De Belgisch-Duitse historicicommissie Leuven, 1956-1958

Jens
Horbach

De mythe van de francs-tireurs: De Belgisch-Duitse historicicommissie te Leuven van 1956 tot 1958.

Als u in Leuven bent, bezoekt u zeer waarschijnlijk de grote universiteitsbibliotheek op het Ladeuzeplein. Hoewel dit gebouw eeuwenoud oogt, dateert de bouw pas van de jaren twintig van de vorige eeuw. Deze bibliotheek verving namelijk de in 1914 afgebrande universiteitsbibliotheek in de Naamsestraat. De brand die de toenmalige bibliotheek aan de Naamsestraat tijdens de Eerste Wereldoorlog verwoestte (1914-1918), is tot op de dag van vandaag nog onderdeel van de Leuvense herinnering. Vooral in 2014, op het moment dat we herdenken dat de Eerste Wereldoorlog honderd jaar geleden begon, komt de herinnering sterk naar boven.

Leuven en de Eerste Wereldoorlog
Van 25 tot en met 28 augustus 1914 voerde het Duitse leger vergeldingen door in Leuven. De soldaten staken niet alleen de universiteitsbibliotheek in brand, maar verwoestten ook omliggende huizen en doodden Leuvense burgers. De Duitsers waren er namelijk van overtuigd dat de Leuvenaars het Belgische leger hielpen in de strijd tegen Duitsland. De Belgen deden immers op 25 augustus 1914 een aanval vanuit Antwerpen. Door de Belgische aanval zouden de Leuvense inwoners zich volgens het Duitse leger gesterkt hebben gevoeld, om vanuit hun huizen de Duitse soldaten te beschieten. Doordat deze burgers geen officiële soldaten waren, overtraden zij het oorlogsrecht. Dergelijke burgers werden francs-tireurs of vrijschutters genoemd. Deze aanval van Leuvense inwoners vond echter nooit plaats. De gebeurtenis kwam later dan ook bekend te staan als de mythe van de francs-tireurs. De Duitse regering en haar leger probeerden met deze mythe hun aanval op Leuven en ook op andere plaatsen in België (Tamines, Andenne en Dinant) te rechtvaardigen. Zij deden dit in 1915 door middel van een Witboek: dit is een officiële publicatie waarin een regering haar buitenlandse beleid beschrijft. Het was dit Witboek dat tot in de jaren vijftig onderdeel bleef van het historisch debat.

Een Belgisch-Duitse commissie
Deze masterproef behandelt niet de mythe van de francs-tireurs, maar wel de Belgisch-Duitse historicicommissie van 1956 tot 1958 te Leuven. Nu denkt u misschien, wat heeft een Belgisch-Duitse commissie van 1956 tot 1958 te maken met de Eerste Wereldoorlog? Wel, het was de eerste keer dat er een gezamenlijke commissie van deze twee landen tot stand kwam, die de Leuvense gebeurtenissen uit de Eerste Wereldoorlog onderzocht. Het is zeer opvallend dat er zoveel jaren na dato, nog een commissie werd opgericht. Deze commissie bestond uit drie Belgische en drie Duitse professoren aangevuld met een Duitse assistent. Zij onderzochten of het Duitse Witboek uit 1915 en daarmee ook de these van de francs-tireurs rechtvaardig en geldig was. Dat deze commissie nog werd opgericht, kwam door de Belgische professor Fernand Mayence. Hij had immers de gebeurtenissen in 1914 te Leuven meegemaakt en probeerde vanaf 1919 een internationale commissie op te zetten om de mythe van de francs-tireurs definitief af we wijzen. Dit lukte dus pas in de jaren vijftig. Dat het rapport van deze commissie invloed had in grote delen van Europa, blijkt uit krantenartikels en wetenschappelijke boekbesprekingen uit België, Duitsland, Nederland, Oostenrijk, Zweden, Italië en Groot-Brittannië.

De hoofdvraag van deze masterproef is dan ook of deze commissie kan worden gezien als een afspiegeling van de relatie tussen België en Duitsland in de jaren vijftig. Europa had na 1945 immers al twee verwoestende oorlogen doorgemaakt en haar inwoners moesten nu heropbouwen. Om de samenwerking tussen West-Duitsland (Duitsland werd door de Koude Oorlog immers verdeeld in de westelijke BRD en de oostelijke DDR) en haar voormalige vijanden goed te laten verlopen, moesten conflicten over gebeurtenissen uit het verleden worden opgelost. Een van dergelijke conflicten was de discussie tussen België en Duitsland over de aanwezigheid van francs-tireurs tijdens de Eerste Wereldoorlog. Mijn stelling sluit op deze samenwerking aan: Duitsland moest haar voormalige conflicten oplossen om te kunnen integreren in Europa. Een andere vraag die ik behandel, is waarom deze commissie een onderzoek deed naar de gebeurtenissen in de Eerste Wereldoorlog, terwijl de Tweede Wereldoorlog net voorbij was. Gedeeltelijk heeft dit te maken met het feit dat België meer getroffen is in de Eerste dan in de Tweede Wereldoorlog. Anderzijds dachten de historici dat zij niet genoeg afstand in tijd hadden, om de Tweede Wereldoorlog te onderzoeken.

Europese samenwerking
Deze studie bestudeert dus vier belangrijke factoren: wie, wat, waarom en hoe. De internationale commissie die bestond uit zeven personen, onderzocht de gebeurtenissen te Leuven in 1914. Met deze samenwerking probeerden zij te onderzoeken of het Duitse Witboek uit 1915 wel of niet geldig was. Door dit conflict op te lossen nam (West-)Duitsland de verantwoordelijkheid voor haar daden in de Eerste Wereldoorlog. Op deze manier werd de beginnende Europese samenwerking mogelijk gemaakt.

Bezoekt u opnieuw de universiteitsbibliotheek in Leuven, houd dan de volgende drie zaken in uw achterhoofd: 1. De bibliotheek is niet zo oud als ze lijkt. 2. De bibliotheek lag niet altijd op het Ladeuzeplein. 3. De bibliotheek lag mede aan de basis van een betere Belgisch-Duitse relatie. 

Download scriptie (608.29 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2014
Thema('s)