De dunne scheidingslijn tussen realiteit en fictie bij fans van Vlaamse soaps

Greet
Indesteege



“Ik weet wel dat gij in ’t echt geen dokter zijt, maar hoe kunt ge uw acteurswerk toch blijven combineren met uw dokterspraktijk?”

 

In de afstudeerscriptie ‘De dunne (?) scheidingslijn tussen realiteit en fictie bij fans van Vlaamse soaps’ werd een laatstejaarsstudente communicatiewetenschappen aan de KULeuven een heel jaar lang geconfronteerd met zulke menselijke uitspraken. Zij stelde zich namelijk de vraag waarom kijkers van een soap - ook al beweren ze zelf vaak van wel – niet kunnen bevatten dat soap slechts fictie is en daardoor contact zoeken met een bepaald personage. Hierdoor werd duidelijk dat het vooral om vrouwen, ouderen en mensen met een lager IQ gaat. Deze mensen gaan gemakkelijk een parasociale relatie aan met een fictief personage. Ze zoeken dit contact omdat ze het karakter van het personage attribueren aan de acteur. Er zijn echter verschillende manieren waarop kijkers hiermee kunnen omgaan. Test je eigen profiel!



 

Om na te gaan wie vatbaar is voor dit media-effect, hoe en waarom het wordt geuit, ging de auteur te rade bij de hoofdrolspelers van het fenomeen zelf: de acteurs. In dit geval werd er bij een twintigtal acteurs van de VTM-soap Wittekerke en de VRT-soap Thuis gepeild naar hun ervaringen met kijkers die klaarblijkelijk het onderscheid tussen realiteit en fictie niet meer kunnen maken.


 

Bij een eerste contact willen twee vreemden zo snel mogelijk de onzekerheid die ze over elkaar hebben, reduceren (onzekerheidsreductietheorie). Zo kunnen mensen elkaars reacties en gedrag voorspelbaar maken. Ook een soapkijker doet dit met personages. De kijker leert hen kennen, probeert hen voorspelbaar te maken en te vertrouwen. Wat de kijker hierbij echter vaak uit het oog verliest, is dat het niet de acteur is die hij leert kennen, maar wel en enkel het personage dat de acteur speelt. Door hen te leren kennen, knoopt de kijker een éénzijdige fictieve vriendschapsrelatie met die personages aan (parasociale interactie). Uiteraard kennen de acteurs de kijker niet, dus komt de vriendschap maar van één kant. Dit verklaart waarom sommige mensen acteurs pretentievol vinden wanneer ze niet constant knikkend (naar hun fictieve vrienden) over  straat lopen.

 

Wie verwart fictie voor realiteit? Eerst en vooral zijn het de vrouwelijke kijkers die het vaakst denken dat de personages echt zijn en dat dát wat in soaps gebeurt effectief heeft plaatsgevonden. Mannen laten zich minder vangen aan de fictieval, maar geven eerder seksueel getinte opmerkingen aan de acteurs/actrices. Mannen geven ook niet graag toe dat ze kijken: “Mijn vrouw die kijkt altijd, ik kijk dan maar mee, om haar content te stellen.” Ook ouderen en kinderen vergeten nogal makkelijk dat soap slechts fictie is. Voor kinderen ligt de verklaring simpelweg in het feit dat zij nog meer verbeelding hebben en soap moeilijker kunnen plaatsen in hun belevingswereld. Ouderen zijn sowieso al een grotere kijkersgroep. Omdat soap een opeenstapeling weergeeft van menselijke relaties, is dit genre een perfect middel om hun steeds in aantal afnemende sociale relaties te compenseren. Door eenzaamheid zijn mensen ook meer geneigd parasociale relaties aan te knopen. Een combinatie van een laag IQ, een iets lagere sociale klasse en een slechte opvoeding (onbeleefdheid en vreemden robuust aanspreken en –klampen), laten het deze mensen toe heel gemakkelijk contact te zoeken met de acteur/het personage. Als aanknopingspunt gebruikt dit soort kijker de fictie uit de soap.

 

Wat en hoe doen ze het? Allereerst is het zo dat iedereen die een acteur herkent op straat het gevoel heeft hem te kennen. De kijker heeft dan ook de neiging contact te zoeken met zijn ‘vriend’. Daarin kunnen we geen onderscheid maken in leeftijd, sekse, kleur, klasse, enz. Iedereen doet het. De manier waarop die kijker daar dan mee omgaat, laat ons echter wel toe de kijkersgroep op te splitsen in 2 grote hoofdgroepen. Een kijker uit de eerste groep zal nog voor hij op de acteur wil toestappen de realisatie hebben dat hij de acteur eigenlijk niet kent, dat hij enkel het personage dat de acteur dagelijks op TV speelt, ziet. Deze kijkers zullen ten hoogste eens knikken naar de acteur als automatisme of als vorm van appreciatie. De kijkers uit de eerste groep zijn veelal (maar niet altijd) mensen met een hoger IQ, een goede opvoeding, een beleefde houding (men loopt niet zomaar op een vreemde toe), van middelbare leeftijd, met een vrij grote tevredenheid over het leven dat hij leidt, met een nuchtere kijk op het leven en waarschijnlijk ook vaker van het mannelijke geslacht. De tweede groep zijn de kijkers die volledig in het verhaal opgaan en zeker contact zullen zoeken met de acteur. Aan de hand van de manier waarop deze groep dit contact zoekt, wordt hij nog eens in twee gesplitst. De eerste helft zal via fictie contact zoeken met de acteur om het als een aanknopingspunt te gebruiken. Daarna zal de kijker in deze groep overschakelen naar de realiteit. Voor de kijker lijkt het leuk en veilig te zijn om even de bevestiging te krijgen dat hij enerzijds mag blijven geloven in het verhaal van de soap, terwijl hij anderzijds wel goed weet dat het fictie is. De tweede helft uit de tweede groep kunnen we de kijkers noemen die op de ene of de andere manier toch het onderscheid tussen realiteit en fictie niet meer kunnen maken. Zij gebruiken fictie niet enkel als een aanknopingspunt in een initiële conversatie met acteurs, maar blijven hier ook echt in geloven. Zij zijn er volledig van overtuigd dat de acteur geen rol speelt, maar zijn personage is. Voor hen is het verhaal vaak ook echt gebeurd. Zij zullen de acteurs op hun plaats zetten waar nodig, hen raad of moed geven wanneer ze in de serie met emotionele problemen kampen, enz. Dit zijn de mensen die denken dat Wittekerke bestaat, dat Greet Rouffaer een dokteres is, dat Peter Bulckaen een agent is of dat Patricia Goemare de slechtste mens ter wereld is.

 

Waarom doen ze het? Heel simpel, de kijker attribueert de karaktereigenschappen van een personage aan zijn acteur. Hij denkt dat de acteur en het personage op dezelfde wijze in elkaar steken. Dan is het maar een kleine stap verder om de acteur en zijn personage als één te beschouwen. Dit houdt echter in dat acteurs die een slecht personage spelen, ook een slecht mens zullen zijn in de ogen van velen. Kijkers vormen een relatie van wantrouwen en apathie met deze ‘slechte’ personages, in plaats van één van vriendschap. Ze reduceren wel hun onzekerheid over dit personage, dus hij wordt net als de anderen voorspelbaar, maar de waarde van de relatie tussen hen en dit personage is negatief. Ze willen hem liever niet kennen, maar omdat ze moeten (omdat ze de soap willen blijven volgen), zit er niets anders op dan hem te verachten.

 

Hoe we het ook beleven, blijkbaar heeft de mens nood aan het vergeten van zijn zorgen door zich enkele uren per week in te leven in een serie. Hierin worden de zorgen van een ander getoond waardoor de zijne heel even maar minuscuul lijken, want wie doet beter (of slechter?) dan een hele familie die onder de grond ligt, zwangere verkrachte tienerkinderen en een gescheiden vader die met de schoonmoeder gaat lopen of plotseling homofiel wordt … 

 

Greet Indesteege

Universiteit of Hogeschool
Andere
Thesis jaar
2002