THE IMPACT OF ERRORS IN FORMULA ONE RACING

Ayala Denul
In mijn thesis wilden we het inzicht in adaptatie na fouten in een bredere context bestuderen dan enkel bij basketbal. Daarom focust mijn thesis op adaptatie na fouten in een andere sport, namelijk Formule 1 racen. Aan de hand van online beschikbare data hebben we onderzocht hoe Formule 1 coureurs zich aanpassen na een fout, en of dit samenhangt met prestatie.

Types experten en steun voor stealth democratie: een kwantitatief onderzoek naar de percepties van burgers over de rol van experten tijdens de COVID-19 crisis in België

Janne Ingelbeen
Dit onderzoek focust op de percepties van burgers over de rol van experten tijdens de COVID-19 crisis in België. Meer specifiek zal worden onderzocht wat de impact is van de individuele verschillen tussen burgers op de steun voor stealth democratie tijdens de COVID-19 crisis in België. Omdat blijkt dat het van belang is een onderscheid te maken tussen verschillende types experten, zal deze studie voor elk type expert (medische, economische en sociale expert) de invloed van individuele verschillen tussen burgers onderzoeken. Die individuele verschillen slaan enerzijds op de politieke oriëntatie van burgers (links/rechts self-placement), en anderzijds op de ideologische attitudes van burgers (Right-Wing Authoritarianism, Left-Wing Authoritarianism en Social Dominance Orientation).

Officiële feedback in politiekorpsen: Do or Don't?

Lore Walbrou Amber Schuurmans
Deze masterproef onderzoekt of bepaalde soorten feedback leiden tot een hogere motivatie met met de feedback aan de slag te gaan. Zo worden de specificiteit en de bron van de feedback onder de loep genomen in een politionele context.

A VIDEOGAME RENAISSANCE IS LOADING ...

Jan-Bart De Muelenaere
Een vergelijkend onderzoek tussen het belang van de kunsten in de renaissance en de invloed die games nu uitoefenen op wetenschap, mens en maatschappij. De evolutie van de fijne kunsten tijdens de renaissance tonen een grote overeenkomst met de technologische evolutie bij videogames. De kracht van kunst in de renaissance is op een veelvoud aan individuele en wereldlijke vlakken terug te vinden bij het effect dat videogames en game mechanismen tegenwoordig vertonen. Een parallel is dan ook relatief vlot te maken en men kan desgewenst de titel 'videogamerenaissance' toekennen aan het huidige videogametijdperk.

Nuclear Contradictions? Sociocultural elaborations of Belgium's nuclear phaseout

Alena Clark
Dit antropologische proefschrift onderzoekt de voortdurende nucleaire uitfasering in België, een proces dat wordt gevormd door beleidsveranderingen, geopolitieke invloeden en de vraag naar energie. Het onderzoekt de veelzijdige wereld van kernenergie en de uitfasering ervan, en werpt licht op de ingewikkelde relatie tussen machtsstructuren, lokale gemeenschappen en mondiale contexten bij het vormgeven van publieke verhalen en waarheidsregimes met betrekking tot kernenergie. Omlijst door Michel Foucaults waarheidsregimes en Dominic Boyers concept van energopolitiek, onderzoekt het onderzoek de productie en handhaving van nucleaire verhalen onder mijn Doel-gesprekspartners. Via een analyse van individuele energie-ervaringen en -attitudes identificeert en definieert de studie waarheidsregimes binnen de context van Doel door het sociaal-culturele landschap en de energopolitiek van de nucleaire uitfasering onder de loep te nemen. Dit resulteert in een verkenning van potentiële tegenstrijdigheden of inconsistenties binnen en tussen deze waarheidsregimes, overheidsinitiatieven en publieke belangen. In wezen biedt dit onderzoek een alomvattend inzicht in de complexiteit van kernenergie en biedt het waardevolle inzichten in de uitdagingen, ambities en spanningen rond de Belgische transitie van kernenergie.

‘Integratie of segregatie? Een onderzoek naar de ervaringen van oudere gedetineerden’

Sarah Decorte
De doelstelling van deze masterproef is gericht op de realisatie van een humaan leven in detentie voor oudere gedetineerden. Door middel van onderzoek naar de ervaringen van vijftigplussers in detentie wordt een inzicht verkregen op de hindernissen waar deze doelgroep op botst en hoe penitentiaire inrichtingen omgaan met haar steeds ouder wordende populatie. Deze groep heeft wegens de oudere leeftijd differentiële noden en behoeften ten opzichte van de algemene (jongere) detentiepopulatie (Ginn, 2012). Aan deze diverse noden kunnen tot op vandaag slechts weinig Belgische gevangenissen tegemoetgekomen (Humblet et al., 2022). Door aandacht te vestigen op deze groep kan dit onderzoek een basis vormen om bewustzijn te creëren op beleidsmatig niveau, waarna beleidsinitiatieven kunnen volgen.

De zitepidemie

Amber Ollivier
Uit de literatuur is af te leiden dat in het hoger onderwijs weinig tot geen fysieke activiteit aan bod komt, dit ondanks de vele voordelen. In dit onderzoek wordt in kaart gebracht wat de totale fysieke activiteit van studenten beïnvloedt en wat het effect is van fysieke activiteit op een leerprestatie, rekening houdend met de motivatie en het engagement. Dit werd door cross sectioneel onderzoek nagegaan, waarbij een instructieactiviteit vooraf wordt gegaan door fysieke activiteit.

In dit onderzoek werd het effect van individuele factoren, sociale netwerken, fysieke omgeving, de macro omgeving, academische druk, studentenleven, examens, lessen en de schoolomgeving op de totale wekelijkse fysieke activiteit geanalyseerd. Het engagement van studenten is gebaseerd op verscheidene motorische theorieën over kennisconstructie, namelijk het constructivisme van Bruner (1966), de embodied cognition theory (Brouillet et al., 2010) en de theory of event coding (Hommel, 2015). Uit deze theorieën is af te leiden dat fysieke activiteit een motivator kan zijn voor kennisconstructie en meer engagement. De motivatie is binnen dit onderzoek de bevrediging van de basisbehoeften autonomie, verbondenheid en competentie (Ryan en Deci, 2017).

De individuele factoren en de sociale netwerken zorgen voor meer fysieke activiteit. Daarentegen zorgt het studentenleven voor minder fysieke activiteit. Fysieke activiteit zorgt ook voor hogere leerprestaties, rekening houdend met het engagement van studenten. Er is geen significant effect op de motivatie. De voordelen van fysieke activiteit, vastgesteld bij lagere en secundaire leerlingen, zijn zo ook aanwezig bij studenten van het hoger onderwijs. Meer fysieke activiteit kan bovendien een eerste stap zijn om de zitepidemie te doorbreken en de algemene volksgezondheid verder te stimuleren.

PARENTALE BURN-OUT VANUIT EEN SOCIAAL WERK PERSPECTIEF: KWALITATIEF ONDERZOEK NAAR DE BETEKENISGEVING VAN HET BEGRIP IN PRAKTIJKEN VOOR OPVOEDINGS- EN/ OF GEZINSONDERSTEUNING

Yasmine Espeel
Parentale burn-out wordt dikwijls vanuit een (ontwikkelings)psychologische invalshoek benaderd, waarbij onderzoek vanuit een sociaal werk perspectief schaars is. Dit onderzoek zet hierop in door het concept en zijn hoge prevalentie kritisch te bekijken en maatschappelijke tendensen die hierop een invloed uitoefenen in kaart te brengen. Verschillende medewerkers uit organisaties voor opvoedings- en gezinsondersteuning werden hiervoor bevraagd. Deze masterproef legde zowel implicaties voor de praktijk bloot als voor het beleid.

Strategic Autonomy in the European Union’s Energy Policy: Enabling and Restraining factors

Jana Caulier
Deze masterproef biedt een antwoord op de onderzoeksvraag: "Wat zijn faciliterende en beperkende factoren voor strategische autonomie in het EU-energiebeleid?". Dit is een verkennend kwalitatief onderzoek naar de parameters die de strategische autonomie in het EU-energiebeleid vormgeven.

Ongelijkheid in tijden van cholera: comparatief onderzoek in tijd en ruimte naar de cholera-epidemie van 1866 in Antwerpen

Lora Pannekoucke
In de masterproef ‘Ongelijkheid in tijden van cholera’ wordt onderzoek gevoerd naar de cholera-epidemie in Antwerpen in 1866. Het onderzoek stelt de vraag of en op welke manier het sociaal-economische profiel een invloed had op een besmetting met of sterfte aan cholera. Deze vraag wordt beantwoord aan de hand van een gedetailleerd, comparatief onderzoek in tijd en ruimte tussen twee wijken in Antwerpen, de tweede en vijfde wijk.

Psychosociale aspecten in leven met hartfalen. De rol van de eerstelijnsverpleegkundige.

Katarzyna Borysewicz
Deze bachelorproef onderzoekt de rol van de eerstelijnsverpleegkundige bij de psychosociale aspecten van leven met hartfalen.

Kennis en implementatie van richtlijnen m.b.t. ulcus cruris venosum bij verpleegkundigen op geriatrische afdelingen

Chloé Desmedt
Veneuze beenulcera betekenen een zware belasting voor zowel de individuele zorgvrager als de internationale gezondheidszorg. Om hieraan tegemoet te komen is nood aan een kwaliteitsvol wondmanagement dat enkel en alleen gerealiseerd kan worden m.b.v. bekwame verpleegkundigen. De verpleegkundige kennis en vaardigheden m.b.t. wondmanagement blijken in de klinische praktijk echter vaak suboptimaal te zijn.

Borstvoeding geven na borstkanker

Eugenie Mornie
Weinig vrouwen geven borstvoeding na een vroegere borstkankerdiagnose. In deze scriptie wordt onderzocht welke invloed een eerdere borstkankerdiagnose heeft op de mogelijkheid om borstvoeding te geven.

Regulatory networks in neuro- inflammatory disorders: Alzheimer’s disease and major depressive disorder

Hanne Puype
In deze scriptie werd met behulp van een computationele methode de overeenkomsten en verschillen onderzocht tussen de ziekte van Alzheimer en depressie. Hiervoor werden netwerken geconstrueerd uit data dat voordien al beschikbaar was.

Effect van de epidurale anesthesie op borstvoeding

Nisrine Amrani
Effect van de epidurale anesthesie op borstvoeding na een vaginale bevalling
Auteur: Amrani Nisrine
Interne promotor: Vermeulen Joeri
Externe promotor: Debonnet Serena
Introductie:
Het doel van deze bachelor proef is om na te gaan welk effect de epidurale anesthesie heeft
op de start van de borstvoeding na een vaginale bevalling. Het praktijkdeel richt zich op wat
de ervaringen zijn van zorgverleners die dagdagelijks met de materniteit in aanraking komen.
Methode:
Om dit literatuuronderzoek uit te voeren werd beroep gedaan op Pubmed en EhBIB Search.
De artikels werden op basis van abstractie en “levels van evidence” gekozen. Voor het
praktijkdeel werden er zes interviews afgenomen bij zorgverleners.
Resultaten:
Door de epidurale anesthesie te gebruiken als interventie op de baringspijn, zien we dat dit
een effect heeft op het opstarten van de borstvoeding. Eveneens gaat de epidurale anesthesie
ook de Fergussonreflex negatief beïnvloeden. De epidurale anesthesie in combinatie met
synthetische oxytocine gaat ook het gedrag van de pasgeborene beïnvloeden.
Discussie/besluit:
Om het effect van de epidurale anesthesie beter te begrijpen zouden er meer studies moeten
plaatsvinden. Ook is het niet altijd duidelijk of de gevolgen plaatsvinden omwille van de
epidurale anesthesie of door de synthetische oxytocine, die tegelijkertijd aanwezig is.
Sommige artikels spreken elkaar tegen of geven tegenstrijdige informatie.
Er wordt evenwel geconstateerd dat de epidurale anesthesie een effect zou hebben op de
start van de borstvoeding.

Kritiek ziek, obees en toch ondervoed?

Sylvie Heyvaert
Een rode draad binnen de hoeveelheid aan informatie beschreven in de literatuur. Het brengt kennis bij over de ontwikkeling van ondervoeding bij kritiek zieke obese patiënten en de gevolgen ervan. Een overzicht van de bestaande screeningstools en formules in kader van ondervoeding en voedingstherapie wordt weergegeven. Verder werd een hulpmiddel ontwikkeld voor verpleegkundigen in de screening, beoordeling en voedingstherapie.

Zelfmanagement bij hartfalen

Sophie Geens
Hartfalen is een klinisch syndroom waarbij de pompfunctie van het hart van de patiënt tekort gaat schieten. Door de vergrijzing van de bevolking zal de prevalentie van deze aandoening alleen maar stijgen. In België lijdt naar schatting 4% van de bevolking hieraan. Er lijden 200.000 mensen aan hartfalen. De levenskwaliteit zal dalen op verschillende vlakken, zowel op het sociale aspect als op het psychisch en lichamelijke aspect. Leefstijlinterventies zijn cruciaal om de impact van hartfalen op het dagelijkse leven en complicaties van de ziekte te verminderen. Deze interventies gaan over de inname van medicatie, het aanpassen van de voeding en het opvolgen van het gewicht. Bij therapieontrouw van medicatie gaan de klachten verergeren. Als de patiënt zich niet houdt aan de vochtbeperking, zal de vochtretentie en stuwing niet minderen. De lichamelijke activiteit gaat zorgen voor een betere inspanningstolerantie. Het is van groot belang dat de kortademigheid en de vermoeidheid afnemen. Er moet ingezet worden op therapietrouw van zowel medicatie als dieet. Vaak is dit voor patiënten zeer complex en gebeuren hier regelmatig fouten op. Dit kan verklaard worden doordat in de medische zorg de focus ligt op de farmacologische therapieën in plaats van op het ondersteunen van de patiënten bij gedragsverandering.

Vraagstelling: Literatuurstudie naar hoe zelfmanagement bij patiënten met hartfalen in de thuissituatie door eerstelijnsverpleegkundigen bevorderd kan worden.

Zoekstrategie: Tussen 4 oktober en 7 mei werd er een literatuurstudie uitgevoerd met behulp van volgende gecomputeriseerde databanken: PubMed, UpToDate, Google Scholar, Nature, ScienceDirect en Springerlink. De zoektocht leverde in totaal 41 artikels op waaronder 26 reviews, 5 richtlijnen, 1 secundaire kwalitatieve analyse, 1 kwalitatieve studie en 8 tijdschriften.

Resultaten: Uit een literatuurstudie is gebleken dat mHealth-apps een positieve invloed hebben in de eerstelijnszorg, de zorgkosten en de levenskwaliteit. Patiënten gaan op een actievere manier hun gezondheid in eigen handen nemen. Zelfmanagementgedrag wordt beïnvloed door de leeftijd, de comorbiditeit, de functionele/emotionele en economische status. Het prototype HeartCheck wil de competenties van de zorgvragers verhogen door op verschillende factoren in te spelen. Deze competenties gaan over communicatie, aandacht voor de mentale en fysieke toestand, adaptatie aan ziektesymptomen en integratie in de maatschappij. Wederzijds vertrouwen tussen de patiënt en zorgverlener is hierbij essentieel.

Conclusie: Zonder effectief management zal de levenskwaliteit van de patiënt met hartfalen verslechteren. Voor de zorgverleners bieden mHealth-interventies de mogelijkheid om bijwerkingen te monitoren en verbeterpunten te identificeren. Ook de vrijheid en draagbaarheid van mobiele apparaten bieden een enorm potentieel aan patiënten en zorgverleners. Er kan gesteld worden dat gepersonaliseerde zorg door de app een meerwaarde vormt voor patiënten met hartfalen binnen een bestaand zorgplan. Elke patiënt heeft specifieke zorgvragen die niet alleen bepaald worden door de mate van de ernst en het type van HF maar ook door de individuele vaardigheden en context van de patiënt.