Arbeidsparticipatie van vrouwen in Bangladesh

Cheyenne
Reynkens

Sinds 1971 is de vrouwelijke arbeidsparticipatie in Bangladesh toegenomen. Vooral de kledingsector speelt hierin een prominente rol als zijnde de belangrijkste vrouwelijke werkgever in Bangladesh. Wat is het gevolg van deze toegenomen werkgelegenheid voor vrouwen en hoe wordt deze groeiende emancipatie ontvangen in de Bengaalse cultuur? De masterproef Arbeidsparticipatie van vrouwen in Bangladesh: Een studie van de ontwikkelingen sinds de onafhankelijkheid van 1971 biedt hier een antwoord op door zich te richten op volgende aspecten. Enerzijds wordt er een analyse gemaakt van de vrouwelijke arbeidsparticipatie en tewerkstellingsmogelijkheden sinds 1971 in de formele en informele sector in Bangladesh. Anderzijds worden de gevolgen van deze toegenomen arbeidsparticipatie in het kader van de sociale en culturele omstandigheden in het land bekeken.

Kadering en doel van het onderzoek

Zonder dat we er ons van bewust zijn, komen we vaak in contact met de Bengaalse industrie.  Bangladesh bevindt zich op de wereldkaart relatief ver van het Westen, maar op handelsgebied staan beide in nauw contact. De toegenomen export en handel met de rest van de wereld is Bangladesh ten goede gekomen, maar is dit dan veralgemeenbaar voor het hele land en voor alle lagen van de beroepsbevolking? Ondervinden zowel mannen als vrouwen hier de voordelen van? Toen Bangladesh in 1971 onafhankelijk werd, begon de RMG-sector er aan zijn opmars. Kledingproducenten werden aangetrokken door een overdaad aan goedkope arbeidskrachten en gebrek aan een duidelijk juridisch kader. Hierdoor groeide Bangladesh uit tot een van de belangrijkste wereldspelers in de productie en export van kleding. Door de groei van de formele tewerkstellingsmogelijkheden steeg de vrouwelijke arbeidsparticipatie. Echter blijft de vrouwelijke tewerkstellingsgraad in het land laag. Aan de hand van de internationaal toegankelijke literatuur worden de achterliggende redenen hiervoor gezocht. 

Invloed van de Bengaalse cultuur op de vrouwelijke werkmogelijkheden

Sinds 1971 is de vrouwelijke arbeidsparticipatie toegenomen van 3% naar 36%. Toch wordt deelname aan het professionele leven als vrouw niet altijd aanvaard. Een van de hoofdredenen hiervan is purdah. Letterlijk betekent het sluiering en schermt het vrouwen af van openbare rollen. In combinatie met de Bengaalse patriarchale structuur beperkt het de sociale, economische en politieke vrouwelijke vrijheden waardoor hun verdere ontwikkeling en zelfstandigheid worden geremd. Het tewerkstellen van vrouwen gaat in tegen de gebruiken en visie dat mannen als gezinshoofd moeten instaan voor de financiën. Nu dat vrouwen steeds meer de kans krijgen om hun leven in handen te nemen en losbreken van de voorgeschreven patriarchale rollen, bekopen ze dit vaak met geweld. Mannen zien dit geweld meestal als gerechtvaardigd, omdat vrouwen door hun buitenshuis werk purdah en de afzondering niet naleven. Door middel van geweld proberen mannen hun macht te behouden. Daarnaast is een ongelijke rol bij mannen en vrouwen duidelijk merkbaar in de (geld)waardering van het uitgevoerde werk. Hoewel de loonkloof van 1971 tot 2020 is gedaald, blijft deze nog steeds aanwezig in tal van sectoren. Dit belemmert vrouwen om een gelijkwaardige rol aan die van mannen te vervullen binnen de samenleving. Ook een zwakke naleving van opgelegde wetten en andere juridische kaders zorgen voor het behoud van een zwakkere positie voor vrouwen. Deze zwakkere positie bestaat zowel in de formele als de informele tewerkstellingssector. Toch heeft de formele sector, met in het bijzonder de RMG-sector, voor een belangrijke toename van de vrouwelijke werkmogelijkheden gezorgd. De RMG-sector biedt de mogelijkheid om werk uit te voeren in ruimtes waarbij purdah en andere Bengaalse normen worden gerespecteerd. In de masterproef wordt dan ook de invloed van de RMG-sector op de naleving van de purdahnormen blootgelegd. Door het verkrijgen van een loon kunnen vrouwen een sterkere plaats verwerven en een bijdrage leveren aan het gezinsinkomen, met als gevolg een toegenomen zelfstandigheid en mobiliteit en een sterkere plaats in het gezin. Dit duidt op de verzwakte naleving van de purdahnormen. Echter zijn het vooral vrouwen uit armere gezinnen die deze sterkere plaats verwerven. Zij doorbreken noodgedwongen de normen en rollen omwille van financiële tekorten. Daarnaast bevinden de fabrieken zich vooral in de steden. Het gevolg is dan ook dat de voordelen van tewerkstelling vooral door stedelijke, armere vrouwen worden ondervonden. In groot contrast staan de werkmogelijkheden van rurale vrouwen waarbij de strenge naleving van de purdahnormen nog vaak een alledaags gegeven is. Deze vrouwen zijn vaak tewerkgesteld in de landbouw. 

De (onderdrukte) vrouwelijke beroepsbevolking

De bevindingen van deze masterproef duiden het geweld, de patriarchale structuur en purdah aan als hoofdredenen voor de laag blijvende vrouwelijke arbeidsparticipatie. Het onderzoek toonde de versoepeling van de naleving van purdah, aangezien er een toename is van 3% naar 36% vrouwelijke arbeidsparticipatie van 1971 tot 2020. Sinds de onafhankelijkheid is er geen enkel onderzoek dat zo een grote tijdspanne onderzocht betreffende deze aspecten. De resultaten van dit onderzoek kunnen dan ook de aanleiding zijn tot verder onderzoek. Er werd vooral ingegaan op de RMG-sector, aangezien andere sectoren zelden worden besproken in de internationale literatuur. Het verkrijgen van inzicht in deze sectoren kan een alomvattend beeld bieden van de invloed van purdah in de Bengaalse samenleving. 

 

 

 

Download scriptie (1.58 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Chris Verschooten