“Ik ben een cannabisgebruiker, maar het is geen deel van mij”

Hans
Jonker

Cannabis wordt het meeste gebruikt van alle drugs in Europa. Voor steeds meer jongeren maakt af en toe een jointje smoren een deel uit van hun vrije tijd. Maar wie zijn die jonge cannabisgebruikers? Wat betekent het voor jongeren om cannabis te gebruiken?

Ons idee van een cannabisgebruiker is dringend aan vernieuwing toe. Het beeld wat we er van hebben is meestal erg moralistisch: we denken aan verslaving, criminaliteit en probleemgedrag. Maar dit doet de waarheid geweld aan. De meeste cannabisgebruikers zijn verre van criminelen en leiden een vrij normaal leven, gaan naar school of hebben een job. In feite is de groep cannabisgebruikers vandaag jonger en heterogener dan ooit. Het is opmerkelijk dat we nog veel te weinig weten wie jonge cannabisgebruikers zijn, wat het betekent voor hen om cannabis te gebruiken, en welke plaats de drug in hun leven en identiteit inneemt.

Cannabis gebruiken is een deel geworden van een algemene jongerencultuur, waarin het vrij normaal is om af een toe eens een jointje te smoren. Vroeger was cannabis gebruiken een manier om protest tegen het systeem uit te drukken, maar dat is vandaag niet meer zo. Wanneer in de enquête die Van Damme in 2018 publiceerde maar liefst 42,8 procent van de studenten aangeeft dat ze ooit cannabis hebben gebruikt, is er meer aan de hand. In een context waarin cannabis gewoon aanwezig is maar wel illegaal is, blijft de vraag hoe jongeren omgaan met cannabis onbeantwoord.

Gewoon normaal?

Onderliggend aan het feit dat jongeren meer cannabis gebruiken dan vroeger, voltrekken zich enkele opmerkelijke maatschappelijke evoluties. In 1998 stelde de Britse socioloog Parker dat cannabis en in mindere mate andere drugs bezig zijn aan een proces van normalisering. Het zijn voornamelijk softdrugs die jongeren meer gebruiken, en dat is het meest uitgesproken bij cannabis. Er woedt echter een heftige discussie in de wetenschappelijke wereld over deze normalisering. Zo zou er bijvoorbeeld sprake zijn van een toegenomen maatschappelijke aanvaarding omtrent cannabisgebruik. Maar dat ligt in de praktijk wel anders.

Het gangbare denken over het cannabisgebruik is gebaseerd op veralgemeningen van de slechtst denkbare scenario's die met de realiteit van typisch cannabisgebruik niet stroken

Criminoloog Tom Decorte (UGent) stelt in verschillende van zijn onderzoeken dat er nauwelijks sprake is van toegenomen maatschappelijke aanvaarding. “Het gangbare denken over het cannabisgebruik in onze samenleving is gebaseerd op veralgemeningen van de slechtst denkbare scenario's die met de realiteit van typisch cannabisgebruik niet stroken”, stelt Decorte in zijn grootschalig onderzoek van 2003. We blijven onze morele oogkleppen ophouden, terwijl de realiteit van het grote merendeel van de cannabisgebruikers ons voorbij gaat.

Occasioneel en frequent gebruik: een wereld van verschil

De meeste cannabisgebruikers gebruiken occasioneel tijdens sociale gelegenheden. Cannabis is om die reden voornamelijk een sociale drug: samen wordt men high en treedt men even uit het dagelijkse keurslijf. De sociologie van Howard Becker leert ons echter dat het leuke aan cannabis is aangeleerd door anderen. High-zijn is dus een sociale constructie van formaat. Wat cannabis zinvol en betekenisvol maakt voor gebruikers is in eerste instantie niet het effect van de drug.

Uit vijftien diepte-interviews met jongvolwassen cannabisgebruikers in Antwerpen blijkt dat het sociale aspect aan cannabis gebruiken essentieel is. Het zijn de gebruikers zelf die in voortdurende interactie met elkaar samen een roes beleven die ze zingeven en betekenis geven. Voor occasionele gebruikers is cannabis een manier om sociale gelegenheden met vrienden nog intenser te beleven. Samen worden ze intens high en beginnen ze bijvoorbeeld samen diepgaand te praten, extra veel te eten, of spelletjes te spelen. Tijdens de afgenomen interviews spreken zij nauwelijks van schaamtegevoelens en hoeven zij hun occasioneel cannabisgebruik niet te verantwoorden. Voor frequente gebruikers is dat wel het geval.

Frequent cannabis gebruiken heeft meer iets van een guilty pleasure. Het bekent een afgezonderd moment van me-time en is meer een rustgevende routine in het dagelijkse leven. Maar die rust is paradoxaal, want daarachter zit steeds een druk en een behoefte naar het volgende roesmoment. Hoe men zich voelt is voor frequente cannabisgebruikers iets maakbaar geworden: het is een strategie om met de realiteit om te gaan.

Stigma en neerwaartse sociale vergelijkingen

Cannabis is bij frequente gebruikers duidelijk iets waar een stigma aan kleeft. Dat betekent dat er negatieve connotaties heersen over drugs gebruiken, waarmee anderen een cannabisgebruiker kunnen labelen. Dit kan een cannabisgebruiker internaliseren. In dat geval worden die negatieve connotaties een deel van de persoonlijkheid van de cannabisgebruiker zelf. Op regelmatige basis cannabis gebruiken vraagt daarom constante rechtvaardiging, zowel ten aanzien van anderen als voor zichzelf. Een strategie daarvoor is het gebruik maken van neerwaartse sociale vergelijkingen. Zo minimaliseren frequente gebruikers het risico van hun cannabisgebruik door het bijvoorbeeld te vergelijken met harddrugs. “Cannabis is het waterke van de drugs”, stelt Yannick (23 jaar). “Ge kunt één spuit heroïne pakken en verslaafd geraken, je kunt een joint pakken en zeggen van ik doe het nooit meer, niets aan de hand.”

Cannabis is het waterke van de drugs

Met neerwaartse sociale vergelijkingen trekken frequente gebruikers voor zichzelf een denkbeeldige grens met problematische druggebruikers. Hierdoor kunnen zij het frequent gebruiken van cannabis min of meer laten verzoenen met wie zij zijn als persoon. Dat laatste was met wisselend succes.

Dit onderzoek illustreert dat cannabisgebruikers in voortdurende sociale interacties hun eigen gebruik en dat van anderen zingeven. Dit valt onmogelijk te rijmen met deviant gedrag en het gangbare denken over cannabisgebruikers. Zo wordt de normalisering van cannabis snel brandstof voor een morele paniek omtrent illegale drugs, wat een war on drugs kan rechtvaardigen. Dit gaat voorbij aan de “onderliggende persoonlijke en maatschappelijke voedingsbodem van problematisch druggebruik”, stelt Decorte (2013). Ondertussen blijft cannabis gewoon aanwezig en illegaal, dat maakt het een veelzijdige maar ook dubbelzinnige bron voor identiteitsonderzoek. Verder onderzoek is nodig om dit veranderende fenomeen verder op te volgen en te begrijpen.

Download scriptie (689.76 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2019
Promotor(en)
Gert Verschraegen