An Analysis of J.R.R. Tolkien’s Beowulf: A Translation and Commentary by means of Descriptive Translation Studies

Dennis
Bogaert

Beowulf en J.R.R. Tolkien: Engels met Liefde Gelezen en Geschreven.

Wat zou iemand er in ’s hemelsnaam toe kunnen bewegen een nieuwe Engelse vertaling -slechts één van vele- van het Oud-Engelse Beowulf te lezen, laat staan een scriptie over zulk een vertaling? De taal van Beowulf, het Engels zoals het er uitzag in de vroege middeleeuwen, is al lang niet meer verstaanbaar, zelfs niet voor het merendeel van de Engelsen zelf. Ook het thema van het lange gedicht, dat neergeschreven werd tussen de zevende en de tiende eeuw maar stamt uit een nog oudere mondeling verhalencultuur, lijkt er niet meer toe te doen: een heidense held die zijn leven op het spel zet om het naburige Deense volk eerst van het monster Grendel en vervolgens van zijn wraakzuchtige moeder te ontdoen, om vijftig jaar later te strijden en te sterven voor zijn eigen volk, de Geaten, in een ultiem treffen met een op vernietiging beluste vuurdraak. Een zoveelste variatie op het alomtegenwoordige middeleeuwse motief van held vs. monster. Geeuw.

Schemering
Maar Beowulf is meer dan dit. Onder deze oppervlakkige krachtpatserij schuilt een verhaal van moed en wanhoop, van een wereld in de schemerachtige overgangsfase tussen het heidendom en het christendom en de interessante, vaak verrassende gedachtegangen die hierdoor teweeg worden gebracht. De antieke erecode van de Germaanse krijger krijgt een diepere invulling in het licht van de overweldigende tegenstand die hij tegenover zich krijgt. Hij kan zegevieren, een leven lang, maar uiteindelijk wacht hem, zoals iedereen, de dood. Beowulf presenteert een leefwereld die met spijt en nostalgie terugkijkt op het glorierijke verleden en met angst vooruitkijkt naar een onzekere, dreigende toekomst.

Tolkien-mania zet zich door
En nu komt het goede nieuws. J.R.R. Tolkien, de geestelijke vader van het enorm diverse Midden-aarde, was een specialist inzake de Angelsaksische (of Oud-Engelse) wereld en literatuur. Bijgevolg liet hij zich hierdoor in zijn werk inspireren, zeker in The Lord of the Rings (kijk bijvoorbeeld maar naar de Ruiters van Rohan, wier trage, zangerige taal daadwerkelijk het Oud-Engels is zoals we het in Beowulf terugvinden). Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat Tolkien zich zelf aan een Beowulf-vertaling heeft gewaagd. Deze vertaling zag het daglicht in 1926 maar werd pas in 2014 gepubliceerd. Voor de nog steeds grote (hoop ik) meute Tolkien-fans onder ons is alleen al zijn naam onder deze vertaling genoeg om zich erop te storten. De rest van de onverlichte wereldpopulatie zal wellicht een verder duwtje in de rug kunnen gebruiken, en dit via mijn scriptie die Tolkiens vertaling tot onderwerp heeft.

De Vertaling: hoe zit ze in elkaar, en waarom net zo?
Tolkiens vertaling heeft als belangrijkste wezenskenmerk dat het in proza (volzinnen) is geschreven in plaats van in verzen, zoals het geval was in de meeste voorgaande vertalingen van Beowulf (en zoals vandaag de dag nog vaak het geval is). Dit leek ook het meest logische, aangezien de originele tekst een gedicht is en dus in versvorm bestaat. Voorts is het zo dat Tolkiens tekst de Oud-Engelse syntaxis zo goed mogelijk nabootst en zich niet conformeert aan de zinsbouw van het hedendaags Engels, d.w.z. hij volgt de Oud-Engelse gewoonte om de posities van het onderwerp, het lijdend voorwerp en het werkwoord in de zin ‘vrij’ te laten of om te keren. De vertaling heeft dus een opzettelijk archaïsch karakter, en bewaart in de tekst ook verscheidene goedgeplaatste Oud-Engelse poëtische technieken. Een voorbeeld hiervan is alliteratie of stafrijm (herhaling binnen een vers/zin van de aanvangsmedeklinker van een woord met betekenislading, bijvoorbeeld “The hall towered high with hornéd gables wide (p.15, l.65-66)). De reden waarom de tekst is zoals ze is vormt het hoofdthema van mijn scriptie. Dit onderzoek gebeurt aan de hand van Descriptive Translation Studies (DTS), een specifieke vertaaltheorie die er op uit is vertalingen te beschrijven aan de hand van allerlei normen die het zogenaamde vertaalgedrag van de vertaler beïnvloeden.  Het samenspel van deze normen leidt er meestal toe dat de vertaler zich in minder of meer extreme mate bevindt tussen de twee polen van “adequacy” (nauwkeurigheid, letterlijkheid, trouw aan de taal van het origineel of de brontaal) en “acceptability” (minder getrouw aan het origineel maar meer conform aan de vereisten van de doeltaal of de taal waarin vertaald wordt). In Tolkiens geval zal blijken dat de tekst overweldigend ‘adequaat’ is, onder andere ook door een vergelijking met enkele andere Beowulf-vertalingen uit dezelfde periode. Via de nuances die op het einde van de scriptie aan het nuttige maar erg theoretische en categorische DTS worden toegevoegd, wordt aangetoond dat die adequaatheid niet alleen normgestuurd was maar ook vanuit een diepe persoonlijke overtuiging was ontstaan. Als kers op de spreekwoordelijke taart wordt nog kort Tolkiens blijvende invloed op Beowulf-vertalers onder de loep genomen aan de hand van de recente versvertaling door de betreurde Ierse dichter Seamus Heaney.

Conclusie
Wat mijn scriptie dus tracht te bewijzen is Tolkiens gelijk om Beowulf te vertalen zoals hij gedaan heeft, namelijk een prozavertaling met een archaïsche component. Het resultaat van zijn inspanningen geeft een afgewerkte tekst die uitblinkt in het weergeven van de typisch Oud-Engelse melancholische stemming en het bewaren van het zware golvende ritme van het Oud-Engelse vers in rollende volzinnen. Voor zij die meer willen dan enkel Tolkiens naam als aanzet om de vertaling te lezen en een dieper inzicht wensen in het hoe en het waarom van de vertaling, zullen (naar ik hoop) soelaas vinden in mijn scriptie.

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2015