De Congolese kunst die we niet teruggeven

Matilde
Bruneel

Enkele maanden geleden trok de Belgische koning naar Congo met een zeldzaam Congolees masker. Dit masker kwam tijdens het Belgische koloniale regime in Congo in Belgische handen terecht en werd nu pas door de koning aan het Nationaal Museum van Congo teruggegeven. Het doel is dat na dit masker, nog vele objecten zullen volgen. Ondanks het belang van deze teruggave en dit nobele doel, zullen de meeste Congolese voorwerpen die zich in België bevinden echter in België blijven. Deze thesis verkent hoe we deze voorwerpen op een zo respectvol mogelijke manier kunnen tentoonstellen in Europese musea.

 

To return or not to return

De redenen waarom Congolese kunst niet zomaar massaal terug kan keren naar Congo zijn meervoudig. In het academische debat is de meerderheid van schrijvers het erover eens dat het teruggeven van koloniale kunst een belangrijke en dringende zaak is. De argumenten voor teruggave zijn overweldigend. In de praktijk loopt het echter stroef.

Teruggave wordt vaak niet door musea en academici zelf, maar door overheden bepaald. Daardoor komen teruggaveprocedures in een administratieve rompslomp terecht waar ze nog maar moeilijk uitraken. Neem daarbij dat de meeste musea die koloniale kunst bezitten, tienduizenden objecten bewaren en dat van veel van deze objecten de herkomst niet bekend is, en het wordt duidelijk dat het grootste deel van deze objecten nog voor decennia in Belgische musea zal blijven.

 

De waarde van een object

Zolang deze kunst in Belgische musea blijft, is het belangrijk dat we deze objecten niet zomaar bewaren, in afwachting van vlottere teruggaveprocedures en meer duidelijkheid omtrent de herkomst van deze objecten. We moeten proberen ze tentoon te stellen op een zo respectvol mogelijke manier. Aangezien de meest respectvolle optie, namelijk het teruggeven van deze objecten aan zij die ze maakten, niet onmiddellijk uitgevoerd kan worden, is dit de beste optie die ons rest.

De reden waarom deze objecten ons respect verdienen, is omdat ze vertegenwoordiger zijn van de mensen en de cultuur die hen maakten. Deze objecten kunnen ons veel bijleren over hun makers en kunnen ook de cultuur van de makers verrijken en doen heropleven. Dit kan echter enkel wanneer ze in musea op zo’n manier tentoongesteld worden dat ze voor zichzelf kunnen spreken.

 

Tentoonstellingen en gesprekken

In vele musea worden objecten al op zulke manier tentoongesteld, in anderen loopt het helemaal mis. Deze thesis kijkt daarom naar de praktijk en overloopt verschillende manieren waarop kunstobjecten – zowel Afrikaanse als Europese – tentoongesteld worden en werden. Eénzelfde object, bijvoorbeeld een Congolees beeld, wordt in het ene museum als een kunstwerk, in het andere als een historische bron en in het volgende als een rariteit voorgesteld.

De thesis stelt steeds de vraag wat er gezegd wordt in deze verschillende tentoonstellingscontexten. Wat zegt de curator over het beeld door het zo voor te stellen? Wat kan het beeld over zichzelf zeggen, via bijvoorbeeld bordjes met uitleg of via vergelijking met andere objecten in de zaal? Wat leert de museumbezoeker? Welke vragen roept de tentoonstelling bij hen op?

Het antwoord op deze vragen leidt naar een beter beeld op wat een tentoonstelling doet spreken. Een tentoonstelling die context voorziet bij objecten, in plaats van ze zonder meer te vertonen, is een tentoonstelling waar objecten tot hun recht komen.

 

Kleine en grote veranderingen

Deze context kan op vele manieren gecreëerd worden. Niet enkel door bordjes met uitleg, maar ook door woordeloze manieren van communiceren. Bijvoorbeeld door objecten op een unieke manier te ordenen. Niet chronologisch of per stijl of soort, maar bijvoorbeeld thematisch: hier alle heilige objecten, daar alle objecten die met liefde te maken hebben, daar alle objecten die bij de curator tranen in de ogen brachten. In plaats van een controversieel object zonder verdere uitleg tentoon te stellen, kan het achter een gordijn geplaatst worden, zodat de bezoeker zelf moet onderzoeken waarom die dat object niet mag zien.

Gelijkaardig ogende beelden, die in vele musea zonder veel uitleg samen in een vitrinekast terecht komen, kunnen een illustratie worden van de verschillende manieren waarop we naar deze beelden kijken, afhankelijk van de context. In de ene hoek van de zaal kan een beeld zich op de onderzoekstafel van de wetenschapper bevinden, omringd door testbuisjes en een microscoop; in de andere hoek in de bibliotheek van de historicus; in de andere in het kabinet van de gierige verzamelaar of op een kunstveiling; in de laatste in de woonkamer van de Congolese Chief van wie zo’n beeld ooit gestolen werd. Misschien dat er in die hoek net geen beeld meer staat, enkel een sokkel.

Brongemeenschappen (de oorspronkelijke makers en gebruikers van het object, zoals bijvoorbeeld deze Chief) kunnen hun stem laten horen in het museum via teksten, video’s en eigen tentoonstellingen om zo direct tot de bezoeker te spreken.

Natuurlijk zijn dit grote veranderingen, die vaak aan even veel administratie en politieke zorgen gebonden zijn als de teruggaveprocedures zelf. Toch is zelfs de kleinste stap naar een beter tentoonstellingsbeleid, het zetten waard. Daarbij begint geen enkel museum van nul, al kan het altijd, overal beter.