De dissociatie tussen gesproken en geschreven taal bij gekruiste en niet-gekruiste afatici: een aanvullende literatuurstudie, een vergelijkende studie en een toegevoegde gevalsstudie

Eline
Verwilligen

 

 
 


 
 
De dissociatie tussen gesproken en geschreven taal bij gekruiste afasiepatiënten: een typisch symptoom of niet?
 
 
Eline Verwilligen
 
 
 
 
Scriptie voorgedragen tot het behalen van de graad van master in de logopedische en audiologische wetenschappen, optie logopedie

 
 
2007-2008
Velen onder ons kennen wel iemand die na een beroerte of herseninfarct moeilijkheden kreeg met taal, op vlak van het spreken (productie), het taalbegrip of beide. Deze vaak voorkomende taalstoornis heet afasie. Aangezien ons taalvermogen bijna altijd gelokaliseerd is in de hersenhelft, tegenovergesteld aan onze handvoorkeur, komt afasie bij linkshandigen meestal voor na een letsel in de rechter hersenhelft, en omgekeerd.
In 1899 werd de term ‘crossed aphasia’ of ‘gekruiste afasie’ (GA) door Byrom Bramwell geïntroduceerd als een zeldzaamafatisch syndroom ten gevolge van een hersenletsel, ipsilateraal aan de voorkeurshand (m.a.w. afasie na een rechterhemisfeer letsel bij rechtshandigen, of na een linkerhemisfeer letsel bij linkshandigen).
Sedert de introductie van de term GA, zijn de opvattingen over dit fenomeen verdeeld en de onderzoeksresultaten soms zelfs contradictorisch. Lange tijd werd GA als een aparte aandoening gezien (zeldzaam, steeds niet-vloeiend, kortdurend en met een milde ernst, vaker bij jonge personen en meer bij vrouwen voorkomend dan bij mannen), die in essentie verschilde van de symptomatologie van gewone, niet-gekruiste afasie. Meer recent neemt men niet langer aan dat men op basis van de symptomen een onderscheid kan maken tussen gekruiste en niet-gekruiste afasie.

De tegengestelde meningen in verband met de symptomen van GA-casussen, weerspiegelden zich eveneens op vlak van een eventuele dissociatie tussen de aantasting van de mondelinge, en van de geschreven taal. Verscheidene auteurs rapporteerden een opvallend ernstiger aangetaste geschreven taal in vergelijking met de gesproken taal bij hun GA-patiënten. Anderen vermelden dan weer de afwezigheid van zo’n dissociatie of zelfs het voorkomen van een omgekeerde dissociatie, waarbij de gesproken taal ernstiger bleek aangetast te zijn dan de geschreven taal. Aangezien de publicaties waarin de geschreven taal ernstiger verstoord blijkt te zijn in vergelijking met de gesproken taal in de meerderheid zijn, wordt algemeen aangenomen dat deze dissociatie een typisch kenmerk is van de gekruiste afasie. Nochtans werd nooit eerder in de geschiedenis een onderzoek opgezet waarbij een groep van gekruiste afatici werd vergeleken met een groep ‘gewone’, dus niet-gekruiste afatici, zodanig dat een terechte conclusie over het al dan niet een typisch GA-fenomeen zijn niet kon getrokken worden.
In het licht van de diagnose en voornamelijk de behandeling en begeleiding van gekruiste afasiepatiënten en hun omgeving, is het belangrijk om een realistisch beeld te hebben van de typische symptomen en karakteristieken van deze aandoening. Vandaar ook de impact van dit onderzoek dat, ondanks jarenlange tegengestelde conclusies, nooit eerder werd uitgevoerd.
Deze scriptie omvat drie deelonderzoeken, namelijk een aanvullend literatuuroverzicht, een gevalsbeschrijving en een vergelijkende studie tussen ‘gewone’ afatici en gekruiste afatici, met als doel meer kennis te vergaren over de mate van aantasting van gesproken en geschreven taal bij beide groepen en eventueel een verschil tussen beide te vinden.
 
Eerst werd een aanvullend literatuuronderzoek uitgevoerd bij de gegevens van Mariën et al. (2004). Deze auteurs voerden een uitgebreide literatuurstudie uit naar GA-casussen tussen 1975 en 2001. Daaruit kwamen 49 betrouwbare, vasculaire GA-casussen voort (= GA-casussen na een stoornis van de bloedsomloop in de hersenen). Hieronder waren 33 casussen waarvan voldoende taalgegevens beschikbaar waren. Dit aanvullende onderzoek voegde 5 betrouwbare casussen toe, waarvan er 4 konden gebruikt worden in de vergelijkende studie.
 
Het uitgevoerde literatuuronderzoek werd ook aangevuld met een persoonlijke casusbeschrijving. De rechtshandige patiënte (CVM) ontwikkelde in oktober 2007 een gekruiste afasie, na een infarct in de rechter hersenhelft. Haar casusbeschrijving vormt het tweede onderdeel van deze scriptie. FMRI-onderzoek (Functional Magnetic Resonance Imaging, een techniek die betrouwbare beelden en informatie geeft over de werking van de hersenen) dat uitgevoerd werd bevestigde de uitzonderlijke lokalisatie van haar taalvermogen, namelijk in de rechterhemisfeer i.p.v. in de linkerhemisfeer. CVM is voor zover wij weten, de eerste vasculaire GAR-casus, waarbij fMRI-onderzoek werd aangewend om de hypothese van een atypische organisatie van taal op objectieve wijze te onderzoeken en te bevestigen, en versterkt daardoor onze bevindingen in belangrijke mate.
 
Het derde onderdeel, en tevens het hoofddoel van deze verhandeling, was een vergelijkende studie tussen de taalprofielen van gekruiste en niet-gekruiste afatici. Men onderzocht bij beide groepen de graad van aantasting van zowel de gesproken als de geschreven taal en een eventueel verschil ertussen. Op basis van een database van 96 niet-gekruiste (bekomen via dossieronderzoek) en 38 gekruiste afatici (37 bekomen via literatuuronderzoek, 1 persoonlijk toegevoegde gevalsbeschrijving) werd binnen beide groepen de geschreven taal met de gesproken taal vergeleken.
 
Een zeer opvallend verschil tussen beide taalmodaliteiten kon aangetoond worden binnen de groep van gekruiste afatici. Bij deze patiënten bleek de geschreven taal in belangrijke mate meer verstoord dan de gesproken taal.
Binnen de groep van niet-gekruiste afatici was er geen aantoonbaar verschil tussen beide taalmodaliteiten. De gesproken en geschreven taal waren bij hen dus in vergelijkbare mate aangetast.
 
Tenslotte werd ook onderzocht of een belangrijk verschil kon aangetoond worden tussen de groep van gekruiste en de groep van niet-gekruiste afatici. Het antwoord hierop bleek positief. De uitgevoerde test wees uit dat er inderdaad een opvallend verschil aantoonbaar was tussen de mate van dissociatie bij de gekruiste patiënten en de mate van dissociatie bij niet-gekruiste patiënten. De gekruiste afatici vertoonden een opvallend slechtere geschreven taal in vergelijking met de gesproken taal dan de niet-gekruiste patiënten. Deze resultaten zijn van groot belang. Enkel door een vergelijking te maken met niet-gekruiste afatici kan de conclusie getrokken worden of een dissociatie al dan niet typerend is voor de gekruiste afaticus. Aangezien dit soort onderzoek nooit eerder werd uitgevoerd, kunnen onze resultaten niet vergeleken worden. Toch onderstrepen we het belang van deze conclusie, met het oog op een zo goed mogelijke behandeling en begeleiding van gekruiste afasiepatiënten en hun omgeving.
Wegens de sterke methodologische opbouw van het onderzoek, durven we in afwachting van verder onderzoek de hypothese bevestigen dat de aanwezigheid van een dissociatie tussen de gesproken en geschreven taal wel degelijk een typisch kenmerk is van de gekruiste afasie, in die zin dat de geschreven taal bij hen ernstiger is aangetast dan de gesproken taal.
Voor het eerst in de literatuur, maakt onderzoek dit soort conclusie mogelijk en kunnen de reeds vaak gemaakte voorspellingen hard gemaakt worden.
 

Download scriptie (435.51 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2008