'Alle hens aan dek': een onderzoek naar Vlaamse schijngekozenen (1994-2007)

Frederik
Scheerlinck

 

 
Frederik Scheerlinck
 
Eén op acht Vlaamse gekozenen verzaakt, voor Europa en provincie bijna één op vier
Operatie kiezersbedrog: u bent medeplichtig
 
Zou u goedkeuren dat de caissière bij het afrekenmoment stiekem enkele aangekochte producten wisselt voor andere? De kans is groot dat u de persoon in kwestie een uitbrander geeft of de politie en eventueel Test-Aankoop optrommelt. Toch bent u niet consequent. Op 7 juni trok u naar de stembus om Vlaamse en Europese parlementsleden te verkiezen. Achttien van de 137 uitverkorenen lieten weten dat ze niet geïnteresseerd waren in uw stem en lieten hun mandaat over aan een opvolger. Tot op heden heeft u geen klacht ingediend tegen deze schijnverkozenen, nochtans gaat het hier om recidivisme van de hoogste graad.
 
Dat laatste blijkt duidelijk uit een onderzoek naar Vlaamse schijngekozenen. Voor de periode 1994-2007 analyseerden we de federale, Vlaamse, Europese en provinciale verkiezingen. Zo wilden we te weten komen wanneer operatie kiezersbedrog van start ging. We moesten er alvast Witse niet bijhalen om het motief te vinden: partijen willen de talrijke stembusgangen winnen. Daarbij klinkt de leuze ‘alle hens aan dek’ luider dan ‘respect voor de democratie en de kiezer’. De partijleiding plaatst stemmentrekkers van alle bestuursniveaus op de kieslijst om u te overtuigen. Aangezien de grote ideologische verschillen verdwenen zijn, moeten partijen zich immers via de bekende koppen profileren. Het merendeel van de kiezers is niet langer partijtrouw. Velen laten zich dan ook (mis)leiden door deze personalities.
 
Politici kunnen niet overal tegelijk zetelen, enkel hun job als gemeenteraadslid mogen ze combineren met een ander mandaat. Gemeenschapssenatoren zijn evenwel een uitzondering op die regel: tien leden van het Vlaams Parlement zijn tevens in de Senaat terug te vinden. Wie niet gaat zetelen, wordt vervangen door de eerste opvolger. Ook ministers in functie moeten zich laten opvolgen. In het onderzoek worden zij enkel tot de schijngekozenen gerekend als ze minister blijven of worden op een ander niveau dan ze verkozen zijn. Zo wist toenmalig federaal staatssecretaris Van Quickenborne in 2004 een zetel weg te kapen in het Vlaams Parlement: hij legde er wel de eed af maar liet zich meteen vervangen om zijn federale functie te behouden.
 
Dubbeldedecker
Door de cumulatiebeperking moesten onder meer De Wever, Tommelein, Vandeurzen en Vanvelthoven na 7 juni ontslag nemen in de Kamer om lid te worden van het Vlaams parlement. Vijf Kamergenoten zagen die overtocht niet zitten, in infofiguur 1 zien we ook dat er acht dubbelgekozenen waren. Jean-Marie Dedecker was zowel lijsttrekker op de Vlaamse lijst in West-Vlaanderen als voor Europa maar paste voor beide mandaten.
 
Toch lijkt van het ene naar het andere niveau springen ook niet te getuigen van vastberadenheid, zo nam De Wever in 2007 ontslag uit de het Vlaams Parlement om naar de Kamer te trekken, twee jaar later wil hij weer onder de glazen koepel zitten. Verhuisoperaties tussen de regionale en federale regering geven blijk van dezelfde wispelturigheid: denk bijvoorbeeld aan de federale sprong van de Vlaamse ministers-presidenten Leterme (2007) en Dewael (2003).
 
Wie de opvolgers zijn, ligt op de verkiezingsdag vast. Maakt het uit of Jef als vervanger van Pol daar zit? Het antwoord is ja. In ons democratisch systeem kunnen we de regeringen of provinciale deputatie niet rechtstreeks kiezen. De volksvertegenwoordigers daarentegen wel, zij controleren het beleid van die uitvoerders. Opvolgers kunnen dat natuurlijk ook maar ze zijn minder vrij omdat ze hun mandaat volledig aan de partijleiding te danken hebben. Indien het toch allemaal gelijk zou blijven, heeft de voorkeurstem geen enkel nut.  
 
Eén tot twee op acht
In juni telden we vijftien schijngekozenen op 124 Vlaamse parlementariërs. Voor 2004 waren dat er respectievelijk negentien en in 1999 zes. In 2004 stonden de regionale verkiezingen voor de eerste keer los van de federale: zo was het gemakkelijker om federale politici als showkandidaat in te zetten (info. 2). Daarnaast waren de grotere kieskringen wellicht ook een factor. Bij de Europese verkiezingen zagen we in juni drie schijnkandidaten op dertien gekozenen, eentje minder dan in 2004 (info. 3). 
 
Terwijl bij de Vlaamse verkiezingen de toename in 2004 duidelijk werd, was dat voor de federale stembusslagen om gelijkaardige redenen al in 2003 merkbaar. Van drie schijnverkozenen in 1999 ging het ineens naar vijftien (info. 4). In 2007 bleef dat aantal stabiel.
 
Bij de provinciale verkiezingen is de situatie nog schrijnender. Bijna één op vier gekozenen was een showgekozene in 2006. In 1994 waren het er 27 (op 402), in 2000 en 2006 steeg dat aantal respectievelijk naar 66 en 95 (op 411). De kiezer kent het niveau amper en gaat daarom op zoek naar de bekende kandidaten. Zo raakte toenmalig Vlaams minister-president Leterme in 2006 als lijstduwer verkozen, indien hij de wil van de kiezer respecteerde, had hij dus zijn regering moeten verlaten.
 
De stijgende trend ten opzichte van de jaren ’90 is gedeeltelijk te verklaren door de vermindering van de lijststembonus vanaf 2000. Onder de kandidaten bovenaan de lijst worden de lijststemmen, waarbij enkel het bolletje naast de partij wordt gekleurd, verdeeld. Door de afname raken meer kandidaten buiten de nuttige volgorde verkozen. Bij de laatste provinciale en federale verkiezing, ging de helft van de lijstspringers echter niet zetelen. Op 7 juni wisten slechts vijftien kandidaten de lijstvolgorde te doorbreken: tien van hen verzaakten.
 
Schuldigen
Het zou verkeerd zijn om alle partijen over dezelfde kam te scheren. Geen enkele gaat over de hele lijn vrijuit maar toch zien we in infofiguur vijf opvallende verschillen. Daar staat de verhouding tussen de schijngekozenen en het totaal zetelaantal voor die partij. In 2007 en 2009 voert Vlaams Belang de schijnhitparade aan. Daarvoor zet vooral SP.A trieste records neer. Dat het ook zonder kan, bewijst Groen! in 2009 en Open VLD in 2007. De liberalen toonden in 2004 hoe het niet moet. CD&V was vaak bij de betere leerlingen maar het verschil ebt weg.
 
Elke schijngekozene is er één te veel, toch valt het enigszins te vergoeilijken wanneer de showkandidaat de lijst van onderaan ‘steunt’. In 2003 en 2004 waren schijnkandidaten vooral bovenaan de lijst te vinden. Bij de laatste twee verkiezingen lijken, op één uitzondering na, enkel Vlaams Belang en Lijst Dedecker schijnlijsttrekkers in te zetten.
 
Welke partij nu het langst met ezelsoren in de hoek moet staan, maakt niet veel uit. Ook u heeft verantwoordelijkheid: wie zich graag laat oplichten, moet vooral (uit onwetendheid) voor die showkandidaten blijven stemmen. Achteraf verklaren dat we slechte leiders hebben, is ook maar al te gemakkelijk.
In de laatste editie van ‘Doe de stemtest’ ging iedere partij, op het Vlaams Belang na, akkoord met de stelling dat gekozenen hun mandaat moeten opnemen. Tijd om die woorden in daden om te zetten.

Download scriptie (1006.19 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2009