Onderzoek toont aan: alleenstaande vrouwen met kinderwens hebben niet meer psychologische problemen "Het moet gedaan zijn met die vooroordelen"

Helena
Demey
  • Stephanie
    Dekempe

Alleenstaande vrouwen met een kinderwens vertonen gemiddeld minder psychologische problemen dan de doorsnee populatie, blijkt uit een onderzoek van Helena Demey en Stephanie Dekempe aan de Ugent. Nochtans heerst al jaren wereldwijd controverse rond de kwestie. Vrouwen zonder partner zouden psychologisch niet in staat zijn om hun kind de juiste opvoeding te geven. "Hoogtijd om komaf te maken met dat vooroordeel."

 

Het moet een van de meest besproken onderwerpen zijn in de medische wereld, en ver daarbuiten. Zijn alleenstaande vrouwen in staat om op eigen houtje een kind te krijgen en op te voeden? Het vraagstuk zorgde de voorbije jaren voor nogal wat controverse. Nochtans is maar bitter weinig onderzoek gevoerd naar het profiel van vrouwen zonder partner, maar mét een kinderwens.

 

De controverse is deels gebaseerd op oudere studies die een laag psychologisch welzijn aantonen bij alleenstaande moeders. "Vrouwen zonder partner zouden in sociale isolatie leven of zelfs persoonlijkheidskenmerken hebben die schadelijk zijn voor hun toekomstig kind", zegt onderzoekster Helena Demey. "Maar in die studies wordt nooit een onderscheid gemaakt tussen enerzijds alleenstaande vrouwen die bewust kiezen voor een kind, en anderzijds gescheiden moeders. Problematisch, gezien hun totaal verschillende sociale situatie."

 

De ethische kwestie verdeelt de medische wereld, maar ook de politiek wereldwijd. "In buurlanden Frankrijk en Duitsland hebben alleenstaande vrouwen bijvoorbeeld geen toegang tot zo’n behandeling", legt onderzoekster Stephanie Dekempe uit. "In België krijgen fertiliteitscentra zelf de vrijheid om hen al dan niet te aanvaarden. Zo kunnen vrouwen zonder partner zich wel aanmelden voor een vruchtbaarheidsbehandeling in het UZ Gent en UZ Brussel, maar niet in het UZ Leuven."

 

"Bepaalde fertiliteitscentra leggen een verplichte psychologische screening op aan alleenstaande vrouwen. Een standaardprocedure daarvoor ontbreekt, waardoor weinig geweten is over de opgelegde criteria", klinkt het. "In België bepaalt elk fertiliteitscentrum dus gewoon zijn eigen regels. Bij koppels beperkt de screening zich doorgaans tot een gesprek met een psycholoog."

 

Meesten krijgen positief advies

 

De onderzoeksters beschrijven in een nieuwe studie de psychologische kenmerken van alleenstaande vrouwen die een vruchtbaarheidsbehandeling met donorsperma ondergaan. "Die kenmerken werden beschreven aan de hand van drie psychologische vragenlijsten, onderdeel van de eerder vermelde screeningsprocedure", zegt Demey. "De resultaten werden vergeleken met die van een normgroep (een doorsnede van de bevolking), en gekoppeld aan de leeftijd en het opleidingsniveau van de vrouwen."

 

De deelnemers aan het onderzoek zijn alleenstaande vrouwen die zich hebben aangemeld in een Belgisch fertiliteitscentrum. Hun leeftijd varieert tussen 22 en 44 jaar en de meesten zijn hoogopgeleid. "Niet verrassend, gezien het feit dat lager opgeleide vrouwen zich minder snel aanmelden voor een vruchtbaarheidsbehandeling. Eerder onderzoek toonde immers aan dat zij gemiddeld minder op de hoogte zijn van de alternatieve mogelijkheden om een kind te krijgen."

 

"Uit de cijfers blijkt dat liefst 78,4 procent van de alleenstaande vrouwen na de psychologische screening een positief advies krijgt voor een vruchtbaarheidsbehandeling", zegt Dekempe. "De anderen krijgen een negatief advies, beslissen de behandeling niet te ondergaan of zien hun advies uitgesteld. Een multidisciplinair team, bestaande uit onder meer een psycholoog en fertiliteitsarts, velt het eindoordeel."

 

Angststoornissen

 

Het onderzoek toont aan dat alleenstaande vrouwen in geen geval meer psychologische problemen vertonen dan de normgroep. "Ze beschikken zelfs over een beter aanpassingsvermogen en kennen gemiddeld minder psychologische problemen dan de doorsnee bevolking", stelt Demey. "Een opvallende conclusie, zeker gezien het heersende denkbeeld over alleenstaande vrouwen met een kinderwens."

 

Uit het onderzoek blijkt ook dat zelfreflectief vermogen (de mate waarin vrouwen hun eigen sterktes en zwaktes goed kunnen inschatten) en angststoornissen doorslaggevende criteria zijn om al dan niet toegelaten te worden tot een vruchtbaarheidsbehandeling. "Wie gemiddeld hoger scoort op de categorie angststoornissen, heeft meer kans op een negatief advies. Vrouwen met een hoger zelfreflectief vermogen maken dan weer meer kans op een positief advies."

 

"Ook het opleidingsniveau is van belang", vult Dekempe aan." Hoewel de opleiding van vrouwen geen rechtstreeks verband houdt met het advies dat ze krijgen, oefent het wel onrechtstreeks invloed uit. Vrouwen met een hoger opleidingsniveau (minstens bachelordiploma, nvdr.) beschikken doorgaans over een hoger zelfreflectief vermogen. Wellicht zijn ze hier tijdens hun opleiding beter op getraind. Uit eerdere studies blijkt ook dat een goede opleiding een beschermende factor is tegen angststoornissen. Dat maakt vrouwen met een lager opleidingsniveau dus vatbaarder."

 

"Vooroordelen zijn nooit veraf"

 

Het onderzoek van Demey en Dekempe maakt komaf met de heersende idee dat alleenstaande vrouwen met een kinderwens gemiddeld meer psychologische problemen hebben. "We stellen de verplichte extra screening voor die vrouwen zo in vraag", zegt Demey nog. "Bovendien staat het ontbreken van algemene regels een eenduidig beleid omtrent vruchtbaarheidsbehandelingen in de weg."

 

"Een wettelijk kader waarin de screeningsprocedure voor alleenstaande vrouwen beschreven staat, zou de transparantie verhogen. Bovendien zouden zo in elk Belgisch vruchtbaarheidscentrum dezelfde regels gelden. De norm van een tweeoudergezin is duidelijk ingebed in onze maatschappij, waardoor vooroordelen over alleenstaand moederschap nooit veraf zijn. Hoogtijd om daar komaf mee te maken en ons te baseren op wetenschappelijke inzichten."

Download scriptie (11.16 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2019
Promotor(en)
Petra De Sutter, Isabelle Stuyver