Assessing Sanctions and Their Impact on Trade: An Application to the European-Russian Case

Michiel
Van Acoleyen

Het Russisch embargo: symboliek of een harde economische realiteit?

31 juli 2014. Als reactie op de crash van vlucht MH17 en de escalatie van het geweld in Oost-Oekraïne heeft de Europese Unie net aangekondigd dat het de export van technologische goederen en wapens naar Rusland zal blokkeren. Met dit embargo hopen de Europese leiders een sterk, verenigd signaal te geven tegen het agressieve buitenlands beleid van Moskou. Een week later staat Poetin echter reeds klaar met zijn antwoord: een presidentieel besluit dat de import van vlees, vis, zuivelproducten, groenten en fruit uit de Europese Unie, Canada, Noorwegen, Australië en de Verenigde Staten verbiedt. Deze Russische boycot tekent samen met het Europese embargo een nieuw dieptepunt in de politieke bilaterale relaties tussen beide partners. Bovendien dreigt ook de Europese economie een tik te krijgen. Voor veel fruitsoorten is het oogstseizoen en Rusland koopt normaal gezien meer dan 10% van deze goederen. Wat gebeurt er dan precies met deze goederen? Worden ze naar nieuwe markten verscheept of vinden ze toch een weg naar Rusland? Wat is het effect van deze sancties op de Europese economie?

Om een antwoord op deze vragen te vinden is het belangrijk inzicht te krijgen in de verschillende kanalen waarlangs geboycotte goederen omgeleid kunnen worden. De paper onderscheidt zo vier fundamentele kanalen. Eerst en vooral zullen Europese bedrijven en boeren proberen hun goederen op andere afzetmarkten dan de Russische te verkopen. In het vakjargon wordt dit ook wel het third-country effect genoemd. Ten tweede kan men proberen via een niet-geboycot land de goederen toch in de oorspronkelijke eindbestemming te krijgen. Het onderzoek gaat zo na of er in het Europees-Russische verhaal goederen via Wit-Rusland of Kazachstan naar Rusland versluisd worden. De reden hiervoor is dat deze drie landen deel uitmaken van de Euraziatische Economische Ruimte en er vrij verkeer van goederen tussen de grenzen mogelijk is. De literatuur spreekt in dit geval dan van het sanction-busting argument. Ten derde kan er een overschot ontstaan in de binnenlandse markt, in dit geval de EU, doordat de goederen niet verkocht raken. Dit heeft als gevolg dat de prijzen van de geboycotte goederen sterk dalen. Tenslotte bestaat ook nog de optie dat de binnenlandse vraag naar deze goederen toeneemt. Oorzaken hiervoor kunnen de gedaalde prijs of specifieke marketingcampagnes zijn. Denk maar aan het “Eet Meer Peer” verhaal dat diende om de Belgische consument aan te zetten tot meer consumptie van peren.

Om de grootte van deze kanalen correct te kunnen inschatten maakt de paper gebruik van een intuïtief economisch concept: het graviteitsmodel. Dit model, gebaseerd op Newton’s zwaartekrachttheorie, stelt dat er krachten zijn tussen economieën die handel stimuleren of juist afzwakken. Zo heeft de afstand tussen twee landen een negatief effect op hun hoeveelheid verhandelde goederen omdat de transportkosten hoger zijn. De grootte van de bevolking en het bruto binnenlands product hebben dan weer een positief effect omdat ze wijzen op de hoeveelheid goederen die geconsumeerd en geproduceerd kunnen worden. Dit model laat dus toe om door middel van fundamentele economische gegevens de hoeveelheid handel tussen twee landen te voorspellen. Niet alleen het intuïtieve kader maar ook de mogelijkheid om sancties te incorporeren maken dit het ideale model om de diverse effecten op de handelspatronen in kaart te brengen en te kwantificeren.

Het model heeft echter ook zijn beperkingen. Zo zijn de theoretische argumenten, die het intuïtieve concept van het graviteitsmodel onderbouwen met economische wetmatigheden, vooral gespecificeerd voor jaarlijkse, geaggregeerde data. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld enkel de export van Frankrijk op jaarbasis geanalyseerd kan worden. De focus van het onderzoek ligt echter op specifieke geboycotte producten en hun verhandelde hoeveelheid per maand in 2014. Daardoor dient de paper dus het klassieke, reeds verkende, pad te verlaten. Het model wordt zo aangepast om te voldoen aan bijkomende vereisten. Dit houdt onder meer in dat er enkele bijkomende controlevariabelen ingebouwd worden zodat het model statistisch correct geëvalueerd kan worden. Een ander obstakel, als resultaat van deze specifieke aanpak, heeft betrekking tot de grootte van de dataset. Doordat voor elk Europees land wel 6000 productcodes per maand tussen 2011 en 2014 beschikbaar zijn, worden er ongeveer 77 miljoen observaties geanalyseerd. Enkel door het model te simuleren op servers en gebruik te maken van een recent ontwikkelde softwarecode is het mogelijk resultaten te verkrijgen. Het is de eerste maal dat op dergelijke geavanceerde, gedetalieerde en grootschalige wijze het effect van deze boycotmaatregelen onderzocht is.

Het model toont aan dat de Europese export van Russisch geboycotte goederen naar Wit-Rusland en Kazachstan toegenomen is met ongeveer 30%. Het is onwaarschijnlijk dat dergelijke stijging volledig geconsumeerd wordt door de lokale bevolking en kan dus dienen als indicatie dat goederen illegaal versluist worden. Bovendien zijn er nog twee bijkomende feiten die wijzen op de aanwezigheid van dit kanaal. Eerst en vooral stijgt vooral de export naar Wit-Rusland, wat verklaard wordt door de gunstige geografische ligging tussen Rusland en de EU. Ten tweede geeft de lage prijs van deze goederen, in vergelijking met de handel naar andere landen, ook aan dat de goederen onder de marktprijs verkocht worden met het doel ze later door te verkopen.

Vervolgens wijst de paper ook op de aanwezigheid van een stijging van de export naar derde landen. Zo is het mogelijk waar te nemen dat Canada, Brazilïe, Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten significant meer geboycotte goederen aanschaffen. Dit wijst op de reactie van boeren en bedrijven om alternatieve afzetmarkten te zoeken buiten Rusland.

Het tweede luik van het onderzoek geeft de gelimiteerde impact van de Europese sancties weer. Voornamelijk het feit dat contracten van voor 1 Augustus 2014 nog steeds uitgevoerd mogen worden ligt hiervoor aan de basis. Contracten in de getroffen technologische industrieën zijn meestal gespreid over meerdere jaren waardoor de druk maar geleidelijk aan verhoogd wordt.

De bovenvermelde observaties maken het mogelijk twee dynamieken van sancties bloot te leggen. Eerst en vooral toont de Europese maatregel dat het opleggen van sancties vaak de laatste stap is in het diplomatiek discours. De relatieve positie van sancties, tussen diplomatieke druk en conflict, verklaren dan ook hun toegenomen populariteit in het geopolitieke landschap. Ten tweede wordt het hebben van een werkelijke impact, zoals de Russische boycot beoogde, steeds moeilijker. De geglobaliseerde wereld vormt steeds meer een vloeibare afzetmarkt waarop langs verschillende kanalen handel gedreven kan worden. De vraag blijft dan ook of de hernieuwde sancties op 31 juli 2015 niet meer symboliek dan een harde economische realiteit zijn. 

 

Download scriptie (4.13 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2015