Medicatierobot in rusthuizen: vriend of vijand?

Olivia
Orye

“Alé het is wel een robot en al dat ge wilt, maar het blijft medicatie en ge geeft dat aan mensen… Het kleinste pilletje kan al iets groot teweegbrengen hé” – Het verlenen van gezondheidszorg gaat tegenwoordig hand in hand met allerlei technologische snufjes. Elk ziekenhuis en woonzorgcentrum in België streeft samen met zijn medewerkers naar de best mogelijke kwaliteit van zorg. Maar hoe staan deze medewerkers, in het bijzonder verpleegkundigen, tegenover het gebruik van dergelijke hulpmiddelen?

Onderwerpen zoals vergrijzing, nieuwe rusthuizen en de groeiende vraag naar hulpverleners duiken alsmaar meer op in de media. Iedereen is er zich van bewust dat door het langer leven van de bevolking meer mensen nodig zijn om deze groei op te vangen. Helaas is er geen gelijkmatige toename van gekwalificeerd personeel. Hierdoor ervaren verpleegkundigen heel wat werkdruk. Naast de verzorging van patiënten, verpleegtechnische en administratieve taken en het bijstaan van familieleden, besteedt een verpleegkundige tot één derde van de werkdag aan een bepaald onderdeel van het medicatieproces. Dit proces bestaat uit verschillende stappen, waarbij in elke fase fouten kunnen ontstaan. Om de veiligheid rond medicatie te verbeteren, wordt in de gezondheidszorg steeds meer gebruik gemaakt van medicatierobots oftewel automatische distributiesystemen voor geneesmiddelen.

Theorie vs. praktijk

Aangezien verpleegkundigen dé schakelfiguren zijn die aan de slag moeten met dergelijke automatisering binnen het medicatieproces, verdiepte de onderzoeker zich in de wereld van deze zorgverleners. Aan de hand van een kwalitatief onderzoek, met de focus op het achterhalen van ervaringen uit de praktijk, vormden zich antwoorden, tegenstrijdigheden en nieuwe vragen. Het medicatiesysteem waarmee de ondervraagde verpleegkundigen in rusthuizen dagelijks te werk gaan, is de individuele medicatieverdeling (IMV). Concreet verpakt een robot medicatie voor elke patiënt individueel per toedieningsuur, waarbij maximum vier pilletjes per zakje mogelijk zijn.

Medicatiezakje

 

In theorie zorgt dit systeem ervoor dat verpleegkundigen minder tijd moeten besteden aan het medicatieproces, met als gevolg een lagere kans op fouten en meer focus op de patiënt. De vraag is: welke invloed heeft deze robot daadwerkelijk op het werk van verpleegkundigen in de praktijk?

Echte getuigenissen

Aanvankelijk gaven de verpleegkundigen aan dat indien ze fouten vanuit de robot tegenkwamen, dit eerder uitzonderlijk was. Door deze vaststelling groeide hun vertrouwen in het systeem. De medicatie lag in het begin van de shift sneller klaar en ze voerden minder medicatiecontroles uit, waardoor ze het medicatieproces inderdaad als efficiënter ervoeren. Toch kwam later in de gesprekken naar voren dat medicatiefouten volgens de verpleegkundigen nog steeds mogelijk waren bij het gebruik van de IMV. Dit door een menselijke of technische fout. Verder ontstond onenigheid over het al dan niet nodig zijn van menselijke controle over de robot en het effectief uitvoeren van deze controle. De ondervraagde verpleegkundigen waren van mening dat ze eindverantwoordelijk bleven voor het geven van de correcte medicatie, maar gaven toe dat ze door tijdsdruk en vertrouwen in de robot minder nauwlettend medicatie controleerden. Aansluitend verklaarden ze dat een té groot vertrouwen in deze technologie hun grootste valkuil was.

Een ander groot struikelblok was volgens de respondenten het wegvallen van de afdelingsvoorraad. Omdat de medicatie volledig op maat wordt klaargemaakt per patiënt, is er van deze medicatie geen voorraad meer aanwezig op de afdeling. Hierdoor ontstonden in de praktijk vaak problemen, doordat de verpleegkundigen bijvoorbeeld bij een verkeerde levering of in een onverwachte situatie geen of niet tijdig medicatie konden geven aan de patiënt. Zo lieten ze zelfs enkele details los over een geheime voorraad op de afdeling(en), om dergelijke problemen alsnog te kunnen oplossen. Vervolgens ondervonden de verpleegkundigen de te verwachten tijdswinst vooral in het begin. Het klaarzetten van de medicatie verliep wel sneller, maar door problemen ging de al dan niet gewonnen tijd opnieuw verloren. Ook waren de verpleegkundigen van mening dat de werkdruk niet waarneembaar daalde bij IMV, omdat overige tijd onmiddellijk werd ingevuld door andere taken.

Tot slot kwam ook het belang van de samenwerking met andere belangrijke zorgverleners zoals de arts, de apotheek en zorgkundigen naar voren. Volgens de respondenten creëerden ineffectieve communicatie en de afwezigheid van de nodige competenties bij andere zorgverleners geregeld problemen met de IMV-medicatie. Zo ervoeren de verpleegkundigen soms een soort van wantrouwen vanuit de apotheek, wanneer ze contact opnamen na het verlies van medicatie. “(…) Maar dat gaat met zo veel opstand gepaard en zo een uitleg dat ge daar voor moet geven, precies of ge dat pilletje zelf hebt opgegeten, daar komt het op neer, dat ik denk laat het dan… Dan is ’t een pilletje minder”, aldus één van de ondervraagde verpleegkundigen.

Wie o wie?

Ondanks de aanwezige knelpunten hadden de verpleegkundigen over het algemeen een positieve kijk op het gebruik van automatisering binnen woonzorgcentra. Het medicatieproces verliep vlotter en veiliger, maar toch bleken fouten nog steeds mogelijk. Oplossingen voor deze fouten zaten volgens sommige verpleegkundigen in een technologische uitbreiding, zoals het gebruik van barcodes en scanners. Daarnaast wezen ze op de menselijke factor die cruciaal is bij controles. De zorgverleners oordeelden dat zijzelf tenslotte verantwoordelijk bleven over de medicatie. Concluderend biedt de feedback van deze verpleegkundigen een meerwaarde voor het verder optimaliseren van het verpleegkundig takenpakket en de medicatieveiligheid binnen rusthuizen. Nu rest alleen nog de vraag of deze robots effectief de vrienden zijn die de gezondheidszorg nodig heeft in de strijd tegen medicatiefouten en zo ja, wie is dan de vijand?

Download scriptie (2.63 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Prof. Dr. Tinne Dilles
Thema('s)