De betekenis van NGO’s op vlak van kinderrechten en onderwijs. Een case study van een lokale NGO in India.

Fien
De Coene

- stem van een kind -

 


 

Niemand wou

me aanraken… alleen later bij de lijkschouwing

toen ze wisten dat mijn mond naar niets zou zoeken…

en mijn hoofd gemeten kon worden

en gebogen en in repen geknipt

en ik leek op een stukgesneden granaatappel.

De vrucht die je nooit hebt aangeraakt.

 

Moeder, ik ben wie je hebt weggestuurd

toen de dokter je vertelde

dat ik een meisje zou zijn… jouw tweede meisje.

 

Later zodra je kon

trok je je grasgroene sari aan…

de oranje stelen van parijatakbloesems

glinsterden in jouw haar…

Later

glimlachte iedereen.

 

Maar nu vraag ik jou

om naar me te zoeken, moeder, naar

me te zoeken want

ik zal niet naar jou komen in mijn dromen.

Zoek naar mij, moeder, zoek,

want ik zal geen bloem worden.

Ik zal me niet ontpoppen

tot een vlinder

en ik ben geen flard van iemands lied.

 

H

et kind in dit gedicht smeekt, net zoals miljoenen andere kinderen overal ter wereld, om de verwezenlijking van haar rechten. Geen enkel land is vrij van inbreuken op de rechten van het kind, zoals die in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) beschreven staan.

In een samenleving waar internationalisering en globalisering steeds meer aan belang winnen, komen kinderrechten meer en meer op de voorgrond te staan. Steeds meer actoren worden bovendien betrokken in het kinderrechtendiscours. Het zijn niet langer alleen overheden en overheidsorganisaties, zoals bijvoorbeeld de Verenigde Naties, die een rol spelen.

Non-gouvernementele organisaties (NGO’s) hebben een steeds groter wordende invloed binnen het mensen- en kinderrechtendiscours. Ze financieren mensen- en kinderrechtenprojecten, nemen actief deel aan mensen- en kinderrechtenwerk, bekritiseren inbreuken op mensen- en kinderrechten, consulteren en lobbyen overheden, zetten overheden aan tot het uitvoeren van veranderingen in de situatie van kinderen in hun land enzovoort.  Hier en daar wordt zelfs gesproken over een nieuw type van politieke macht die NGO’s in handen krijgen en waarvan het doel is om mensenrechten onder de politieke aandacht te brengen.



--------- NGO’s in Azië ----------

 

A

zië is een continent van contrasten. Het omvat enkele van de armste landen in de wereld, maar tevens enkele van de rijkste landen ter wereld. De ontwikkelingslanden bevinden zich allen in Zuid-Azië, waar één vierde van alle kinderen leeft. De kindersterfte is er echter hoog (in India alleen al sterft bijna 10% van de kinderen voor de leeftijd van 5 jaar) en een groot deel van de kinderen leeft in een toestand van deprivatie. Meisjes worden er sterk gediscrimineerd. Dit resulteert in een slechte gezondheidstoestand, een laag percentage schoollopende meisjes, kinderarbeid, kinderprostitutie en kinderhandel over de grenzen heen.

Azië is eveneens een continent waar mensen heel sceptisch en zelfs afkerig staan ten opzichte van de toepassing van kinderrechten in hun land. Aziatische overheden aanvaarden het IVRK en de daarin omschreven rechten niet zonder meer. Ze geven verschillende problemen aan wat betreft de concepten mensenrechten en kinderrechten. Een eerste probleem omvat het individueel klachtrecht. Verschillende Aziatische overheden hebben het er moeilijk mee dat individuen, op basis van sommige mensenrechtenverdragen, schendingen internationaal kunnen aanklagen. Een tweede probleem omvat het feit dat Aziatische landen ervan overtuigd zijn dat kinder- en mensenrechten ontwikkeld zijn voor en door Westerse staten. Deze rechten zijn dus enkel gebaseerd op waarden en normen die in het Westen van toepassing zijn (denk bijvoorbeeld aan het individualisme en het kapitalisme). Bijgevolg kunnen mensenrechten volgens Aziatische overheden helemaal niet gelden in Azië. Ten derde zijn participatierechten van kinderen in Aziatische landen bijzonder moeilijk te erkennen. Participatie voor kinderen erkent namelijk de persoonlijke autonomie van kinderen, wat in strijd is met de kenmerken die horen bij de status van een volwassene in de Aziatische cultuur. Een vierde probleem is dat de nationale overheden niet zelf in de mogelijkheid zijn om kinderen te ondersteunen en inbreuken op hun rechten te herstellen. Ten vijfde zijn alle Aziatische landen bijzonder gevoelig voor inbreuken op hun soevereiniteit. Ze hebben het er moeilijk mee dat de situatie in hun land op een negatieve manier onder internationale aandacht kan komen.

 

NGO’s hebben het dus niet gemakkelijk in Azië en hun rol met betrekking tot kinderrechten wordt er dan ook regelmatig uitgedaagd en in vraag gesteld.

 

-- Kinderrechten en NGO’s in --India

 

D

oorheen het bestuderen van acht documenten van programma’s omtrent kinderen, kinderrechten en onderwijs, door de Indische overheid ontwikkeld na de afhankelijkheid van India in 1947, wordt duidelijk dat de Indische overheid ook niet volledig achter het toekennen van rechten aan kinderen staat.

Alle bestudeerde overheids-programma’s beschrijven acties die ondernomen moeten worden en maatregelen die getroffen zullen worden om de situatie van kinderen te verbeteren. Slechts één van deze acht programma’s vertrekt vanuit het toekennen van rechten aan kinderen.

 

Het is duidelijk dat NGO’s door de Indische overheid min of meer genegeerd worden. De staat voert geen anti-NGO-politiek, maar onderneemt een aantal acties om NGO’s te beperken in hun werking. In 1999 heeft de Indische overheid een wet afgekondigd die Indische organisaties en individuen die buitenlandse financiering krijgen verplicht eerst een vergunning hiervoor te ontvangen van de Indische overheid. Met deze wet worden NGO’s die de overheid regelmatig bekritiseren geïntimideerd. In datzelfde jaar introduceerde de overheid in India een nieuwe praktijk. Het werd sindsdien noodzakelijk om bij het organiseren van internationale conferenties in India eerst de toestemming te hebben van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het bestaan van NGO’s werkende rond mensen- en kinderrechten wordt dus bemoeilijkt, maar toch getolereerd door de Indische overheid.

 

N

GO’s (zoals Broederlijk Delen, Amnesty Internation, Plan België, Handicap International, …) zijn een heel belangrijke spilfiguur wat betreft kinderrechten. Meer nog, zonder NGO’s zou de verwezenlijking van kinderrechten veel minder ver staan. Ze zijn dus de voornaamste actoren die voor de werkelijke implementatie van kinderrechten zorgen. Ze vertolken de stem die kinderen vaak niet krijgen!

 

--------------------------------------


 


Stuk uit de Nederlands vertaling van het gedicht van de Indische Sujata Bhatt (Bhatt, S. Stem van het ongeboren meisje. In: Is dit recht, mijn lief? Verhalen en gedichten over mensenrechten. Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. NCOS/Uitgeverij De Vijver/Novib, p. 15-16.

Download scriptie (1.92 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2005