De digitale nalatenschap: wat is het lot van ons digitaal leven na overlijden?

Jonas
Monsieur

We live on the internet, but what happens when we die there?”, een quote van Natalie M. Banta die samenvat welke vraagstelling aan bod komt. Een testamentaire regeling treffen voor het huis, de kunstcollectie of effectenportefeuille zijn (mogelijk) gebruikelijke voorzorgen die een burger kan nemen wanneer hij niet wenst dat bepaalde delen van zijn vermogen overgaan via het standaard wettelijk erfrecht dat voorzien wordt in ons Burgerlijk Wetboek.

Voor onze ‘bezittingen’ in digitale vorm, die ook u als lezer waarschijnlijk hebt, lijkt dat op vandaag veel minder gebruikelijk. Daarnaast moet ook volgende vraag gesteld worden: wanneer iemand wenst om dergelijke regeling te treffen, welke opties worden hem dan geboden? Uit het onderzoek is gebleken dat het Belgisch recht verschillende mogelijkheden kan bieden.

Van jouw favoriete foto tot de verzameling bitcoins

De digitale nalatenschap, het is een verzamelterm voor quasi alles wat we digitaal nalaten. Dit ‘alles’ is in beginsel terug te brengen tot een ‘hele grote hoop data’. Het gaat dan bijvoorbeeld over foto’s in de cloud, blogberichten, (toegang tot) accounts op sociale media, maar ook virtuele munten. Het kan bijgevolg gaan over elementen met een zeer vermogensrechtelijk-economisch, dan wel een persoonlijk-emotioneel, belang voor onze nabestaanden.

Data

Tijdens het leven staan we er minder bij stil, maar wat is het statuut van al onze digitale overblijfselen? Vooraleer een bepaald goed kan overgaan naar onze erfgenamen, of we er via testament over kunnen beschikken, moet dit goed  immers tot het zogenaamd ‘vermogen’ van de overledene (erflater) behoren. Dit vermogen omvat alle rechten (bv. eigendomsrechten), maar ook alle plichten (bv. schulden) die een burger heeft. Over het eigendomsstatuut van data heerst op vandaag onduidelijkheid.

Rechten om data te gebruiken & te creëren

Data vormt niet het enige bestanddeel in de digitale nalatenschap. Neem bijvoorbeeld een account op Facebook: je stuurt berichten naar vrienden, deelt foto’s en schrijft berichten op de tijdlijn. Vooraleer die handelingen kunnen worden verricht, en dus data kan worden gecreëerd, moet wel eerst een overeenkomst gesloten worden met Facebook of eender welke platformbeheerder. Ook wanneer je gebruik wil maken van data, bijvoorbeeld muziek op Spotify, zal je een overeenkomst moeten sluiten. Op vandaag creëer je als gebruiker een account en accepteer je de algemene voorwaarden van de dienstverlener, wat tot gevolg heeft dat de gebruiker een toegangsrecht verkrijgt tot bepaalde data.

Zit dit toegangsrecht dan wel in het vermogen van de erflater? Op het eerste zicht zou je denken dat dit een makkelijke vraag is. Hierboven werd immers gesteld dat ‘rechten’ tot het vermogen behoren. In het Belgisch recht worden echter uitzonderingen voorzien op dit principe. Een contractspartij kan bijvoorbeeld het tegendeel bedingen in het contract. Daarnaast zou geargumenteerd kunnen worden dat uit de aard en de strekking van het contract blijkt dat het een zogenaamd intuiti personae contract is.

Dergelijk contract wordt afgesloten omwille van de persoonlijke kwaliteiten van een partij. Typevoorbeeld is een overeenkomst met een portretschilder. Wanneer deze schilder overlijdt, wil je niet dat zijn broer – die niet kan schilderen – een portret van jou zou maken. Dienstverleners zoals Facebook hebben geargumenteerd dat deze toegangscontracten een dergelijk karakter hebben. Duitse en Nederlandse rechters hebben deze visie verworpen.

Wat op vandaag aanvangen met de digitale nalatenschap?

De makkelijkste oplossing voor een specifiek onderdeel van deze nalatenschap is te vinden in de diensten die platformen zelf aanbieden. Facebook, Apple en Google bieden eigen functies aan die een gebruiker in staat stelt om over te gaan tot het toewijzen van een bepaald account, inclusief de inhoud daarop, aan een bepaald persoon.

Hoewel dit interessante tools zijn, botsen deze op beperkingen. Een praktisch probleem is dat deze functies niet wijdverspreid zijn. Op vandaag biedt slechts een beperkt aantal dienstverleners deze aan en zijn de procedures niet gelijklopend. Ook het gebrek aan wettelijke omkadering is problematisch. Volgens het Belgisch erfrecht kan je immers op moment van overlijden maar over het eigen vermogen beschikken bij testament en kunnen afspraken over een toekomstige nalatenschap slechts gemaakt worden via een specifieke erfovereenkomst.

Ook het wettelijk erfrecht zou op vandaag reeds een oplossing kunnen bieden. Wanneer de visie van de Nederlandse en Duitse rechter, die gelijkaardig erfrecht kennen, wordt gevolgd, zou kunnen worden geargumenteerd dat een toegangsrecht uit een contract een recht is dat overgaat op de erfgenamen, zonder dat de erflater hiervoor enige actie dient te ondernemen.

Bij dergelijke automatische overgang dient wel volgende vraag te worden gesteld: is dit mogelijk, en bovendien wenselijk, vanuit het oogpunt van de privacy van derden (bv. communicatiepartners)? Volgens buitenlandse rechtspraak lijkt op juridisch vlak de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG/GDPR), wat op vandaag ons algemeen privacyrechtelijk kader vormt, deze overgang niet uit te sluiten. Daarnaast moet ook een specifiek beschermingssysteem in acht worden genomen dat voorziet in het beginsel van de vertrouwelijkheid van elektronische communicatie (bv. berichten op WhatsApp). Dit beginsel lijkt voor moeilijkheden te zorgen in België.

Wat kunnen we nog doen in België?

Op dit beginsel zou men een uitzondering kunnen voorzien. De wet biedt deze mogelijkheid al. Daarnaast doet de wetgever er goed aan om de eigen functies van dienstverleners wettelijk te omkaderen. Naar mijn gevoel zou de wetgever ook het testamentair erfrecht kunnen upgraden, zonder in te boeten op de doelstellingen die we vandaag nastreven met de formele vereisten voor onze testamenten.

Ten slotte zou ook de hierboven aangehaalde AVG een rol kunnen spelen: rechten (bv. recht om vergeten te worden) die in deze wetgeving worden voorzien doven op vandaag uit bij overlijden. De wetgever zou ervoor kunnen kiezen om deze ook te laten overgaan bij overlijden.

Concluderend

Met deze masterproef werd getracht enkele handvaten aan te reiken waarmee we het fenomeen van de digitale nalatenschap kunnen aanpakken. Het antwoord op “what happens when we die there?” is immers duidelijk: de digitale overblijfselen blijven, bij gebrek aan handelen, mogelijk voor lange tijd bestaan op het internet. Dit is niet wenselijk.

Ook ons ‘digitaal overschot’ heeft immers recht op een waardig einde. Mits enkele wijzigingen, mogelijk in verschillende takken van het recht, lijken we dit doel te kunnen bereiken.