De gemeenschap, het gemeenschappelijke en de kracht van navigatie

Jonathan
De Mey

Ik beweeg. Mijn voeten, mijn gedachten, mijn gevoelens bewegen. Soms beweeg ik alleen, en soms beweeg ik samen. De choreografieën die ik uitvoer zijn altijd anders, maar niet altijd van mij alleen. In elke beweging en in alles wat ik doe bewegen, creëer ik de wereld rondom me. Dit artikel gaat over de bewegingen die we delen. Over toegang tot een gemeenschappelijk repertoire. Over gedeelde kennis en contacten; de gemeenschap, het gemeenschappelijke en zij die hiertussen weten te navigeren.

"Een muurschildering van de internationale artieste Hyuro. Ze zet de arbeidsmigratie vanuit Spanje naar Vilvoorde in de verf."

Van april 2019 tot heden ben ik actief geweest in de kleine organisatie Stal Cheval, een vzw die op projectmatige basis leegstaande ruimtes omtovert tot plaatsen van ontmoeting, gezelligheid en creativiteit. Ik nam de productieve bewegingen van de organisatoren als vertrekpunt van een etnografisch onderzoek. Ik organiseerde mee, participeerde, observeerde en nam interviews af. In mijn thesis Commoning Infrastructures. Changing Place through Organizational Action in Vilvoorde exploreerde ik de manieren van delen die ik daar en elders aantrof. Ik onderzocht de infrastructuren die we tot stand brengen in het middenveld en de macht die ze op individuen uitspelen. In dit artikel ga ik kort weergeven wat we kunnen verstaan onder infrastructuren en de commons of vrij vertaalt het gemeenschappelijke. Daarna gaan we dieper in op de groep mensen die we kunnen omschrijven als bewegers. Als afsluiting heb ik het over de mantra’s van Stal Cheval’s gemeenschappelijke infrastructuur.

Gemeenschappelijke Infrastructuren

Infrastructuren geven onze bewegingen richting. Het zijn geen statische machines. Het zijn niet alleen de treinsporen waarop onze treinen rijden. Het zijn assemblages van passagiers, materialen, organismen, …, de graffiti. Infrastructuren zijn constant aan het worden. Denk bijvoorbeeld aan je ouderlijke woonst. We zouden kunnen zeggen dat het huis en de aanwezige materialen de gezinsinfrastructuur uitmaken. Maar de lijst zou veel langer moeten zijn: herinneringen, afwezigheden, geuren, …, adviezen van je ouders.

Infrastructuren behoeven noch fysieke vorm of geografische locatie om te bestaan. Daarin verschillen ze van plaatsen. Ze sturen de circulatie van een diversiteit aan goederen, ideeën en personen. Ook denkbeelden worden verspreid door infrastructuren en veel infrastructuren hebben hun eigen logica’s.

In organisaties als Stal Cheval komen verschillende infrastructuren samen: van lokale netwerken tussen organisaties, en zelfs families en vrienden, regionale infrastructuren tussen het middenveld en instituties en globale infrastructuren die verworvenheden van creatieve industrieën en culturele sectoren verdelen. Van al deze infrastructuren worden goederen, logica’s en ideeën opengesteld voor de gemeenschap die ze overneemt. De gemeenschap rond Stal Cheval krijgt zo een commons. Een gemeenschappelijke poel van goederen, ideeën, attitudes en manieren van delen. Dat gemeenschappelijke is een historische momentopname, het groeit of krimpt constant en ziet er steeds anders uit afhankelijk van je eigen positie die je erin aanneemt.

"Een camera obscura afbeelding van het eerste project van Stal Cheval in de Heerlijkheid"

Ongeacht de schaal zijn infrastructuren en de commons (of het gemeenschappelijke) steeds verweven. Infrastructuren maken deel uit van het gemeenschappelijke en omgekeerd. Daarom kunnen we spreken van gemeenschappelijke infrastructuren, weerom historische momentopnames, die uit twee processen bestaan. Een eerste proces dat infrastructuren gemeenschappelijk maakt, is een kracht die het gemeenschappelijke en hoe er wordt gedeeld uitbreidt. Daarnaast is er een tweede proces dat het gemeenschappelijke infrastructureert. Dit proces bepaalt het wie, wat en hoe van het delen. Het creëert een sociale taxonomie of hiërarchie.

Bewegers en de mantra's van beweging

Binnen de taxonomiën van gemeenschappelijke infrastructuren zijn er personen met betere posities. Die personen noem ik bewegers. Ze hebben een speciale positie in het stedelijk weefsel en de gemeenschap, een sterk netwerk, zitten in organisaties en worden (h)erkend voor wat ze doen. Kornberger en Borch (2015) gebruiken een goede metafoor om hun positie en het gemeenschappelijke te duiden. Bekijk het gemeenschappelijke als bubbels in een meta-gemeenschap, de stad. Deze meta-gemeenschap stellen zij voor als het schuim bestaande uit alle aaneengeschakelde bubbels. Bewegers zijn dan de mensen die deel uitmaken van verschillende bubbels en zo deel hebben aan een grotere portie stedelijke commons. Zij kunnen de katalysator zijn voor bubbels om zich samen te voegen en hun gemeenschappelijke goederen te delen.

De twee besproken processen van openen en sluiten hebben een structureel verschil. Het is niet voorspelbaar hoe gemeenschappen zich openen. Het potentieel tot opening is vaak aanwezig en gebeurt vaak op contingente manieren (bijvoorbeeld in een onverwachte ontmoeting op café). Maar uitsluiting uit de gemeenschap is een meer structureel proces. Ik beargumenteer dan ook dat om toegang te krijgen tot bepaalde gemeenschappen we tot een bepaald soort persoonlijkheid of subject gekneed moeten worden. In dat proces ontluikt zich een paradox – want om toegang te hebben tot de infrastructuur moeten we persoonlijkheidskenmerken bezitten die we verwerven wanneer we toegang krijgen.

Infrastructuren beïnvloeden onze persoonlijkheden. Ze zijn sociaal. Dat komt omdat we wat wij als natuurlijk en wenselijk beschouwen binnenbrengen in de infrastructuren wanneer we ze gebruiken. De normativiteit die naar boven komt in de context van Stal Cheval en andere culturele organisaties typeer ik met drie mantra’s. (1) Je moet de waarde van ontmoeting, connectie en beweging onderschrijven. (2) Je moet meer dan één ding zijn. Je moet én student, én artiest, bricoleur, muzikant én vrijwilliger zijn. Dat verhoogt je zichtbaarheid en aanzien in de gemeenschap. (3) Daarnaast is er wat ik de doctrine van openheid noem. Het is sociaal onaanvaardbaar om niet open te zijn naar anderen. Enerzijds maakt dit deelnemers van deze gemeenschappelijke infrastructuren toleranter voor verschil. Maar anderzijds ontstaat er een nieuwe lijn waarop verschil geëvalueerd wordt. Een lijn die onze veelheid aan gezichten, passies, motivaties en facetten beoordeelt.

Er vallen natuurlijk andere ‘mantra’s’ te identificeren binnen deze en andere infrastructuren. Bovendien zijn deze inzichten niet gelimiteerd tot het middenveld of de culturele sector. De culturele economie die de laatste decennia zijn opmars heeft gemaakt is er een van creativiteit, van marketing en netwerking. Een economie van het primaat van het dikste adresboek. Het is dan ook niet verwonderlijk dat personen die zich innestelen op knooppunten met veel circulaties uit verschillende infrastructuren meer kansen en opportuniteiten voorbij zien komen. Dat betekent in dit verhaal zelden materiële winst maar eerder precaire rijkdom. Belangrijker is echter dat deze bewegers een onmisbare motor tot stadsvernieuwing en samenleven kunnen zijn.

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Filip De Boeck