Overdracht aan bed: veiliger voor de patiënt?

Lara
van Opdorp

“Marie stierf aan een overdosis medicatie, Peter zijn linker- in plaats van zijn rechterbeen werd geamputeerd en Suzanne is voor de rest van haar leven verlamd na een medische fout tijdens de operatie.”

In België sterven ongeveer 1500 à 2000 patiënten per jaar ten gevolge van adverse events (Marquet et al., 2011). Een adverse event is een letsel als gevolg van een medische ingreep, of m.a.w, een letsel dat niet het gevolg is van de onderliggende toestand van de patiënt (Donaldson et al., 2000). Meer dan de helft van deze adverse events wordt veroorzaakt door medische fouten die voorkomen hadden kunnen worden. Er wordt geschat dat 80% van de adverse events die in een ziekenhuis voorkomen, veroorzaakt wordt door miscommunicatie tussen zorgverleners (Mardis, et al., 2016). Een efficiënte samenwerking tussen gezondheidsmedewerkers is de essentiële voorwaarde om de continuïteit van de zorg en patiëntveiligheid te garanderen (Flemming, Paul, & Hubner, 2014). Een van de belangrijke verbeterpunten hierbij is de patiëntenoverdracht tussen verpleegkundigen, waarbij kennis over de patiënt overgedragen wordt tijdens een shiftwissel. Overdrachten waarbij informatie over de patiënt onvolledig of onnauwkeurig wordt weergegeven, of waarbij deze verkeerd wordt geïnterpreteerd, kunnen ertoe leiden dat ernstige schade niet op tijd herkend of voorkomen wordt.

Op zoek naar meer patiëntparticipatie

De overdracht tijdens een dienstwissel bij verpleegkundigen gebeurde traditioneel altijd achter gesloten deuren. Door evolutie binnen de gezondheidszorg wordt er steeds vaker gehamerd op de autonomie van de patiënt en wordt er gezocht naar zorgmethoden waarbij de patiënt centraal gesteld wordt. Een nieuwe methode waar de laatste jaren nogal wat onderzoek naar verricht wordt, is Bedside Shift Report (BSR) of overdracht aan bed. “De overdracht aan bed is het overdragen van informatie tussen verpleegkundigen in het bijzijn van de patiënt” (Malfait et al., 2016).

Onderzoek naar de impact op kwaliteit van zorg

In de literatuur zijn er reeds enkele onderzoeken terug te vinden die aantonen dat de implementatie van overdracht aan bed zorg voor een daling in medicatiefouten en valincidenten en een daling in het ontstaan van decubituswonden. Echter zijn dit vaak kleinschalige onderzoeken waarvan de betrouwbaarheid in vraag wordt gesteld. Hieruit kon de nood voor een grootschalig onderzoek naar de impact van overdracht aan bed op de kwaliteit van zorg worden afgeleid.

In deze studie werd daarom onderzoek gedaan naar de effecten van overdracht aan bed op volgende klinische indicatoren: opnameduur, ongeplande heropname, ziekenhuis-verworven decubitus, valincidenten, ongepland herprikken van intraveneuze infusen en pijn. In totaal deden 535 patiënten mee aan het onderzoek. De helft van deze patiënten bevond zich op een interventie afdeling, de andere helft bevond zich op een controle afdeling. De controle-afdelingen hanteerden de klassieke overdracht, maar op de interventiediensten werd tussen de pre- en postmeting van het onderzoek overdracht aan bed geïmplementeerd. De verpleegkundige patiëntendossiers en elektronische meldsystemen voor incidenten werden geraadpleegd om informatie over de zes klinische indicatoren te registreren. Vervolgens werd deze data statistisch geanalyseerd om te onderzoeken of er zich verschillende evoluties voordeden tussen interventie- en controlegroep op vlak van de zes indicatoren.

Wat zeggen de resultaten?

Op vlak van opnameduur, ongeplande heropnames, ziekenhuis-verworven decubitus en ongepland herprikken van intraveneuze infusen werden geen significante verschillen waargenomen.

Op vlak van percentage pijnvrije dagen was er een significant verschil: een stijging van het aantal pijnvrije dagen in de interventiegroep, tegenover een daling in de controlegroep. Verschillende factoren van de overdracht aan bed kunnen een oorzaak zijn voor deze stijging in pijnvrije dagen. Door het uitvoeren van de overdracht aan bed, krijgen de patiënten een betere relatie met de verpleegkundige en krijgen ze ook vaker de kans om vragen te stellen of opmerkingen te geven. Door een betere vertrouwensband zal de patiënt al sneller iets durven vertellen, zoals het hebben van pijn (Gregory et al., 2014). Daarnaast voelen de verpleegkundigen zich ook beter geïnformeerd over de patiënt en kunnen ze beter prioriteiten stellen i.v.m. welke zorgtaken zij moeten uitvoeren (J. Anderson et al., 2015). Zo zal een verpleegkundige ook beter op de hoogte zijn van welke patiënten eventuele pijnmedicatie nodig hebben. Tijdens de overdracht aan bed kan informatie, waaronder ook (pijn)medicatie, zowel door verpleegkundige als patiënt nagekeken worden. Tot slot kan er tijdens de overdracht aan bed sneller ingegrepen worden wanneer de patiënt tekenen van pijn vertoont, tegenover de klassieke overdracht waarbij de patiënten soms pas 30 à 45 minuten na de overdracht gezien worden (Jeffs et al., 2013).

Ook op vlak van valincidenten werd een significant verschil over de tijd tussen beide groepen vastgesteld. In de interventiegroep steeg het aantal valincidenten, tegenover een daling in de controlegroep. Dit resultaat is tegenstrijdig met de literatuur. Verschillende onderzoeken tonen namelijk een daling in het aantal valincidenten aan na de implementatie van overdracht aan bed (Sand-Jecklin & Sherman, 2014). Deze daling wordt verklaard doordat overdracht aan bed een betere communicatie en hechtere vertrouwensband tussen patiënt en verpleegkundige mogelijk maakt. Door goede communicatie is de verpleegkundige beter op de hoogte van het valrisico van de patiënt waardoor zij hier beter op kan inspelen. Daarnaast heeft het ook een positief effect op het ziekte-inzicht van de patiënt. De patiënt is beter betrokken bij zijn zorgproces, begrijpt beter wat er van hem verwacht wordt en zal bijgevolg mogelijks ook minder risico’s nemen. (Sand-Jecklin & Sherman, 2014).

Conclusie

In dit onderzoek werden geen effecten gevonden op vlak van opnameduur, ongeplande heropnames, ziekenhuis-verworven decubitus en ongepland herprikken van intraveneuze infusen. Op vlak van percentage pijnvrije dagen werd een positief effect gevonden; op vlak van valincidenten werd een negatief effect gevonden. Omdat de effecten van de implementatie van een interventie mogelijks pas op langere termijn zichtbaar worden, is het belangrijk longitudinaal op te volgen. Deze studie is een goede eerste aanzet en het gegeven dat er positieve resultaten werden gevonden op vlak van pijnvrije dagen, maakt het interessant om deze methode verder te onderzoeken. Aangezien overdracht aan bed tevens een positieve impact heeft op de patiëntparticipatie en op het subjectief gevoel van veiligheid is dit reeds een goede eerste indicatie om deze methode in te voeren in de praktijk. 

Download scriptie (814.41 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Prof. Dr. Kristof Eeckloo, Prof. Dr. Ann Van Hecke, Dr. Simon Malfait
Kernwoorden