Een zuivere sportwereld: ook zonder doping niet altijd even zuiver

Loni
Riskin

Inleiding

Doping wordt omschreven als “de verboden praktijk in sportieve competities waarbij verschillende substanties en methodes worden gebruikt om de sportprestaties te bevorderen”. Het World Anti-Doping Agency (hierna: WADA) definieert doping als “the occurrence of one or more of the anti-doping rule violations set forth in Article 2.1 through Article 2.11 of the Code”. Ondanks het verbod op doping, zijn dopinggebruik en dopingschandalen tot op heden helaas nog een veel voorkomend fenomeen in de sportwereld. Er moet dan ook een strijd tegen doping worden gevoerd om een zuivere en eerlijke sportwereld te kunnen realiseren. In deze globale strijd tegen doping spelen WADA en haar World Anti-Doping Code (hierna: WADC) en International Standards een prominente rol.

In deze strijd tegen doping is echter niet alles toegelaten. Er moet immers rekening worden gehouden met de bescherming van persoonsgegevens van de sporters. De Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) garandeert namelijk een hoge bescherming bij de verwerking van persoonsgegevens van natuurlijke personen, die ook in deze context dient te worden gerespecteerd.

Bepalingen van de World Anti-Doping Code in tegenspraak met de Algemene Verordening Gegevensbescherming

Ondanks WADA in het kader van de herzieningen van de WADC en International Standards steeds meer aandacht heeft voor de bescherming van persoonsgegevens van atleten en al bepaalde stappen in de goede richting heeft gezet inzake de conformiteit met data protection-regelgeving, kan toch worden vastgesteld dat het antidopingbeleid nog tekortschiet op vlak van compatibiliteit met de AVG. Een juridische analyse en interpretatie maakt duidelijk dat er onmiskenbaar spanningen heersen tussen de AVG en de WADC en International Standards. Bepaalde bepalingen inzake het antidopingbeleid zijn momenteel strijdig met de AVG. Deze tegenstrijdigheden omvatten ondermeer het volgende:

  • Ondanks WADA verschillende gronden vermeldt op basis waarvan antidopingorganisaties gevoelige persoonlijke informatie van sporters kunnen verwerken, kan worden vastgesteld dat vele van deze rechtsgronden problematisch blijken vanuit het oogpunt van gegevensbescherming. Uitdrukkelijke toestemming kan bijvoorbeeld niet worden gezien als een geldige rechtsgrond voor het verwerken van gevoelige persoonsgegevens in de strijd tegen doping, gezien door de negatieve consequenties verbonden aan de weigering ervan, de toestemming van atleten niet kan worden gekwalificeerd als “vrijelijk gegeven”. Het valt dan ook aan te raden dat WADA de negatieve gevolgen verbonden aan de weigering van toestemming herziet.
  • De WADA-documenten verduidelijken niet wie in een concrete situatie verwerkingsverantwoordelijke en verwerker kunnen zijn. Beiden hebben echter verschillende verantwoordelijkheden en verplichtingen. Het wordt WADA daarom aangeraden in haar eigen documenten op te helderen welke entiteit(en) in elke concrete situatie “controller” en “processor” kunnen uitmaken.
  • In het hele proces van dopingcontroles wordt in het algemeen vrij weinig informatie verstrekt aan atleten. Ook over de reden waarom een atleet bijvoorbeeld in bepaalde omstandigheden al dan niet een dopingtest moet laten afnemen wordt beperkte informatie verleend. Het valt dan ook te adviseren dat WADA in haar documenten voorschrijft dat antidopingorganisaties en/of internationale federaties ertoe gehouden zijn meer informatie te verstrekken dan momenteel het geval is.
  • De automatische en verplichte publicatie op het internet van alle antidoping inbreuken strookt niet met het proportionaliteitsbeginsel. WADA geeft twee verantwoordingen aan deze publicatie. Ten eerste voorkomt dergelijke openbaarmaking volgens WADA dat “atleten die geschorst zijn een andere rol binnen de georganiseerde sport gaan vervullen of als atleet aan een andere sport gaan deelnemen terwijl de WADC een verbod oplegt”. Ten tweede benadrukt WADA de afschrikkende werking van een publicatie op het internet: “enerzijds functioneert het als een sanctie voor zij die een inbreuk hebben gepleegd en anderzijds verklaart WADA dat andere sporters bewust moeten worden gemaakt van het feit dat geen enkele sporter, zelfs topsporters niet, ongestraft vals kan spelen”. Beide verantwoordingen kunnen echter door minder vergaande maatregelen worden bereikt. Om te voorkomen dat atleten een andere rol binnen de sport gaan vervullen of als atleet aan een andere sport gaan deelnemen, kan gebruik worden gemaakt van een “bewijs van goed gedrag”. Indien publicatie toch noodzakelijk blijkt, dient te worden gekozen voor een minder vergaande vorm van bekendmaking om atleten af te schrikken, zoals bijvoorbeeld een persbericht.

Het is dus duidelijk dat de WADC en International Standards niet volledig conform de AVG zijn en hier nog bepaalde tegenstrijdigheden heersen. Een meer vergaande aanpassing van de WADA-documenten aan de AVG blijft vanuit juridisch oogpunt zodoende wenselijk, waarbij de gedane aanbevelingen als leidraad kunnen dienen.

Praktische interpretatie

Tot slot werd bij wijze van praktische interpretatie getoetst of atleten en sportfederaties de geschetste situaties wel degelijk als problematisch ervaren. Uit interviews blijkt dat de respondenten zich in bepaalde problemen en aanbevelingen kunnen vinden, terwijl zij in andere gevallen niet dezelfde bezorgdheden delen. Vooral inzake (uitdrukkelijke) toestemming voor de verwerking van (gevoelige) persoonsgegevens en openbaarmaking van antidoping inbreuken deelt het merendeel van de respondenten niet dezelfde bezorgdheden en kunnen zij zich moeilijk vinden in de geadviseerde aanpassingen. In deze gevallen vinden zij dat de strijd tegen doping en een eerlijke en zuivere sport primeert op een verdere afstemming van de dopingregelgeving op de AVG. De respondenten vrezen namelijk in beide gevallen dat wanneer de huidige maatregelen worden aangepast om meer conform de AVG te zijn, dit de drempel tot dopinggebruik en -overtredingen zal verlagen en dopingcontroles moeilijker zal maken.

Conclusie

Deze paper schetst de tegenstrijdigheden die de WADC vertoont met de AVG en toetst deze strijdigheden tot slot aan de verwachtingen van atleten en sportfederaties. Het is duidelijk dat de WADC en International Standards niet volledig conform de AVG zijn en een meer vergaande aanpassing van de WADA-documenten aan de AVG vanuit juridisch oogpunt wenselijk blijft.

Hoewel deze paper een antwoord biedt op vele vragen, geeft zij ook aanleiding tot nieuwe vragen. Ze toont namelijk aan dat bepaalde situaties die op basis van een juridische analyse en interpretatie als problematisch worden aangemerkt en de daarbij horende aanbevelingen, toch nog op wat weerwerk stoten in de praktijk. Er rijst dan ook de vraag hoe maatregelen te vinden die zowel meer conform de AVG zijn, alsook rekening houden met de door atleten en sportfederaties gegeven opmerkingen hieromtrent. Deze paper raakt bijgevolg nog maar aan het oppervlak van het onderzoek dat omtrent deze materie kan worden gevoerd. Ze biedt verschillende inzichten en aanbevelingen, maar het is duidelijk dat onderzoek naar dit onderwerp zeker niet is uitgeput met deze paper.

Download scriptie (1.17 MB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
Serge Gutwirth