Academic tenure: The researcher personality archetype

Koen
De Couck

21 Augustus 2013, de Vlaamse academici komen in opstand tegen de toenemende publicatiedruk. Meer dan 3000 Vlaamse wetenschappers schaarden zich achter het initiatief. De Actiegroep Hoger Onderwijs heeft het over ‘een obsessie met kwantiteit’. In een open brief klaagt de groep over de grote academische concurrentiedruk, de bureaucratische last en de druk om snelle resultaten. “De politiek moet snel ingrijpen”, zo stelt de Actiegroep, “want de kwaliteit en dienstverlening van de universiteit dreigt te worden aangetast”. Zijn hier oplossingen voor? Of is het academisch protest slechts een storm in een glas water?

In het kader van zijn masterscriptie Psychologie ging Koen de Couck (Universiteit Gent) het jobprofiel van een academicus na. Hij keek daarvoor naar de professionele integriteit, persoonlijkheidstrekken en het gedrag van bijna 7000 academici wereldwijd. Dergelijke jobprofielen worden al jaren toegepast bij de personeelsrecruitering van bedrijven. Een goede manager bijvoorbeeld is stressbestendig en moet teamgericht ingesteld zijn. Wat maakt iemand tot een goede wetenschapper?

Onderzoekers versus werknemers
De eerste test vergelijkt academici met modale werknemers. Wat blijkt: onderzoekers zijn veel introverter, competitiever maar ook stressbestendiger dan collega’s uit de bedrijfswereld. Onderzoekers rapporteren een grotere levenstevredenheid dan werknemers. Ze zijn zeer passioneel over hun job. De universiteit vond intussen haar weg naar de online sociale netwerken: academici hebben grotere sociale netwerken op sites zoals Facebook, met meer status updates waarmee resultaten verspreid worden.

Fraude
Met publicatiedruk wordt meestal in een adem academische fraude genoemd. Onderzoekers blijken zeer gevoelig voor fraude: de academici uit deze studie waren gekarakteriseerd door een grotere gevoeligheid voor fairplay in hun werkomgeving dan niet-academici. Academici reageert als de kanarie in een koolmijn: als het evenwicht verstoord is, zal hij het snel merken. Britse metingen uit 2007 toonden al een groeiend scepticisme over de academische verantwoordelijkheidszin (McNay, 2007). De meerderheid van onderzoekers geloofde toen dat collega’s resultaten opsmukten om publicatiequota te halen (Anderson, Martinson, & De Vries, 2007; Fanelli, 2009). Die bezorgdheid lijkt gegrond, aangezien een derde anoniem ook toegeeft twijfelachtige onderzoekstechnieken te gebruiken (Fanelli, 2009), en de helft hun werkgedrag op zulke publicatiequota afstelt (Abbott et al., 2010). Sommige onderzoekers gaan daarin verder dan anderen. Koen De Couck vond dat competitiegerichte onderzoekers gemiddeld ook een lagere integriteit vertoonden. Dit past perfect in vroeger onderzoek, dat aantoonde dat hoge competitie tussen onderzoekers roekeloze wetenschappelijke praktijken aanmoedigt (Anderson, Ronning, De Vries, and Martinson, 2007).

Geslachtsverschillen
We kunnen ook kijken naar de man-vrouw verschillen binnen de academische wereld. Vlaamse universiteiten proberen al jaren het traditioneel mannelijk overgewicht in academia weg te werken. Herinnert u zich bijvoorbeeld de rectorverkiezingen van de UGent en KUL in mei van dit jaar. Dat beleid heeft goede redenen, zo blijkt uit Koen’s scriptie, aangezien mannelijke en vrouwelijke academici geen professionele verschillen vertoonden. Gemiddeld publiceerden mannen en vrouwen evenveel wetenschappelijke artikels, en werd hun werk even vaak geciteerd door anderen. Dat wil niet zeggen dat er geen geslachtsverschillen bestaan. Vrouwelijke onderzoekers werken meer nauwgezet, reageren emotioneler op stress en zijn socialer in hun onderzoeksteam. Mannen daarentegen verkiezen een meer competitieve aanpak. Opmerkelijk: er bleef een verschil in professionele mobiliteit. Mannelijke collega’s rapporteerden gemiddeld meer instituties als werkgevers dan vrouwen. Het universitair beleid doet er met andere woorden goed aan om te blijven investeren in vrouwelijke mobiliteitskansen.

Hoe is dit bruikbaar?
Onderzoek in de karaktertrekken van academici is nuttig en belangrijk. Niet alleen biedt het een kader voor de recente discussies rond academische stress, het vertelt ons hoe dit optimaal te remediëren. Kijk bijvoorbeeld naar de jaarlijkse instroom van nieuwe onderzoekers. Het aantal Vlaamse kandidaturen is op tien jaar tijd verdubbeld. Het budget voor wetenschappelijk onderzoek groeide veel trager, met als resultaat dat jonge academici nu veel strenger geselecteerd worden dan vroeger. Men selecteert daarbij vooral de goede studenten als onze toekomstige, succesvolle onderzoekers. Koen De Couck ging na in hoeverre persoonlijkheidstrekken daar mee een bijdrage in vormen.  Wat blijkt? Noch ambitie of nauwgezetheid bepaalt academisch productiviteit zozeer als stressbestendigheid doet. Het effect is proportioneel zelfs groter bij jonge, mannelijke starters. Het academische leven is weldegelijk een stressvolle omgeving, die daar onwillekeurig al voor selecteert. Koen De Couck vond dat academici meer stressbestendig zijn dan werknemers , wellicht omdat enkel diegenen de lat halen. De rest vloeit uiteindelijk af naar de private arbeidsmarkt. De oplossing ligt in de professionele begeleiding van jonge onderzoekers. Centraal dienen investeringen te staan in doctoraatstraining met technieken die focussen op planning, omgaan met stress en een meer efficiënte taakverdeling.

De beste voorspeller van een onderzoeker’s succes was de universiteitsranking. Dit vormt een warme aanbeveling om te blijven investeren in universitaire middelen. De resultaten tonen dat de ontplooiing van het kennispotentieel correspondeert met de beschikbare faciliteiten van de universiteit. We spreken dan niet enkel over labo’s, maar ook over initiatieven die jonge onderzoekers begeleiden in hun ontwikkeling.

Conclusie
Koen De Couck’s masterscriptie biedt vier concrete aanbevelingen.

(1) Er bestaat een duidelijke rol voor zogenaamde ‘stresstests’ in de detectie, orientatie en begeleiding van jonge onderzoekers. De focus dient te liggen op het omgaan met stress. Specifieke instrumenten kunnen daarbij helpen, waarbij deze scriptie een eerste voorbeeld biedt.

(2) Deze resultaten tonen ook dat doctoraatsinvesteringen een uitgekozen manier zijn om het eigen wetenschappelijk talent te ontwikkelen. De promotie van doctoraatscholen, open lezingen en een begeleidende instantie vormt daarbij een ideale manier.

(3) Meer aandacht dient te gaan naar professionele eerlijkheid in academische settings. Onderzoekers zijn zeer gevoelig voor fairplay, en deze resultaten tonen een grote correlatie tussen de tevredenheid en een eerlijke werkomgeving. Men moet absoluut voorkomen dat ongeoorloofde praktijken een uitweg vormen voor de publicatiedruk, iets wat ook het bredere team aantast. Hoog-competitieve onderzoekers zijn bijzonder gevoelig zijn voor deze druk, zodat zij idealiter de focus vormen voor best practise campagnes.

(4) Tenslotte bood deze scriptie een eerste aanzet tot onderzoek naar de online academische netwerken die momenteel bloeien. Online sociale netwerken bieden kansen voor meer wetenschappelijke samenwerking en grotere toegankelijkheid voor een breed publiek.

De finale verantwoordelijkheid voor academici werkdruk ligt aldus bij beleidsmakers, de universiteit en elke jonge onderzoeker. Koen De Couck’s masterscriptie biedt alvast een aanzet.

Winnaar Klasseprijs
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2010
Promotor(en)
Promotor