Ongelijkheid in de abortuskliniek

Ann-Sophie
Dondeyne

image-20231001171709-1 Ongelijkheid in de abortuskliniek

Ann-Sophie Dondeyne

 

 

 

Toegang tot abortusdiensten lijkt voor velen een absolute evidentie in een vooruitstrevend land als België. De kwalitatieve hulpverlening geeft vele vrouwen de mogelijkheid om autonomie over hun lichaam te hebben, maar jammer genoeg vindt niet iedereen even eenvoudig de weg naar de abortuskliniek. Vrouwen in een meer kwetsbare situatie ervaren meer obstakels bij het beroepen op abortushulpverlening, waaronder vrouwen met een migratieachtergrond. Ze worden slachtoffer van een complexe sociale uitsluiting en dit toont aan dat het abortusbeleid alsnog geen gelijke toegang biedt. Dit roept veel vragen op over het abortusbeleid in Vlaanderen en op welke manier we het anders kunnen doen.

 

Abortus in België, hoe zit dat juist?

Sinds 1990 kan je in België op legale wijze een abortus ondergaan onder wettelijke voorwaarden. Deze voorwaarden omvatten onder meer een wachttermijn, een informatieplicht, een maximumtermijn van 12 weken zwangerschap, etc. ‘Zomaar’ abortus kan dus niet. Naast enkele kleine wijzigingen, bleef de wet sinds 1990 quasi-ongewijzigd. Er bestaat dus een verankerd recht op abortus, maar dit is sterk gereguleerd.

Deze beperkingen vloeiden voort uit de bijzondere status die het ongeboren kind heeft volgens de Belgische wetgever. Hoewel een ongeboren kind geen ‘volwaardige burger’ is met een absoluut recht op leven, krijgt deze toch een bijzondere bescherming.

De belangen van de zwangere patiënt enerzijds en de foetus anderzijds woog de wetgever nauwgezet af. Deze voorzichtige afweging speelt bij het opstellen van abortusbeleid steeds een hoofdrol!

image-20231001171709-2

Gelijke wet, ongelijke toegang

Ondanks onze democratische abortuswetgeving, blijkt dat vrouwen met een migratieachtergrond meer drempels ervaren bij het vinden van deze hulpverlening. De financiële, administratieve en praktische barrières die zij ervaren leiden tot een niet-inclusief abortusbeleid.

De achterliggende redenen hiervoor zijn echter complex en kan je in drie categorieën onderbrengen:

          1. De individuele context

          2. De regelgeving  

          3. Tijdsgebonden factoren

image-20231001171709-3

De individuele context omvat eigenschappen zoals iemands afkomst, taalkennis, juridische status, etc. Deze eigenschappen zorgen voor onderlinge verschillen tussen vrouwen, en hoe zij en hun omgeving abortus benaderen. Bij vrouwen met een migratieachtergrond zal er bijvoorbeeld een sterker stigma bestaan rond abortus, wat leidt tot minder steun uit hun vangnet en informatie. Dit maakt abortushulp zoeken voor deze groep vaak lastiger. Dit bevestigen ook de personen die in de abortuscentra werken:

‘ik denk in verschillende landen en culturen, dat het is: ‘zwanger zijn, is een kind krijgen.’’

De regelgeving in een land kan de toegang tot abortus ook sterk beïnvloeden. De maximumtermijn van 12 weken bijvoorbeeld heeft voor vele vrouwen een impact. Maar juist de combinatie met het cultureel stigma dat deze vrouwen ervaren, zorgt dit ervoor dat deze groep frequenter buiten de termijn valt.

Daarnaast leidt de verplichte wachtperiode bijvoorbeeld tot twee consultaties, wat lastiger blijkt om in te plannen, omdat ze hun beslissing minder vaak delen met hun omgeving.

Deze problemen gaan ook verdere dan louter de abortuswet zelf. De regeling van abortus via de ziekteverzekering in Vlaanderen leidt voor deze groep voor meer moeilijkheden op vlak van financiering. Vrouwen zonder wettig verblijf of mutualiteit moeten kiezen tussen zelf het volledige bedrag ophoesten of bij het OCMW aankloppen hiervoor. Echter biedt de procedure voor het OCMW weinig garantie en duurt deze vaak langer dan de maximumtermijn voor de behandeling zelf.

Timing blijkt dus van groot belang maar kan ook leiden tot grote ongelijkheid, in combinatie met de andere factoren.

Verbetering op komst

Waar wetgeving een bron van uitsluiting kan zijn, bestaat er ook veel potentieel om dit als instrument te gebruiken tot meer gelijkheid. De wetgever was de laatste jaren druk bezig met dit topic. Dit resulteerde in een wetsvoorstel en een uitgebreid onderzoek door een interuniversitaire onderzoekscommissie.

Naast een algemene verbetering, zouden deze voorstellen ook een grote stap vooruit betekenen voor vrouwen met een migratieachtergrond. De image-20231001171709-4

wettelijke maximumtermijn was de grote boosdoener en een uitbreiding naar 18 of 20 weken geeft vele vrouwen de nodige ademruimte om hulp te zoeken, ondanks hun meer kwetsbare positie. Op dit punt bestaat er nog discussie over of dit niet tot misbruik kunnen leiden of systematisch latere abortusbehandelingen. Gelukkig toont Nederland, waar abortus tot 24 weken kan, aan dat het niet per se zo’n vaart loopt.

De wettelijke wachttermijn lijkt meer bestreden. Waar sommige praktijkdeskundigen de autonomie toejuichen, menen anderen dat dit een belangrijke beschermende werking heeft, zeker voor kwetsbare vrouwen. De voorgestelde verkorting naar 48 uur zou dus een mooi evenwicht kunnen bieden tussen bescherming en autonomie.

De stigmatiserende informatieplicht over adoptie afschaffen zou zeker een verbetering zijn. De informatieplicht over anticonceptie echter is een twistpunt. Er bestaat een vergroot stigma rond anticonceptie bij vrouwen met een migratieachtergrond en vaak mist de juiste informatie. Deze informatie verschaffen zou kwetsbare vrouwen in het bijzonder kunnen helpen en bijdragen aan een efficiënt preventiebeleid.

Tot slot bestaan er ook voorstellen om de financiële moeilijkheden aan te pakken omtrent abortus. Een automatische dekking door het OCMW of een gratis abortus zou een grote stap in de juiste richting zijn.

Kan het nog beter?

Deze voorstellen zouden de positie van vrouwen met migratieachtergrond aanzienlijk verbeteren. Maar om efficiënt voor meer gelijkheid te kunnen strijden, zijn er naast de wet ook andere, grootschalige inspanningen tot verbetering nodig. Het doorbreken van het stigma of informering over deze behandeling zouden kunnen bijdragen tot meer toegankelijkheid tot abortus voor iedereen. Ook de problematiek van de taalbarrière vraagt een dringende en grondige aanpak.

Daarbij zijn er critici die menen dat deze voorstellen niet ver genoeg gaan en ze willen bijvoorbeeld naar Nederlands voorbeeld een termijn tot 24 weken. Echter spelen ook andere belangen zoals de publieke opinie of het welzijn van de foetus, waardoor de opties niet grenzeloos zijn. Desondanks is het een zeer positieve evolutie dat de wetgever zijn gestelde evenwicht uit 1990 heeft verlegd en hierbij meer focus legt bij de meer kwetsbare vrouwen in onze samenleving.

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2023
Promotor(en)
Pieter Cannoot
Kernwoorden