Belgisch-Amerikaanse relaties tijdens de Congo-crisis (1960-1963): de factor Spaak.

Tine
Jorissen

Artikel

 

De Congo-crisis (1960-1963) werd reeds uitvoerig onderzocht door Amerikaanse auteurs. Het wekt geen verwondering dat zij vooral aandacht besteden aan de verschillende benaderingen van de crisis door de betrokken Amerikaanse presidenten Eisenhower en Kennedy. Deze verhandeling heeft oog voor de strategie van de betrokken Belgische regeringen en voor de evolutie van de relaties tussen Brussel en Washington. De door het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken gepubliceerde documenten, de Belgische diplomatieke briefwisseling en de papieren van Paul-Henri Spaak vormden het bronnenmateriaal voor dit onderzoek.

In de eerste maanden na de Congolese onafhankelijkheid werkte de Congolese premier Lumumba als een rode lap op een stier bij de Belgische en Amerikaanse regering. De Westerse bondgenoten waren het er snel over eens dat met Lumumba niet te werken viel en dat zijn vervanging beter vroeg dan laat kon geregeld worden. Alhoewel de doelstelling dezelfde was, reageerden Brussel en Washington verschillend. Terwijl de Belgische regering het Lumumbistische gevaar probeerde in te dijken via een uitgesproken ondersteuning van het separatistische Katanga, zocht de regering-Eisenhower zijn heil in een mandaat voor de Verenigde Naties in Congo. In volle Koude Oorlog was Washington immers vooral bevreesd voor communistische inmenging en confrontatie met de Sovjet-Unie. Rechtstreekse interventie van de Verenigde Staten was bijgevolg uitgesloten maar een mandaat voor de VN, waarop Washington grote druk kon uitoefenen, behoorde wel tot de mogelijkheden. Het gevolg was wel dat er voor moest worden gezorgd dat de Afro-Aziatische landen niet dwars gingen liggen in de VN en dat openlijke steun voor de voormalige kolonisator van Congo, België, uit den boze was. De door de VS in juli en augustus 1960 ondersteunde resoluties van de Veiligheidsraad, waarin België werd opgeroepen zijn troepen uit Congo terug te trekken, zorgden voor een diepe kloof met de Belgische regering en de publieke opinie.

De betekenis van de aan- of afwezigheid van de factor-Lumumba werd reeds duidelijk in september. De politieke eliminatie van de premier zorgde voor een tijdelijke verbetering van de relaties. De scherpe kantjes van zowel de Amerikaanse als de Belgische Congo-politiek werden afgerond. Washington stond niet langer blindelings achter de acties en uitlatingen van de VN en op Buitenlandse Zaken in Brussel was de idee van een Congolese hereniging rond een solide Katangese kern niet langer hypothetisch. De versnippering van de bevoegdheden in de Belgische regering rond de Congo-politiek en de niet-overeenstemmende visies van de desbetreffende ministeries zorgden echter voor een allesbehalve consistente en betrouwbare indruk in Washington. De Belgische minister van Buitenlandse Zaken Wigny, die zelf de nodige twijfels had bij de Amerikaanse intenties, slaagde er nooit in voet aan de grond te krijgen op het State Department.

De wissel op Buitenlandse Zaken in april 1961 was in eerste instantie een stijlbreuk. De ten aanzien van Washington terughoudende en argwanende Wigny werd vervangen door Spaak, die er geen geheim van maakte dat het herstel van de relaties met de Westerse bondgenoten en in het bijzonder de VS, voor hem van primordiale betekenis was. De nieuwe Belgische minister van Buitenlandse Zaken had reeds uitstekende relaties gehad met Washington in de naoorlogse periode. Telkens Spaak aan het roer had gestaan, waren de Belgisch – Amerikaanse betrekkingen in een stroomversnelling terecht gekomen. Ook nu werd een charmeoffensief richting Washington ingezet.

Washington verwelkomde weliswaar het aantreden van Spaak maar beschouwde hem vooralsnog niet als een volwaardige gesprekspartner bij het uitstippelen van de Amerikaanse Congo-politiek. De enige constante in de Amerikaanse Congo-politiek onder Kennedy was echter het niet-constante. De ad-hoc-beslissingen waren afhankelijk van de gebeurtenissen op het terrein en het tijdelijk overwicht van de progressieve of conservatieve vleugel in de regering.

Begin 1962 werd een charmeoperatie in de tegenovergestelde richting opgestart. De VS waren de steun kwijt geraakt van de Britten door de voortvarende politiek van de progressieve vleugel binnen de regering en had nu dringend de steun van Brussel nodig om de Congolese hereniging te bewerkstelligen. Falen in de Katangese reïntegratie stond volgens het State Department gelijk met een communistische machtsovername in Congo. Spaak (her)openbaarde zich in de eerste helft van 1962 als een meester-tacticus. Enerzijds reageerde hij terughoudend op de avances van de regering-Kennedy en anderzijds zorgde hij ervoor dat de breuk tussen Londen en Washington zeker niet kleiner werd.

De Belgische minister van Buitenlandse Zaken deed, tenminste op papier, belangrijke concessies m.b.t. de beoogde beëindiging van de Katangese secessie. Bij de totstandkoming in juli – augustus 1962 van wat later het plan-Thant werd genoemd, ging hij akkoord met gefaseerd in te voeren drukkingsmiddelen, die bij daadwerkelijke implementatie onvermijdelijk aanleiding zouden geven tot gewapende conflicten. De Amerikaanse regering besefte dat die instemming niet direct in het verlengde lag van het officiële Belgische standpunt van een vreedzame reïntegratie en dat Spaak het dan ook moeilijk zou krijgen bij een onvermijdelijke escalatie. Spaak slaagde in zijn moeilijke evenwichtsoefening door nooit publieke kritiek aan het adres van de VS te uiten maar steeds in het offensief tegen de VN te gaan. Bij het uitbreken van de gewapende conflicten in Katanga in december 1962 kreeg de VN kreeg de wind van voren maar werd met geen kwaad woord gerept over de VS. Met zijn oorspronkelijke doel voor ogen – het herstel van de Belgisch-Amerikaanse relaties – bleek het de juiste tactiek. Na de beëindiging van de secessie werd hij door Kennedy en alle Amerikaanse topfunctionarissen geprezen voor zijn statesmanlike position. Het waren bovendien niet alleen mooie woorden vanuit Washington. Door zijn houding had Spaak zich incontournable gemaakt voor de verdere uitstippeling van de Amerikaanse Congo-politiek.

De Belgisch-Amerikaanse relaties tijdens de Congo-crisis vertonen, ondanks de dramatische gebeurtenissen in de voormalige Belgische kolonie, geen ander beeld dan diezelfde relaties in de naoorlogse periode. Paul-Henri Spaak is gedurende die ganse periode zonder twijfel dé katalysator voor de Belgisch-Amerikaanse betrekkingen.

Download scriptie (950.45 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2005