Mijmeren bij moambe. Kinderen van Vlaamse oud-kolonialen over hun jeugd in Congo

Emma
Verschraegen

Het is in het Vlaanderen van vandaag bijna onmogelijk om niet met ons koloniale verleden geconfronteerd te worden. Recente discussies rond de ‘oerwoudfuif’, zwarte piet, standbeelden van koning (of was het massamoordenaar?) Leopold II of het weghalen van straatnamen, verhitten de gemoederen regelmatig. Het is dan ook erg moeilijk om de thematiek van het Belgische koloniale verleden zonder emotionele connotatie te benaderen. Iedereen heeft er wel zijn zegje over.

Een groep die in het debat vandaag weinig aan bod komt, zijn kinderen waarvan de ouders in Belgisch-Congo hebben gewerkt. Wanneer vandaag over hen gesproken wordt, is het moeilijk om stereotypes als ‘koloniale uitbuiting’ of ‘rijk geworden op de kap van de Congolezen’ te negeren. Ook ik betrapte mezelf erop dat ik vaak meewarig het hoofd schudde bij het horen van sommige verhalen. Door dit onderzoek wil ik echter blootleggen dat achter elke generalisering een menselijk verhaal schuilt en dat mijn eigen vooroordelen de eerste waren die aan diggelen lagen. Hoog tijd voor een genuanceerd beeld!

Door het interviewen van meer dan dertig kinderen kwam ik terecht in een leefwereld die mij nagenoeg onbekend was. Toch merkte ik al snel gelijkenissen. Mijn grootvader was kind van een collaborateur tijdens de tweede wereldoorlog en kende het gevoel ‘aan de verkeerde kant van de geschiedenis’ te staan. Hij groeide op met pesterijen op school en het gevoel anders te zijn. Hetzelfde is te zien bij de kinderen van Vlaamse kolonialen. Wanneer ze terugkwamen in België, kregen ze vaak rare blikken of vervelende opmerkingen van andere kinderen. Maar ook leraars wisten niet zo goed wat ze met die ‘Congokinderen’ moesten aanvangen. Zo getuigt een respondent: ‘Ik heb ooit een leraar gehad, toen ik in het eerste jaar humaniora zat, die gewoon letterlijk in de klas mij publiekelijk belachelijk maakte en kwetste door te zeggen dat wij profiteurs waren, dat wij de zwarten mishandelden.’

In Vlaanderen is al heel wat onderzoek gebeurd naar kinderen van collaborateurs. Kinderen van oud-kolonialen daarentegen zijn vrijwel onbekend terrein. Hoe gaan kinderen van Vlaamse kolonialen om met het feit dat de publieke opinie sinds de Congolese onafhankelijkheid in 1960 nagenoeg volledig is omgeslagen? Waar hun ouders tijdens de koloniale periode (1908-1960) nog de hemel in werden geprezen, werden ze na de onafhankelijkheid in de rol van dader geduwd. Hoe ga je hier als kind mee om? En als volwassene? Want zij zijn namelijk de ‘generation after’, de generatie die opgroeit met het verleden van hun ouders dat nog steeds doorleeft in het heden.

Bij het afnemen van interviews peil je naar de herinnering van je respondenten. Hoe hebben zij een bepaalde periode meegemaakt? Dit is onmogelijk objectief vast te stellen, een herinnering is namelijk hoogst persoonlijk en verandert doorheen de tijd. Voor sommigen kan zelfs sprake zijn van ‘postmemory’, ze herinneren zich een verleden waar ze zelf geen deel van uitmaken, maar dat door de verhalen van hun ouders ook van hen wordt.

Maar hoewel herinneringen voor iedereen verschillen, zie je toch een aantal gelijkenissen. Zo heeft iedereen op de een of andere manier wel heimwee naar het Congo uit zijn of haar jeugd. ‘Bij ons thuis werd er iedere dag over Congo gesproken. Constant. Iedere dag. Iedere dag. Was het mijn moeder niet dan was het mijn vader, was het mijn vader niet dan was het mijn moeder.’ Congo is dus geen afgesloten hoofdstuk maar iets dat blijft doorleven in veel families.

Heimwee uit zich niet alleen in gesprekken, maar ook in een gevoel in een andere wereld te leven. Zo geeft een respondent aan: ‘Ik voel mij hier zo beperkt, zo op de vingers gekeken. Ik kan hier niet ademen. Nog altijd niet. Nog altijd niet. Dus ik voel mij hier niet thuis, ik heb mij hier nooit thuis gevoeld.’ Dit maakt een soort nostalgie los, Congo wordt een soort verloren tijd en plaats waar ze niet meer naar kunnen terugkeren. Niets is er meer zoals het er vroeger was en de huidige politieke situatie maakt een terugkeer voor velen onmogelijk.

Ondanks het feit dat velen Congo beschrijven als ‘de mooiste kindertijd die iemand zich kan wensen’, dragen velen ook bepaalde trauma’s met zich mee. Congo is een land dat zich laat kenmerken door een woelige geschiedenis waar opeenvolgende conflicten vaak voor gevaarlijke situaties zorgen. Ook het onverwachtse vertrek dragen veel kinderen nog met zich mee, ze hebben geen afscheid kunnen nemen.

Allemaal hebben ze echter hun identiteit opgebouwd rond hun Congolese roots. Dit gebeurt vaak als reactie op het gedrag van anderen en het gevoel dat ze niet aanvaard worden in de groep. Tegelijk heerst ook een soort exclusiviteit. Allemaal delen ze het idee dat ze samen iets uniek bezitten dat anderen niet kunnen verstaan.

Door het samengaan van heimwee, identiteit en in sommige gevallen trauma, blijft het Congoverleden nog steeds leven. Oud-kolonialen en hun kinderen blijven elkaar opzoeken om herinneringen levend te houden, hun identiteit te bevestigen en te mijmeren over hun Congo bij een dampende pot moambe. Nostalgie in geuren en smaken…

Download scriptie (1.04 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
dr. Gillian Mathys
Thema('s)
Kernwoorden